De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 616]
| |
Het of der?Het Nederlands vertoont in zijn verschillende vormen van taalgebruik een vrij onsystematische concurrentie tussen het adverbium er en zijn varianten der en ter. Dat het alternatieve gebruik van er, der, ter ook verband kan houden met dialectvormen, ligt voor de hand. Daarom heeft L. Koelmans, aansluitend bij zijn historische schetsGa naar voetnoot1, een dialectgeografisch onderzoekGa naar voetnoot2 gewijd aan het adverbium er. Hierin gebruikt de auteur vooral gegevens uit Noordnederlandse dialecten, naast enkele zinnen uit de R.N.D. De interpretaties die L. Koelmans bij de kaart van zin 119 (Er waren vijf prijzen), met zinsopenend erGa naar voetnoot3 geeft, wens ik in deze bijdrage even van dichterbij te bekijken. Ik beperk me daarbij tot het Vlaamse en het daarbij aansluitende Brabantse deel. Het valt op dat in die gebieden er uiterst zelden werd genoteerd. Behalve Filippine (I 136) kent Zeeuws-Vlaanderen alleen vormen met d-anlaut, zoals ook het grootste deel van het Land van Waas. Frans-Vlaanderen en bijna heel West-Vlaanderen worden geïnterpreteerd als het-gebieden. In dat bijna homogene deel hebben Brugge (H 36) en Beveren-Leie (O 81) er, in enkele plaatsen werd d-anlaut genoteerd. Daarnaast zijn er ook plaatsen met tər. Die tər-varianten vindt men sporadisch in het noordelijk deel van West-Vlaanderen, talrijker in de zuid-oostelijke helft van Oost-Vlaanderen, verder ook nog in het noord-westelijk deel van Oost-Vlaanderen, telkens in de buurt van plaatsen met d-anlaut of met alleen t. Koelmans ziet de tər-vormen als contaminatie van d-vormen en het.Ga naar voetnoot4. Al vroeger heb ik een dergelijke interpretatie verworpen en tər gewoon als een verscherpte vorm van dər voorgesteld.Ga naar voetnoot5 Koelmans zou die verscherping wel willen aannemen ‘wanneer duidelijk was waar die verscherpte anlaut vandaan komt’ (p. 174). Dat te bewijzen is een vrij moeilijke taak, maar ik kan toch op enkele parallellen wijzen van verscherpte d-anlaut. I. TeirlinckGa naar voetnoot6 vermeldt in §241 voor Ndl. d = zovl. t in de anlaut: tak (= Ndl. dak) - twers (= Ndl. dwars) - turen (= Ndl. durven) en verwijst ook naar pro- en enclitisch tər, naast dər voor Ndl. der, er, daar. Ook tans in het Idioticon met de varianten tan, tons, tuns, toens voor Ndl. dan hoort bij deze reeks woordenGa naar voetnoot7. Voor | |
[pagina 617]
| |
het Ndl. adverbium dan worden vormen met t-anlaut opgegeven voor Aalst (O 61)Ga naar voetnoot8: toensj en tɛn, voor Gent (I 241): tons,Ga naar voetnoot9 in het Land van WaasGa naar voetnoot10: tɛn, en in West-VlaanderenGa naar voetnoot11: ton(s). Voor het Ndl. dwars biedt de R.N.D.-zin 73 (Ik kan met geen dwarse mensen omgaan) een interessant beeld: t, zeer sporadisch ook d en t, werd genoteerd in de westelijke helft van Oost-Vlaandseren en in de oostelijke helft van West-Vlaanderen. De meest westelijke plaats met t is Ghyvelde (H 81) in Frans-Vlaanderen. Volledig homogeen zijn die gebieden wel niet, want er liggen vooral in de grenszones plaatsen met d-anlaut. Ongelukkig werd in het grootste deel van Frans-Vlaanderen, voor de zuid-westelijke hoek van West-Vlaanderen en een deel van zuidelijk Oost-Vlaanderen het woordje dwars door een andere constructie vervangen. Buiten twers bij I. Teirlinck, vinden we in het Gents Woordenboek de vorm twis, naast dwars, dwers, dwis, twis en tswis. Ook De Bo geeft twe(e)rsch naast dweersch.Ga naar voetnoot12 Ook de RND-zin 105 (Durft gij daarop