| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Opstellen over taalgebruik
Onder redactie van Dolf Hartveldt is een bundel opstellen uitgegeven, getiteld Taalgebruik. Opstellen over taal in de maatschappij, in de opvoeding en in het onderwijs. Deze bundel dankt zijn ontstaan aan het feit dat veel studenten aan de Nederlandse universiteiten dikwijls niet genoeg kennis van het Engels bezitten om met vrucht wetenschappelijke artikelen in die taal te kunnen lezen. Dit althans is de - onthutsende - conclusie waartoe de redacteur van deze opstellenbundel kwam tijdens werkcolleges aan een Nederlandse universiteit. Een bijkomend voordeel van een vertaling van een aantal sociolinguïstische opstellen is natuurlijk dat men, hoe dan ook, met een Nederlandstalige editie een ruimer publiek bereikt dan met een bloemlezing in de Engelse taal. Een groep doctoraalstudenten in de algemene taalwetenschap aan de Nijmeegse universiteit bleek bereid het grootste deel van de vertaling te verzorgen en zo ontstond een handzame bloemlezing.
Na een summiere inleiding in de sociolinguïstiek van de redacteur, die zich in dit korte bestek geen voorstander betoont van de formele, meer in het bijzonder de transformationele taalkunde, volgen twee reeksen opstellen. De eerste reeks, ‘Taalgebruik en maatschappij’ bevat een uit 1931 daterend opstel van Sapir, ‘Communicatie’, van Dell Hymes ‘Communicatieve competentie’, van Brown en Gilman ‘De voornaamwoorden van macht en solidariteit’ en van Bernstein ‘Sociale klasse, taal en socialisatie’. De tweede afdeling, ‘Taalgebruik en onderwijs’, bevat het bekende artikel ‘De logica van het niet-standaard Engels’ van Labov, ‘Een kritische beschouwing van het begrip compensatieonderwijs’ van Basil Bernstein, ‘De vloek van Babel’ van Einar Haugen, ‘Taal, attitude en sociale verandering’ van Frederick Williams, en tenslotte van Susan U. Philips ‘Participatie-structuren en communicatieve competentie: kinderen uit Warm Springs in de samenleving en in de klas’.
Het boek wordt gecompleteerd door een bibliografie en een namenregister; het is verschenen in de reeks ‘Basisboeken’ van de uitgeverij Ambo te Baarn.
M.C.v.d.T.
| |
Jaarboek De Franse Nederlanden
Door de ‘Stichting Ons Erfdeel vzw’ wordt het jaarboek De Franse Nederlanden / Les Pays-bas français uitgegeven, waarvan we hier het derde nummer kunnen aankondigen. Het 254 blz. tellende boek bevat bijdragen in de Nederlandse of Franse taal over gevarieerde onderwerpen: muziek, letterkunde, economie, geschiedenis, bouwkunst, alles betrekking hebbend op de Franse Nederlanden. Artikelen van direct belang voor lezers van De nieuwe taalgids zijn: ‘Camille Looten en Vital Celen: een vriendschap voor Frans-Vlaanderen’ door Mare Somers, ‘De wisselwerking tussen Romaans en Germaans in Noord-Frankrijk, I De streektalen’ door Willy van Hoecke, en ‘De schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk, begin van de 19e eeuw. Lexicon 3’ door Cyriel Moeyaert. Een bibliografie en een kroniek over 1977 besluiten het boek.
De prijs van dit jaarboek is 550 BF of Fl. 40,-; het is te bestellen bij de Stichting Ons Erfdeel vzw, Murissonstraat 160, 8530 Rekkem, West-Vlaanderen, België.
