Bilderdijk's D.S.W.V.T.M.G., Bilderdijk zelf en Cynthia
Onlangs werd me vriendelijk toegezonden de door mevr. dr M.A. Schenkeveld-van der Dussen verzorgde herdruk van de eerste bundel van Willem Bilderdijk, Mijn Verlustiging (Pantheonreeks nr. 208).
Gaarne betaal ik mijn dank met een enkele opmerking.
Wordt het openingsvers Aan Regnilde opgedragen, met een in het grieks gesteld motto, ‘aan de schoonste’, het erop volgend ‘drempeldicht’ heeft een vignet met een reeks initialen: D.S.W.V.T.M.G. De uitgeefster bekent geen oplossing te hebben gevonden. Zonder dat ik denk hier het laatste woord te spreken, en met het doel anderen tot verbetering of zelfs verwerping te brengen, stel ik voor te decoderen: Der Schoonste, Willem van Teisterbant: Mijn Groet (of: Mijner Geliefde, of: Mijn Geluk, b.v.). Dat ‘de schoonste’ hier het nichtje Pelgrom de Bie is, wordt uit de rest van de voorstelling duidelijk. Dat zij niet ‘de schoonste’ is van het openingsvers, niet ‘de schone Juffer’ van vers 1, en dat het feit dat het vignet boven Aan Regnilde de tekst in het grieks heeft het hele gedichtje stempelt tot een twistappel, die Eros, à la Eris, werpt tussen de meisjes die de bundel van de jonge poëet zullen lezen - ik weet dat niet zo precies; het is misschien wat fijner de ontvangster te suggereren dat het gedicht aan háár is opgedragen, maar vele Joffers mede de macht der liefde kan leren. Anders gezegd: is Regnilde niet toch D.S.?!
Onder de vignetten trok speciaal dat op p. 53 mijn aandacht. Ze zijn alle van Willem zelf. Anders dan de andere geeft dit vignet een jongeman in 18e-eeuws gewaad weer. Ik stel voor er een zelfportretje van Bilderdijk in te zien. Het feit, dat de afgebeelde de linkervoet ver voor zich uit houdt gestrekt, moge tot aanbeveling strekken van deze identificatie - men weet, dat Willem van zijn 5e tot zijn 26e jaar erg veel ongemak en last heeft ondervonden van de gevolgen van een ongelukkige, hem door een kind toegebrachte, trap op de linkervoet. Natuurlijk kan op het vignet de voet door onhandigheid minder gelukt zijn. Voorlopig echter zie ik die voet als gezwollen, of gestoken in de opengesneden pantoffel of schoen, waarover hij zelf spreekt in zijn autobiografische notities (zie Martien G. de Jong en Wim Zaal, Bilderdijk, Kampen 1960, 13). Het komt uiterst plausibel voor, dat dit euvel Willem ook psychisch erg heeft gedrukt, en dat het