duwen?) toont t-anlaut in de zuidelijke helft van Oost-Vlaanderen en het eraan grenzende Brabantse gebied. Het valt op dat de andere helft van Oost-Vlaanderen en ook heel West-Vlaanderen, op enkele uitzonderingen na, alleen d-anlaut hebben. Het blijft een vraag of het al dan niet stemloos zijn in de vraagzin verband houdt met de beklemtoonde positie van de werkwoordsvorm: durft...? Bij deze woorden met t-anlaut voor Ndl. d behoort ook tees, het subst. of adj. gebruikt aanw. vnw. dat de waarde heeft van het Ndl. ditGa naar voetnoot13 en eigenlijk een vorm is van deze. De vorm tees vermeldt S. De Vriendt voor een streek waarvan het westelijk deel overeenkomst met het Oostvlaamse gebiedGa naar voetnoot14 waarvoor tər of t werd genoteerd in de R.N.D.-zin 119, met o.m. de plaatsen Aalst (O 61), Ninove (O 152) en Dendermonde (I 262), tees vindt men ook in de zuidelijke helft van het Land van Waas met o.m. St.-Niklaas (I 175) en Temse (I 215). Naast tər, de verscherpte vorm met verdofte vokaal van daar, komen dus ook andere woorden met t-anlaut voor Ndl. d voor: ton en varianten, tur(v)en en tees. Het valt op dat die vormen met stemloze anlaut niet precies in een gelijk afgebakend gebied zijn te situeren. Toch valt niet te ontkennen dat tər-vormen in zin 119 grosso modo te vinden zijn in een gebied waarvoor ook een of meer andere woorden met verscherpte dentale anlaut werden genoteerd. De verklaring voor die verscherping is moeilijk te achterhalen. Er kan gedacht worden aan een etymologische oorzaak. Immers, daar, dan, deze, durven en dwars zijn woorden met oorspronkelijk Oerg. th. Ze zouden de | |
[pagina 618]
| |
oorspronkelijke stemloze anlaut hebben kunnen bewaard.Ga naar voetnoot15 Parallel met de stemloze anlaut van deze woorden is het verschijnsel van spontane verscherping die ook bij Franse woorden in Vlaamse dialekten te horen valt. Toevallig konden we noteren təfrent, voor Fr. différent, in Aalst (O 61), Beveren-Leie (O 81), Steenhuize (O 143), Iddergem (O 144), Oostnieuwkerke N 37), Kortemark (H 115) en Wingene (H 119) - trapo voor Fr. drapeau in Zele (I 258) en in Velzeke (O 111), sporadisch ook wel in Aalst (O 61) en trampo in Kortrijk (N 141).Ga naar voetnoot16 De t-anlaut in tantist voor Fr. dentiste, zou beïnvloed kunnen zijn door de anlaut van het substantief tand. In al die woorden blijft de klemtoon op de laatste syllabe. De interpretatie van tər als contaminatie van het en er lijkt ook om een andere reden niet vol te houden. We nemen zelfs dat t in de zin Er waren vijf prijzen, te situeren in Frans- en West-Vlaanderen, niet mag worden geïnterpreteerd als een vorm van het. In de eerste plaats valt het op dat voor die RND-zin nergens een vokalisch element vóór t wordt opgegeven. De belangrijkste reden om de interpretatie t = het, te verwerpen is van distributioneel-syntactische aard. In mijn eigen Aalsters dialect zijn de volgende zinnen zeer normaal: t(h)ee(f)t (h)ier iemand naar u gevraagd - t staan (h)ier altijd enigte mannen voor de poort. Beide zinnen kunnen ook worden gezegd met tər, zonder enige betekeniswijziging. Merkwaardig is nu dat die zinnen met inversie alleen dər of de geassimileerde vorm tər kennen, nooit t alleen: (h)ee(f)ter (h)ier iemand naar u gevraagd? - staan der (h)ier altijd enigte mannen voor de poort? In deze vraagzinnen valt duidelijk het adverbium dər te herkennen, al dan niet met assimilatie door de voorafgaande consonant. De twee vormen t en dər/tər zijn twee positioneel-combinatorische varianten van het adverbium dər, dat in