M.C.v.d.T.
| |
| |
| |
Signalement van sprekende zegswijzen
Na het succes van R. Reinsma's Signalement van nieuwe woorden uit 1975 (aangekondigd in Ntg 68, 422-3) is nu een tweede deel verschenen in wat de ‘Signalementreeks’ genoemd wordt, en wel Signalement van sprekende zegswijzen door Annemarie Houwink ten Cate. De ondertitel luidt: ‘Bekende en onbekende zegswijzen: hun betekenis en herkomst’, en blijkens het ‘Voorwoord’ is de bedoeling van dit werkje de herkomst of de oorspronkelijke betekenis van de opgenomen uitdrukkingen te verhelderen; dat geschiedt dan volgens de woorden op het omslag ‘dikwijls tot lering en even vaak tot vermaak van ons, taalgebruikers.’
Deze karakterisering wijst erop dat we hier niet met een wetenschappelijk werk te maken hebben; het is meer een boekje voor een groot publiek geworden. De vakman grijpt trouwens toch naar Stoett of het WNT en zal wel niet in de eerste plaats dit Signalement als naslagwerk gebruiken. De keuze van de behandelde uitdrukkingen is overigens niet altijd duidelijk: waarom het één wel behandeld, het ander niet? De schrijfster had haar voordeel kunnen doen met de verhelderende terminologische onderscheidingen die Van Gestel destijds (Ntg 56, 214-9) heeft voorgesteld; zoals het nu is worden in dit boekje niet alleen ‘zegswijzen’, maar vooral ‘uitdrukkingen’ besproken en bovendien nog heel wat ‘gezegdes’ (van het type kunst- en vliegwerk, te hooi en te gras en ook moderne invectieven zoals maandagmorgenexemplaar).
De samenstelster van deze verzameling, ‘de journaliste en vertaalster Annemarie Houwink ten Cate, die o.m. een rubriek over zegswijzen verzorgde in het maandblad Elegance’ - aldus de informatie van de achterkaft - heeft bovendien een register opgenomen waarin de lemma's naar hun herkomst gerubriceerd zijn en een alfabetisch register op trefwoorden. Het boekje telt 208 bladzijden, het is uitgegeven bij Elsevier te Amsterdam en het kost f 19,90.
M.C.v.d.T.
| |
Studia Germanica Gandensia XVIII, 1977
De eerste bijdrage van dit nummer To be going to van L. Haegeman gaat over de semantische implicaties van het gebruik van deze constructie met een infinitief. In de tweede: The dramatic use of history in the restoration period betoogt J.P. Vander Motten, dat de ernstige toneelstukken uit die periode weinig zin voor historiciteit laten zien. - W. Schrickx schrijft over opvoering van toneelstukken van Shakespeare in de theaters van Brussel en Gent in de 18de eeuw: Ducis' Shakespeare-adaptaties opgevoerd in Brussel en Gent in de 18de eeuw. - C. Rodderick handelt over Joseph Conrad's affiliations with Australia. De enige bijdrage die rechtstreeks verband houdt met de neerlandistiek, is van de hand van M. Van de Velde en gaat over Der Nebensatztyp ‘ein Umstand, den zu berücksichtigen er vergisst’ im Deutschen und im Niederländischen. De schrijver onderzoekt de concurrerende constructies: ‘ein Umstand, den er immer zu berücksichtigen vergisst’ en ‘ein Umstand, den er immer vergisst zu berücksichtigen’. Hij gaat van de traditionele behandelingswijze uit, maar hij baseert zijn beschouwingen, in tegenstelling tot G. Bech, die de in de titel aangehaalde constructie uitvoerig beschreven heeft, op de functionele relatie van de te + infinitief-groep tot het hoofdwerkwoord. Hij richt de aandacht in het bijzonder op de plaats waarop de te+infinitief-groep voorkomt. Het onderzoek is voornamelijk
| |
| |
beschrijvend op basis van materiaal dat hijzelf en germanistiekstudenten ter aanvulling van dat van Bech verzameld hebben. In de vergelijking van de Duitse met de Nederlandse gevallen wordt vooral ingegaan op de verschillen tussen deze talen. Het Nederlands blijkt over minder plaatsmogelijkheden te beschikken dan het Duits: het type van de titel van de bijdrage blijkt er niet voor te komen: het type ‘wat Clark te bewijzen had overgelaten’ (Mittelfeldinkohärenz) is er twijfelachtig; de mengvorm ‘de betaalmiddelen die u in het buitenland denkt nodig te hebben’, die in het Duits alleen bij koppelwerkwoord + adjectief voorkomt, treedt in Nederland ook bij zelfstandige werkwoorden op. - L. Keustermans schrijft over het werk van de hedendaagse Zweedse schrijver Sven Delblanc (geb. 1931) onder de titel: Existentie en engagement - enkele grote lijnen in de maatschappijkritische romans van Sven Delblanc.
