| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche Warande en Belfort 123 (1978), nr. 4
José Boyens schrijft De geschiedenis van een nooit verschenen tijdschrift - Sienjaal - aan de hand van de onuitgegeven brieven van Oscar Jespers aan Paul van Ostaijen. -‘Hugo Claus blijft maar produktief, al zit hij zoals enkele anderen van zijn generatie kennelijk in een dorre periode. De teksten blijven komen, maar naar mijn gevoel is de fut er voor een goed deel uit.’ Zo opent Marcel Janssens zijn bespreking van Nieuw werk van Hugo Claus. - Erotiek en politiek; de vroege poëzie van Sybren Polet is een artikel van Hugo Brems waarin deze stelt dat ‘Polet zich als dichter met geen stroming kan identificeren. Die bewuste weigering ergens mee samen te vallen, is ook een van de formuleringen waarmee het hoofdthema van deze poëzie kan worden omschreven.’
| |
Driemaandelijkse bladen 30 (1978), nr. 1
H.H.A. Morshuis bestudeerde Samenstellingen bestaande uit twee zelfstandige naamwoorden in Noord-Oost Nederland. - Drie naamkundige studies: R.A. Ebeling De familienaam Zinkhann en Nogmaals Winterterp en van J. Wieringa Het Rundveen op de Lheeder es. - H. Lamers komt tot de conclusie dat Kreupel-kreukel een Duits substraat is. - H. Entjes over Toevallige bijzonderheid en algemeen gebruik. - G.P. Mulder voegt nog het een en ander toe aan De zoolsteden van Appelsche (2). - F. Veldman vestigt in Van kristenmensen en vrome dienders de aandacht op theologisch-sociale taaltaboe's in een Gronings toneelstukje.
| |
Forum der letteren 19 (1978), nr. 1
Deze keer een themanummer, getiteld Wetenschap en woordenschat, met de volgende bijdragen: J. van Marle De taken van het lexicon, H.J. Verkuyl Lexicon en werkelijkheid, R. Schreuder en W.J.M. Levelt Psychologische theorieën over het lexicon, G. Geerts Sociolinguïstische variatie en lexicon, W.J.J. Pijnenburg en H. van der Hulst en M. Moortgat Geïnstitutionaliseerde lexicologie, P.G.J. van Sterkenburg Nederlandse lexicografie en taalwetenschap, Q.I.M. Mok Polysemie en homonymie in recente Franse woordenboeken en B.P.F. Al Thesaurus en taalkundig onderzoek.
| |
Glot 1 (1978), nr. 2
Over de syntaxis en de semantiek van de verba ‘heten’ en ‘noemen’ gaat het artikel van Michael Moortgat What's in a name. - Teun Hoekstra laat zien Waarom niet niet NEG is. - Harry van der Hulst zoekt Naar een adekwate teorie van taalverandering. - In Analogie en Fonologie reageert Geert Koefoed op het artikel van Jansen en Nijhof uit het eerste nummer van Glot.
| |
Gramma 1 (1977), nr. 2
G. Dibbets buigt zich over Datering en Bronnen van de Dutch-Tutor, een 17e-eeuws Engels leerboek Nederlands. In Over het ontstaan en de effecten van taalattitudes geeft M. Ebertowski een overzicht over de onderzoekssituatie op een in Nederland nog nauwelijks ontgonnen terrein binnen de sociolinguistiek. J. van Bakel doet verslag van de wijze waarop De uitgave van de Vlaamse Soldatenbrieven (inmiddels verschenen) tot stand is gekomen en beschrijft de - automatische - methode van tekstverwerking die daarvoor is ontwikkeld. M. Klein problematiseert Een merkwaardige appositie.
| |
| |
A. Kraak geeft een overzicht van de wetenschappelijke achtergronden van het onderzoeksprojekt ‘Psycholinguistische voorwaarden en processen bij het leren lezen en schrijven’ van het instituut ATW te Nijmegen. Tenslotte bespreekt A. Foolen de opstellenbundel van D. Wunderlich, Studien zur Sprechakttheorie (1976).
