Nogmaals Bredero's lofdichters
Mr. H.J. Nalis te Deventer was zo vriendelijk mij in een schrijven d.d. 28 juni 1978 te laten weten, dat achter de initialen N.I. à W. (zie NTg, 71 (1978), p. 227) de naam van Nicolaes Jansz. à Wassenaer schuilgaat. Met deze figuur kreeg hij te maken bij het bestuderen van een wereldkaart, gesigneerd ‘Nicolaus à Wassenaer, Medicus et Cosmographus’ (zie G. Schilder, Australia Unveiled, Amsterdam 1976, pp. 410/411), die volgens Mr. Nalis dezelfde is als genoemde Nicolaes Jansz. à Wassenaer.
Over zijn leven is niet veel bekend. H. Brugmans neemt aan dat hij ca 1570 is geboren en ca 1630 is gestorven (NNBW, VIII (1930), col. 1307/1308). Hij was achtereenvolgens leraar aan de Latijnse School te Weesp en te Haarlem (mei 1604 - mei 1607). Hier werkte hij naast rector Cornelius Schonaeus (‘Terentius Christianus’) en conrector Theodorus Schrevelius. Later heeft hij zich als medicus gevestigd te Amsterdam, waar hij ook de historische journalistiek beoefende. Hij heeft enkele historische en medische publicaties op zijn naam staan.
In 1605 verscheen van hem een Grieks gedicht (met Latijnse prozavertaling) over het beleg van Haarlem (1572/1573) bij de Leidse academiedrukker Joannes Patius. Het werkje bevat een lofdicht van Daniel Heinsius. Dit merkwaardige gedicht werd in 1930 opnieuw uitgegeven: Harlemias. Het beleg der stad Haarlem in een Grieksch gedicht verhaald, door Nicolaas van Wassenaer Jzn., 1605. Op nieuw uitgegeven (...) door G.C. van Walsem (Leiden, A.W. Sijthoff, 1930); vgl. W.[E.J.] K[uiper], ‘Een Curiosum’, in: Hermeneus, 3 (1930/1931), pp. 61-63.
Ik acht het zeer waarschijnlijk dat Bredero en Van Wassenaer elkaar in Amsterdam hebben leren kennen. Van Wassenaer's initialen komen voor onder een zesregelig Latijns gedicht in de Lijck-dichten over 't afsterven des aardigen ende vermaarden Poeets, Garbrant Adriaensz. Brederode (Amsterdam 1619). De tekst vindt men ook in Stuiveling's Memoriaal van Bredero (Culemborg 1975), p. 178. Omdat de tekst helaas door enkele drukfouten ontsierd wordt (lees in vs. 1: suum i.p.v. sum; in vs. 2: vindicat i.p.v. vendicat; in vs. 4: fuit, i.p.v. fuit.; Italia.; in vs. 5: Poëtam i.p.v. Pòëtam), laat ik hier tot slot de geëmendeerde tekst met Nederlandse vertaling volgen:
Anacreonta suum jactavit Graecia vatem,
Petroniumque sibi vindicat Italia.
Dulcia qui blandis miscebat scommata verbis,
Queis lepidè in risus Scena soluta fuit,
Hunc Batavi fortes sibi delegêre Poëtam,
Sed nimium fatis occubuit properis.
Griekenland beroemde zich op haar poëet Anakreoon,
En Italië gaat prat op haar Petroon.
Hem die lieflijke taal mengde met zachte spot,
Waardoor het toneel vrolijk eindigde in een lachend slot,
Verkozen zich de wakkere Bataven tot hún poëet, Brederood,
Maar hij is helaas gestorven een te vroege dood.
Utrecht, Bijlhouwerstraat 2-bis
ALFRED M.M. DEKKER