deze zinnen functioneel overeenkomt met het Nederlandse repletieve er, waarmee een onbepaald subject wordt gecombineerd.Ga naar voetnoot17 Niet alleen bij inversie, maar ook in voegwoordzinnen komt tər, de geassimileerde vorm van dər, te voorschijn: datər (h)ier iemand naar u gevraagd (h)eeft - astər (h)ier altijd enigte mannen voor de poort staan. We hebben ter controle een kleine steekproef gehouden bij een 500 Gentse studenten-neerlandici, aan wie gevraagd werd duidelijk te letten op het begin van een zestal zinnetjesGa naar voetnoot18 wanneer ze die in hun dialect omzetten. Wegens de beperkte ruimte waarover ik voor dit artikel beschik, kan ik niet ingaan op verschillende detailpunten. Wel kan worden gezegd dat de zinnen met t of tər vooraan in de zin ongeveer te situeren zijn in de Vlaamse en Brabantse gebieden met t en tər voor de RND-zin Er waren vijf prijzen. Vrij zeldzaam komt ook dər naast tər voor. Vooral West-Vlaan- | |
[pagina 619]
| |
deren heeft alleen t, maar ook voor plaatsen in dit gebied wordt tər opgegeven naast t.Ga naar voetnoot19 Bij de enquête werd ook gevraagd die zinnetjes om te vormen tot vraagzinnen met Vf vooraan en tot voegwoordzinnen. In de dialecten waar t de mededelende zinnen inleidt, verschijnt bij de omzetting telkens dər of geassimileerd tər. Dat proclitisch t geïnterpreteerd dient te worden als een combinatorische variant van het repletief functionerend adverbium dər, wordt ook bevestigd door gegevens die we ontlenen aan Gentse licentieverhandelingen die vrij op de band gesproken dialect analyseren. Fr. Verstraete noteerde als repletief bij een onbepaald subject voor het dialect van Beveren-Leie (O 81) als eerste zinsdeel t (89 x), met daarnaast ook der (6 x) en ter (3 x). In voegwoordzinnen en inversiezinnen werden alleen der of ter gebruikt. Voor Hulste (N 85), ten noorden van Kortrijk, noteerde J. Ottevaere t (193 x) in het begin van de zin, terwijl de voegwoordzinnen en de zinnen met inversie telkens tər of dər hebben. Bij onze schriftelijke enquête hebben we ook nog gevraagd in de zin Die kerels zijn luieriken het subject die kerels te vervangen door een pronomen (ze, dat of het). De studenten die (he)t gebruikten, behielden die vorm wanneer de zin werd omgezet tot een vraagzin met Vf vooraan of tot een voegwoordzin. Er was nergens vervanging van (he)t door dər, tər of ər. Hieruit kan men afleiden dat in zinnen met t vóór Vf dit t een verschillende waarde kan hebben volgens de functie in de zin: 1. repletief adverbium als vorm van dər, daar - 2. persoonlijk of onbepaald pronomen. Uit die dubbele waarde van t vóór een Vf kan dan ook het eerste er in: er komt er dus op neer dat..., geschreven door iemand die in zijn dialect als repletief tər of t gebruikt, als een hypercorrecte spelling verklaard worden. De overgang tər〉 t in de positie vóór een Vf is fonetisch aanvaardbaar. We kunnen erop wijzen dat o.m. in Vlaamse en in Brabantse dialecten in monosyllabische woordjes als door, hier, naar, maar, meer de slot-r vaak wegvalt ten gevolge van assimilatieverschijnselen. Misschien komen de r-loze talrijker voor en hebben ze de tər-vormen verdrongen. Verdoffing en zelfs wegvallen van de vokaal in proclitische positie kan men als normaal beschouwen. Onze interpretatie van t als repletief adverbium vóór een Vf, ontstaan uit tər<dər, wijkt niet alleen af van de opvatting van L. Koelmans. VercoullieGa naar voetnoot20 kent aan het de waarde van het Duitse es toe. Het valt ook hier op dat zijn voorbeelden het vooraan hebben: het was een