| |
Gramma, 2 (1978), nr. 1
Dit nummer opent met een omvangrijke bijdrage van Pieter A.M. Seuren over Graad-adjectieven en oriëntatie, door W.G. Klooster van Kanttekeningen voorzien. H. van Driel, M.C. van den Toorn en H.L.M. Vullings brengen verslag uit van een onderzoek naar Intuïties omtrent het voorzetselvoorwerp. R. van Hout geeft informatie over een sociolinguistisch onderzoek in Nijmegen dat gericht is op het Nederlands tussen dialect en standaardtaal. G. Extra tenslotte bespreekt uitvoerig Herbert H. Clark & Eve V. Clark: Psychology and Language. An introduction in Psycholinguistics.
| |
nr. 2/3
Bernard T. Tervoort beantwoordt de vraag: Hoe wezenlijk is de fonologische component? - W. Vandeweghe reageert op het ‘Pennelikkerhangijzer’ van Van den Toorn (Gramma 1, 1) onder de titel Partikels en woordvolgorde. - Attitudeverschillen ten aanzien van taalvereenvoudiging worden geïnventariseerd door M.A. van 't Hof, H. Kempff, H. Kerkman en E.D.M. Kusters. - M. Ebertowski gaat in op uitlatingen van Jeroen Brouwers over het Vlaams in Vrij Nederland (15 oktober 1977): zij vindt zijn artikel Holland op zijn smalst. - A. Angevaare geeft een overzicht van wat er zoal geschreven is over Sociolinguïstiek met een nieuwe variabele: ‘sekse’. - Bijna vijftig pagina's van dit nummer worden in beslag genomen door een diepgaande bespreking van Syntaktische theorie en taalbeschrijving (van Alied Blom en Saskia Daalder) door Leon Stassen. - ‘Stroop heeft een voortreffelijke studie geleverd over een uiterst interessante aangelegenheid’, zegt Jan van Bakel in zijn bespreking van Jan Stroop, Molenaarstermen en molengeschiedenis.
| |
Leuvense bijdragen 67 (1978), nr. 1
F.G. Droste opent met Where generative semantics fails. - H.K.J. Cowan geeft De etymologie van Onfrk. ‘Hlothu(n)’ ‘Praeda(m)’ en ‘Farkutha’ ‘Abominabiles’. - J.D. Janssens treft ‘Oorspronkelijkheid’ en traditionalisme aan in Seghelijn van Jherusalem. - W. Trommelen en W. Zonneveld recenseren uitvoerig The application and ordening of grammatical rules van A. Koutsoudas onder de titel Where the principles fail.
| |
Levende talen, nr. 311
Antoine Braet geeft met De inleiding en het slot van affirmatieve teksten een voorbeeld van klassiek-retorische communicatieanalyse. - Bernard Schut besteedt in De gebroken draad aandacht aan de inhoudsanalyse van literatuur. - Boekbesprekingen: Herman Meddens over H.L.M. van Dijk Vormen van verstaan; handreiking bij het studeren, spreken, discussiëren en vergaderen, corresponderen, rapporteren en Trix Willemse over Functioneel Nederlands door J. Biegstraten, W.M.B. van Gool, J.H. Heerze en W. Ch. Jansen.
| |
| |
| |
nr. 332
Marleen Wijma-van der Laan bespreekt in haar rubriek Het jeugdboek en de Antillen.
| |
Maatstaf 26 (1978), nr. 4
Carel Blotkamp schrijft over Mondriaan als literator, waarin het manifest waarmee De stijl opent speciale aandacht krijgt. Tevens publiceert hij enkele brieven van Mondriaan aan Van Deyssel en twee stukken literair proza van Mondriaan: De groote boulevards en Klein restaurant - Palmzondag.
| |
nr. 5/6
In Gerard Reve's Tweede periode (1957-1962) en zijn toneelstuk Moorlandshuis probeert Sjaak Hubregtse het oeuvre van Reve tot 1963 te periodiseren. ‘Ik konkludeer dat er twee perioden zijn te onderscheiden, namelijk de Eerste of Grijze en de tweede of Zwarte Periode, met dien verstande dat de eerste Periode wordt onderverdeeld in de Hollandse Grijze en de Engelse Grijze periode. De opvatting plaats ik tegenover die van Hedwig Speliers, zoals die is weergegeven in zijn boek Gerard Kornelis van het Reve en de groene anjelier. In de tweede plaats geef ik een beknopt overzicht van Reve's literaire aktiviteiten gedurende de Tweede Periode. Daarbij komen onder meer twee werken ter sprake die menigeen van naam niet kent (De drie soldaten en Moorlandshuis) en niemand gelezen heeft (ze zijn namelijk nooit gepubliceerd).’