B.v.d.B.
| |
Kaartbeelden in de dialectgeografie
The value of the map configuration is een speciaal nummer van de Mededelingen van de Nijmeegse centrale voor dialect- en naamkunde (1977). Weijnen geeft daarin een overzicht van de termen die dialectonderzoekers gebruikt hebben of gebruiken met betrekking tot de ligging en de vorm van dialectgebieden op dialectkaarten, en de verklarende kracht die deze ligging en vorm hebben. Zo is de wet dat chronologische nabijheid weerspiegeld wordt door geografische nabijheid, waarschijnlijk een van de belangrijkste geolinguïstische wetten. De ligging en de vorm van sommige dialectgebieden geven aanleiding tot het aannemen van contaminatie, ontlening, enz. als verklaring van de spreiding van bepaalde dialectverschijnselen. De auteur geeft 13 soorten van kaartbeelden met de naam van ieder. Verder geeft hij drie axioma's van de vergelijkende dialectgeografie: 1 de ouderdom van een dialectverschijnsel staat in verhouding tot de oppervlakte van zijn distributie; 2 gelijkheid van het kaartbeeld van dialectverschijnselen impliceert gelijkheid van oorzaken voor de totstandkoming van de dialectgebieden; 3 als twee isoglossen gedeeltelijk samenvallen, moeten ze te eniger tijd precies gelijk gelopen hebben. Zowel ten aanzien van deze axioma's als ten aanzien van een aantal hoofdvormen van de dialectgebieden (de cirkel, de trechter, de ananasschijf, het uiteengeslagen blok, het staffellandschap) maakt hij kritische opmerkingen die manen tot voorzichtigheid bij het trekken van verklarende conclusies uit de vorm van het dialectgebied. Het is jammer, dat de kaartjes 4 en 9 erg onduidelijk uitgevallen zijn door de sterke verkleining.
B.v.d.B.
| |
IPO annual progress report, 12 (1977)
Het verslag van het Instituut voor perceptie-onderzoek te Eindhoven behelst vier bijdragen over auditorische perceptie, zeven over perceptie van spraak, vijf over visuele perceptie, twee over communicatie, drie over hulpmiddelen en twee over instrumentatie. Wij noemen hier van deze bijdragen afzonderlijk: Vowel length and the perception of prosodic boundaries van D. Bouwhuis en J. de Rooij, die een onderzoek instelden naar de relatie tussen de lengte van vocalen en de perceptie van prosodische grenzen. Ze verrichtten hun waarnemingen met behulp van de woordenreeks Daan zei de baas is te laat, die prosodisch op twee manieren kan worden ingedeeld, nl.: ‘Daan,
| |
| |
zei de baas, is te laat.’ en ‘Daan zei, de baas is te laat’. Ze onderzochten welke invloed veranderingen in de lengte van de vocalen van Daan, zei en baas hadden op de perceptie van de prosodische grenzen door luisteraars. De uitslag van hun onderzoek was, dat verschillende lengtes van de vocalen, onafhankelijk van elkaar aangebracht, bijdroegen tot de perceptie van grenzen in spraak. R. Collier heeft in The perception of English intonation by Dutch and English listeners verslag gegeven van het eerste gedeelte van een onderzoekprogramma met betrekking tot de vergelijking van de Nederlandse en de Engelse intonatie. Hij komt tot de conclusie dat zowel Engels sprekende als Nederlands sprekende personen in staat lijken te zijn, twintig verschillende Engelse toonhoogtecontouren te verdelen in een kleiner aantal intonationele categorieën. Op communicatief gebied ligt de bijdrage van H.C. Bunt, Towards an analysis of dialogue organization principles. Een lijst van IPO-publicaties vindt men op blz. 141-147. Het verslag is verkrijgbaar aan het adres: Postbox 513; 5612 AZ Eindhoven.