keer een man - het staan veel boomen. De Bo schrijft in zijn Westvlaamsch Idioticon s.v. het, et, 't dat het aan het hoofd van een propositie gesteld wordt in plaats van er, daar. Duidelijk wordt hier gewezen op de positie vóór Vf, maar uit de formulering blijkt dat De Bo (he)t en er wel dezelfde functie toekent, maar beide vormen formeel apart ziet. Ook voor het Oostends kent R. DesnerckGa naar voetnoot21 aan et ‘dat een algemene strekking uitdrukt’ de waarde toe van het Ndl. er. Als nevenvormen worden ook opgegeven: ter, der, te. De twee voorbeelden met et, hebben dit element weer vooraan in de zin. Ook I. Teirlinck wijst in zijn Zuid-Oostvlaandersch | |
[pagina 620]
| |
Idioticon op de overeenkomst met Ndl. er. Opvallend is dat ook hier in de voorbeelden 't vóór het Vf staat. Het Mnl. Wb. s.v. het, kol. 408 wijst op de parallellie met het Duitse es ‘als onbepaald ond. der werking, als aankondiger van het logische ond. van de zin’ en merkt op dat het in die functie in het Ndl. vervangen is door er. In veel in dat deel gegeven voorbeelden heeft het inderdaad de waarde van het repletief er. De voorbeelden uit de Rijmbijbel van Van Maerlant hebben het als eerste woord van de zin, maar er wordt ook opgemerkt dat ook er wordt gebruikt. Opvallend is nu dat de voorbeelden met er alle dat-zinnen zijn.Ga naar voetnoot22 Voor het door ons voorgestelde verband (he)t - daar is wel belangrijk dat bij het voorbeeld: Het haddense met hem (Rijmkroniek van Melis Stoke III, 69) als variante wordt opgegeven: daer haddense.... Ook het WNT vermeldt het gebruik van het ‘als voorlooper van een aanstonds te noemen enkel- of meervoudig onderwerp’. Alle voorbeelden hebben het vooraan en zijn meestal citaten van Zuidnederlandse auteurs. In teksten uit de 19e eeuw kan ook wel gedacht worden aan een interpretatie van t als het onder invloed van de Duitse constructie met es. We menen dat de spelling het in de Mnl. voorbeelden gezien moet worden als een grafische reïnterpretatieGa naar voetnoot23 van t, dat, zoals blijkt uit de vormen t en tər in de huidige Vlaamse en gedeeltelijk Brabantse dialecten, een gereduceerde vorm is van het adverbium dər, daar. Ook J.A. ClignetGa naar voetnoot24 heeft al gechreven ‘Oulings werd het woordje het voor daar of er gebezigd’, naar aanleiding van het vers Het mende .i. man .ii. mulinnen / Int lamoen ghinc die .i. binnen (Fab. 49). Enkele andere verzen uit de Esopet, die telkens het begin vormen van een fabel, hebben het repletieve het altijd voor het Vf, wat er ons toe brengt ook hier het te interpreteren als de geschreven vorm van oorspronkelijk adverbiale t met repletieve functie.Ga naar voetnoot25 Misschien zou men tegen deze interpretatie kunnen argumenteren dat met de spelling het toch duidelijk het combinatorisch-positioneel syntactisch verband wordt verwaarloosd met het adverbium tər < dər < daar. Niet altijd wordt door de spelling het verband met de oorspronkelijke vorm in stand gehouden. Dat blijkt o.m. uit Vlaamse 16e eeuwse grafieën, waar anorganische e of he | |
[pagina 621]
| |
voor een t wordt gevoegd, zonder dat de schrijver rekening houdt met de oorspronkelijke syntactische waarde van het element t.Ga naar voetnoot26 Moeilijkheden bij de interpretatie van gegevens uit hedendaags dialectgebruik kunnen ook problemen doen rijzen over (ouder) geschreven materiaal. Aan collega Van den Berg, wiens ruime belangstelling ook de hier omschreven delen van de Nederlandse taalkunde geldt, bieden we deze bijdrage aan met alle sympathie.
V.F. VANACKER |
|