| |
Moer 1978, nr. 3
Leerlingen aan het woord over projectonderwijs als onderdeel van het eindexamen gymnasium. - Het tweede artikel in Moer over de Open School. Nu over het moedertaalonderwijs, met name het taalvaardigheidsonderwijs. Conclusie: erg ouderwets en schools, alsof de leerplanmakers niets weten van moderne ontwikkelingen op het gebied van het onderwijs in de moedertaal. - Weer een artikel in de reeks over luisteronderwijs. Er wordt inmiddels veel luisteronderwijs gegeven, waarbij de vraag gesteld kan worden: houdt het luisteronderwijs verband met hoe er in het dagelijks leven geluisterd wordt?
| |
Nederlands archief voor kerkgeschiedenis 58 (1978), nr. 1
F.F. Blok zet zijn in een vorig nummer begonnen studie over Caspar Barlaeus en de Joden voort.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 31 (1978), nr. 3
Luc Pay heeft een gesprek met Michel Bartosik onder de titel Omtrent een nomenclatuur van het linguïstisch vacuüm.
| |
nr. 4
Dina van Berlaer-Hellemans onderzoekt Het werkelijkheidsbegrip in het Zuidnederlandse nieuw-realisme.
| |
Ons erfdeel 21 (1978), nr. 2
Waar blijf ik met dat licht? is de titel van Jan van der Vegts artikel over de laatste poëzie van Hans Andreus. - Leo Geerts over Daniël Robberechts of de strijd tussen taal
| |
| |
en werkelijkheid. - Omer Vandeputte bekeek Het onderwijs van het Nederlands in Wallonië en van het Frans in Vlaanderen. - Harry Bekkering wijdt een studie aan Marnix Gijsen en de oudheid, klassieke reminiscenties in het werk van Marnix Gijsen. - Michiel de Visser besteedt aandacht aan Gewestelijke woordenboeken in Noord en Zuid. - Eugène van Itterbeek schetst de Kontoeren van Gilliams' literaire wereld, Rudolf van de Perre bespreekt poëzie van Gery Helderenberg: als de wijn... - Willie Verhegghe doet dit met De ‘100 gedichten’ van Nic van Bruggen. - Henk Buurman belicht Ontwikkelingen in het werk van Maarten 't Hart. - Willy Spillebeen bespreekt verzen van P.H. Dubois. - Hugo Bousset over Gust Gils: binnenwaartse buitenstander. - Hugo Brems bespreekt onder de titel Mijn ziel weegt als lood in mijn leden de verzamelde gedichten van Hubert van Herreweghen, en Daan Cartens geeft Een literair zelfportret van Kees Verheul.
| |
Ons geestelijk erf 52 (1978), nr. 1
J. Reynaert schrijft over Het vroegste Middelnederlandse palmboomtraktaat. I. De handschriften. - In de British Library heeft A.E.C. Simoni een exemplaar aangetroffen van een tot dusverre onbekende uitgave van een van Makeblijde's werken. - Werd Lucas van Mechelen in het Duits vertaald? vraagt K. Porteman zich af. - Dit nummer wordt afgesloten met een uitvoerig Literatuuroverzicht gemaakt door J. Andriessen.
| |
Onze taal 47 (1978), nr. 4
Voorzitter J. Klaasesz. legt in Vleugels uitslaan aan zijn leden een aantal vragen voor. - K. de Bot schrijft over Nederlands als vreemde taal. - Verder Computertaal III, Walterlijstjes, Een hopeloos boekje (recensie), Hebt u al gebarbekot?, Staat de markiezin buitenspel?, Variëteit en variété en In de voetsporen van Erasmus.
| |
nr. 6
M. van Houten-Paet opent met Bergbeklimmers-taal. - Vervolgens Snelle slingering, Hoofdletters, Iets over hoofdletters en hoofdletters, Caravan, Onbekende zegswijzen II, De uitspraak van getallen, Variëteit en variété, Het salon en ‘De’ Schwarzwald.