B.v.d.B.
| |
Verslagen van de 146e vergadering van de Nederlandse vereniging voor fonetische wetenschappen (1978)
De vergadering is op 6 januari 1978 in het Instituut voor Fonetische wetenschappen van de universiteit van Amsterdam gehouden. H.W. Campbell (K.U. Nijmegen) sprak over Perceptieve relevantie van grondtoonvariaties: De begin-Fo blijkt relevant te zijn als perceptieve dimensie bij het beoordelen van het (Engelse) woord als zelfstandig naamwoord (súbject) of als verbum (subjéct). Bij het beoordelen van toonhoogteverschillen blijkt de rol van Fo niet duidelijk te zijn. Volgens J. 't Hart (Eindhoven), Psychofonetische achtergronden van toonhoogtestilering, kan de Nederlandse intonatie zó gestileerd worden, dat met gebruikmaking van een inventaris van 12 perceptief relevant genoemde toonhoogtebewegingen een corpus van 1500 aaneengesloten spraakuitingen kon worden getranscribeerd. De ‘compleetheid’ van deze inventaris is te begrijpen doordat het aantal manieren dat in de inventaris van perceptief relevante toonhoogten langs empirische weg gespecificeerd is, precies gelijk is aan het aantal bij luisterproeven experimenteel onderscheidbare manieren. - A.C.M. Rietveld en L. Boves (IFN, Nijmegen) bespraken de eerste fase van een programma voor de stilering van toonhoogtekontoeren: Automatische toonhoogtedetektie, waardoor a priori bepaalde lettergrepen als klemtoonkandidaten kunnen worden uitgeschakeld. - P. Wichem (IFN, Nijmegen) sprak over het meten van het relatieve effect van visuele terugkoppeling bij het aanleren van onbekende intonatieverlopen. - N.J. Willems (Fonetisch Instituut Utrecht) behandelde Toonhoogteaspecten van de productie van een Nederlands accent in het Engels, een bijdrage aan een contrastieve analyse van de Engelse en Nederlandse intonatie. - T. Kruyt (R.U. Leiden) doet verslag over een experiment betreffende Imitatie van Nederlandse intonatiepatronen met het oog op het talenonderwijs. Het nazeggen van de verschillende
intonatiepatronen door de proefpersonen blijkt goed te gaan. Bovendien worden de verschillende intonatiepatronen goed van elkaar onderscheiden.
Het verslag telt 39 bladzijden. Het secretariaat van de vereniging is in handen van I.H. Slis, Instituut voor Fonetiek, Erasmuslaan 40, Nijmegen.
B.v.d.B.
| |
| |
| |
Naamkundige bedrijvigheid in Friesland
Het Nammekundich Wurkforbân, dat in 1972 deel XVI van de reeks Fryske Plaknammen uitgegeven heeft, heeft een nieuwe naamkundige reeks opgezet, waarin ook persoonsnamen behandeld zullen worden. Er zijn inmiddels twee deeltjes uitgekomen. Het eerste, onder de titel Fryske nammen, is een verzamelbundel, waarin de volgende bijdragen voorkomen: W.T. Beetstra, Warkummer lânnammen; D.P. Blok, Oldeberkoop; Tj. W.R. de Haan, Sage en plaatsnaam; H. de Jong, De namme Mentha Carolina; P. Kramer, De sprieding fan 'e Sealter plaknammetypen oer Europa; D.J. van der Meer, Inkelde Aldfryske plaknammen ut Marsum; H.T.J. Miedema, Redbad, Rixt en oare Fryske nammen yn Kalma syn keningsdrama's; dezelfde, Baduhenna, Tamminga en Juw fon Wearinga; O. Santema, Toponymy fan 'e Lege Wâlden (Terherne, Terkaple, Eagmaryp); J.J. Spahr van der Hoek, Stân fan saken oangeande de toponymesamlingen; D.A. Tamminga, Baduhenna: in oare hypothese; R. van der Velde, Volksnamen voor nieuwbouw; J. fon Wearinga, Baduhenna faeks gjin echte eigennamme.
Het tweede deeltje is een studie van de Toponymy fan Boazum door Ph. H. Breuker. Hij verstrekt o.m. historische gegevens, een systematische indeling van de namen in soorten (van dijken, wegen, stukken land, huizen, enz., enz.), een alfabetische beschrijvende opsomming, kaarten, bronnen, literatuur en een register.
De reeks wordt uitgegeven door de Fryske Akademy in Leeuwarden.
B.v.d.B.
| |
Taalkundige bibliografie, tweede deel, 1691-1804
J. Knol en M. Maas hebben een voorlopige bibliografie van de geschriften op het gebied van de Nederlandse taalkunde uit de periode 1691-1804 samengesteld, die voor belangstellenden ter kennisneming en ter voorstelling van aanvullingen en verbeteringen verkrijgbaar is bij de Faculteit der Letteren van de V.U., postbus 7161; 1007 MC Amsterdam.
B.v.d.B.
| |
Colloquium over determinatie
De vakgroep linguïstiek van de universiteit van Antwerpen (UIA) organiseert op 21 februari 1979 een colloquium over het thema determinatie. Abstracts van papers over bijvoorbeeld syntaxis, semantiek en pragmatiek, taalparticuliere en universele, synchrone en diachrone aspecten worden tot 31 november 1978 ingewacht bij Johan Van der Auwera, Universiteit Antwerpen (UIA), Germaanse talen, B-2610 Wilrijk, België. De handelingen verschijnen in een speciaal nummer van de Antwerp Papers in Linguistics. Voertaal van het colloquium is Engels.
| |
Het mens- en wereldbeeld in het Symbolisme
Op 2, 3 en 4 oktober 1978 zal in de Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden een conferentie worden gehouden over het Mens- en wereldbeeld in het Symbolisme. Aan het programma zullen meewerken:
Prof. Dr. J.M.M. Aler, Amsterdam
Prof. Dr. R. Henrard, Leuven
Mevr. Dr. B.H. Spaanstra-Polak, Tietjerk
| |
| |
Dr. H.A. Wage, Den Haag
De conferentie, die op maandagavond begint en woensdagmiddag eindigt, is speciaal bestemd voor literatuur-docenten en -studenten, literatoren, functionarissen van bibliotheken, van uitgeverijen en van boekhandels.
Nadere inlichtingen: Internationale School voor Wijsbegeerte, Dodeweg 8; 3832 RD Leusden. Telefoon: 033-15020.
| |
Inleiding Zeventiende-eeuws
De Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuwse teksten, die in gestencilde vorm beperkt verkrijgbaar was bij het Instituut De Vooys (zie de derde aflevering van de lopende jaargang, blz. 279 vlg.), is uitverkocht. Een nieuwe oplaag wordt niet overwogen, aangezien een gedrukte uitgave in voorbereiding is. Als het drukken volgens de verwachtingen verloopt, zal het boekje ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van deze Ntg-aflevering in de boekhandel verkrijgbaar zijn, mogelijk ook eerder.
|
|