| |
Orbis Litterarum 33 (1978), nr. 2
‘La constitution d'une séquence de fonctions narratives présuppose l'existence de maximes idéologiques sous-jacentes aux fonctions appariées.’ Zo begint Marc Angenot zijn artikel over Fonctions narratives et maximes idéologiques. - Käte Hamburger und das Problem des fiktiven Erzählers is de probleemstelling van Geir Farner. ‘Nach Käte Hamburger habe die Er-Erzählung im Gegensatz zur Ich-Erzählung keinen fiktiven Erzähler und sei die Ich-Erzählung im Gegensatz zur Er-Erzählung keine Fiktion. KH verwechselt in ihrer Argumentation den wirklichen Verfasser und den fiktiven Erzähler und folgert in Wirklichkeit, dass der fiktive Erzähler kein Aussagesubjekt des Textes sein könne, weil dies mit dem wirklichen Verfasser nicht der Fall ist. Die Darstellung dritter Personen als Subjekte hebt noch im Ich- noch Er-Roman den fiktiven Erzähler auf, weil sich die Fiktion ihre eignen Gesetze stellt.’ - M. Dierks tracht Die Aktualität der positivistischen Methode - am Beispiel Thomas Mann aan te tonen.
| |
| |
| |
Quaerendo 7 (1977), nr. 4
Jeremy D. Bangs schrijft over Huych Jansz. van Woerden's Leiden years en Pieter F.J. Obbema publiceerde de tekst van een in de V.S. aan diverse universiteiten gehouden lezing The Rooklooster register evaluated.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 93 (1977), nr. 1/2
R. Breugelmans maakt een Opmerking van geen waarde. - J. Goossens bespreekt De tweede Nederlandse auslautverscherping. - N.a.v. het proefschrift van Tanis Guest Some aspects of Hadewijch's poetic form in the ‘Strofische Gedichten’ schrijft G. Kazemier Het vers van Hadewijch in de Strofische Gedichten. - Gerdien C. Kuipers artikel Huygens, Suzanna en de luie fabri van 1637 is een reactie op het artikel van J. Smit ‘Varia over Huygens en de Huygens studie’. - P.G.J. van Sterkenburg geeft Een stukje geschiedenis over Het supplement op het Woordenboek der Nederlandsche Taal. - J.M. Willeumier-Schalij ontdekte Grondpatronen voor Middelnederlandse levens van Jezus in gebeden. - Verder een groot aantal boekbesprekingen: C.C. de Bruin recenseerde Het Glossarium Harlemense (ed. P.G.J. van Sterkenburg); J. Goossens Spielmannsepen II van W.J. Schröder; M.J.M. de Haan Truwanten (Ruyghbewerp V) en Scenarium; G. Kazemier Het moordadich stuck van Balthasar Gerards (ed. L.F.A. Serrarens en N.C.H. Wijngaards); Frank C. Maatje Lezen en zien spelen. Een studie over simultaneïteit in het drama van Wiebe Hogendoorn; Maria A. Schenkeveld-van der Dussen Henri Basagne de Beauval en de Histoire des Ouvrages des Savans, 1687-1709 van Hans Bots en Het daget uyt den oosten (ed. B.C. Damsteegt); Jacob Smit Huygens-studies van L. Strengholt; L. Strengholt De ‘Poeticsche Werken’ van Jonker van der Noot en Bloemlezing uit de gedichten en brieven van Willem Godschalck van Focquenbroch (ed. C.J. Kuik). M.C. van den Toorn kondigt aan Linguistics and Philosophy. An international Journal.
| |
Tijdschrift voor levende talen 43 (1977), nr. 6
S. Theissen geeft aan de hand van de bespreking van Spel van Zinnen. Album van Loey een overzicht van Enkele aspecten van de huidige stand van de Neerlandistiek.
| |
Tirade 22 (1978), nr. 236
Een polemisch nummer heet deze aflevering. Kees Helsloot doet als eerste recht aan deze titel en zet het mes in Rein Bloem, waarna Jeroen Brouwers het van hem overneemt en achtereenvolgens Harriët Freezer, Guus Luyters en Doeschka Meijsing de oortjes wast. - Veelzeggend uiterlijk heet een stukje van Bert Samson over het realisme in De avonden. Hij concludeert ‘dat allerlei op het oog “naturalistische” observaties betreffende de kleding in feite een diepere betekenis hebben. Ook voor andere elementen in De avonden, zoals bijvoorbeeld licht en donker, is dat niet moeilijk aantoonbaar.’
| |
nr. 237
Jeroen Brouwers schrijft in zijn Kladboek II een in memoriam voor Jan Emiel Daele. - Eep Francken vindt Martha de Bruin van August van Groeningen geen meesterwerk, maar hij ‘kan een verhaal vertellen en hij heeft ook nog iets te zeggen. Hoewel we bij lezing van zijn eigen opmerkingen over Martha, in de brief van 7 december '89 en in
| |
| |
zijn contrakritiek, de indruk krijgen dat hij zijn bedoelingen maar zeer ten dele heeft kunnen verwezenlijken, hoeven we de schrijver nog geen gelijk te geven als hij in diezelfde brief aan Kloos schrijft: “M'n god (Kloos niet bedoeld), het is zulk prulwerk.”’
| |
Spektator 7 (1977-78), nr. 5/6
Dit themanummer gaat over argumentatietheorie en bevat de volgende bijdragen: J.F.A.K. van Benthem Logika en argumentatietheorie. - F.H. van Eemeren en R. Grootendorst Argumentatie en rationaliteit. - E.M. Barth en E.C.W. Krabbe Formele dialectiek: instrumenten ter beslechting van conflicten over geuite meningen. - T. Kruiger Perelmans retorische versie van Aristoteles' dialectica.
| |
nr. 7
Frank C. Maatje reageert in Over het object van de dramatheorie op H. van den Berghs artikel ‘Het drama: bouw, betekenis en boeiende werking’ uit de aan Stuiveling aangeboden bundel ‘Weerwerk’. - H. van den Bergh antwoordt met De impliciete toeschouwer. - Marijke Spies maakt onder de titel Het epos in de 17de eeuw in Nederland: een literatuurhistorisch probleem een begin aan een bespreking van Kalliope in de Nederlanden door W.A.P. Smit. - J.J. Kloek maakt Kanttekeningen bij een literaire landkaart n.a.v. een artikel van Mart Pullens in Spektator jaarg. 6.
| |
Streven 31 (1978), juni
L. Geurts heeft een interview met Louis Ferron.
| |
Vestdijkkroniek 1978, nr. 20
Vestdijk en Sierksma, van de hand van P. Smits, gaat na een samenvatting van Vestdijks religiebegrip en religieuze typologie uitvoerig in op de discussie tussen Sierksma en Vestdijk over De toekomst der religie. De schrijver staat ten dele achter Vestdijk, ten dele ook achter Sierksma. Tenslotte belicht hij hoe de religieuze ontwikkelingen in de laatste dertig jaar in de richting zijn gegaan van Vestdijks inzichten en verwachtingen. - M. van Dalfsens Schering en inslag beoogt een aanzet te geven tot een studie van de bundelstructuur der ‘Grieksche sonnetten’ en tracht aan te tonen, dat de bouw aan een tot in details uitgewerkt weefselpatroon beantwoordt. - R.A. Cornets de Groot schrijft over De kruik van de waterman. Na weerlegging van de argumenten van Kralt in zijn tegenkritiek op Ierse en on-Ierse kwesties (zie Vestdijkkroniek 16), en na bewijsvoering van de gedachte dat Kralt leest op een wijze, die anderen en hemzelf misleidt, stelt de schrijver voor de drie typen van Vestdijk (in De toekomst) te verdelen over de drie hoofdfiguren van Ierse nachten. Van dan af krijgt deze polemische bijdrage meer het karakter van een (andere) interpretatie van Ierse nachten. - J. Fenoulhet publiceert het tweede deel van A novel within a novel within a novel.
| |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 1978, nr. 39
Dit najaar verschijnt Een Amsterdammer naar Parijs in 1778, het reisverslag in brieven van Jacob Muhl. Bedoeld manuscript was nog goeddeels persklaar gemaakt door
| |
| |
drs. H.A. Höweler, overleden in 1976. Bij wijze van voorproef wordt hier een kleiner manuscript gepubliceerd, dat zich onder de nagelaten papieren van Höweler bevond. - P.J. Buynsters geeft een inventaris van de 18e-eeuwse handschriften uit de verzameling van Mr. Jacob van Dam van Noordeloos. - Tevens is er een lijst der geschriften van Mr. W.P. Sautijn Kluit over 18e-eeuwse periodieken.
W.J. VAN DEN AKKER
A.G.M. VERMEULEN
|
|