| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Woordenboek Nederlands-Pools / Pools-Nederlands
Bij de Poolse staatsuitgeverij ‘Wiedza Powszechna’ is onlangs het woordenboek Nederlands-Pools / Pools-Nederlands verschenen, samengesteld door Norbert Morciniec, pseudoniem: Nico Martens, hoogleraar in de Duitse en Nederlandse Taalkunde aan de Universiteit van Wroclaw, met medewerking van Elke Morciniec. Het woordenboek, dat in een eerste oplage van 20.000 exemplaren is gedrukt, is het eerste in zijn soort, en voorziet als zodanig in een dringende behoefte; niet alleen het gestadig groeiende aantal studenten Neerlandistiek aan de Poolse universiteiten zal er mee gebaat zijn, maar ook de studenten Polonistiek in Nederland en België zullen er hun voordeel mee doen.
De beide delen N-P en P-N worden voorafgegaan door een beknopt overzicht van de Nederlandse resp. Poolse grammatica, bewerkt door Lisetta Stembor, en afgesloten met een lijst van aardrijkskundige namen en gebruikelijke afkortingen.
De auteurs hebben zich goed van hun taak gekweten, de samenstelling en bewerking verraadt een gedegen kennis van de Nederlandse taal in haar verschillende manifestaties en stijlniveaus. Een voorbeeld hiervan moge zijn het voorkomen van verschillende moderne en colloquiale woorden, zoals ‘dokken’ /betalen/, ‘vlam’ /geliefde/, ‘zwartkijker’ /T.V./, ‘hip’, ‘versieren’ /van meisje/, ‘lipsslot’ etc. Er zijn echter enkele woorden die de meeste nederlandssprekenden onbekend in de oren zullen klinken, zo bijv. het woord ‘heulsap’ als vertaling voor het Poolse woord ‘opium’. Enkele trefwoorden lijken onvoldoende uitgewerkt te zijn, zo is de verklaring van het altijd moeilijke woordje ‘er’ ontoereikend. Ook komen sommige woorden in het eerste deel wel, en in het tweede niet voor, of andersom. Het geslacht van de substantiva wordt steeds vermeld, alsook de verschillende grammaticale categorieën. De vetgedrukte trefwoorden en hun afleidingen, in totaal ruim 40.000, maken een snel overzicht mogelijk.
Er wordt gewerkt aan een verkorte versie van het woordenboek op zakformaat; de uitgave hiervan wordt niet eerder dan over een jaar of twee verwacht.
Van de hand van prof. Morciniec is vorige maand een tweede pennevrucht verschenen, nl. ‘Zarys Gramatyki Holenderskiej’ /Schets van de Nederlandse Grammatica/. De poolse Neerlandistiek timmert aan de weg, dat mag gezegd worden.
Wroclaw, 1 maart 1978
FRANS JONG
| |
De Bijbel van 1360, tweede stuk.
Op p. 83-84 van deze jaargang is bericht over de verschijning van het eerste stuk (Genesis - II Koningen) van de Bijbel van 1360, uitgegeven door C.C. de Bruin in de reeks Corpus Sacrae Scripturae Neerlandicae. Thans is ook het tweede stuk van de pers gekomen; het behelst de vertaling van I Kronieken - Jesus Sirach. De vertaling van I -II Kronieken, Ezra en Nehemia is van de hand van de man die in de litteratuur als de ‘notabele meester’ wordt aangeduid; zijn tekst is door De Bruin ontleend aan de Delftse Bijbel van 1477. Tobias, Judith, Ester en Job in deze editie zijn afkomstig uit de vertaling van 1360 (naar het Londense handschrift B.L., Add. 15.310-15.311). De Psalmen zijn uitgegeven naar een nauw met ‘1360’ verwante bewerking (overgeleverd
| |
| |
in Brussel, K.B., 21625). De vertaling van de overige in dit deel opgenomen Bijbelboeken is tot stand gebracht door de vertaler van 1360, en uitgegeven naar het zojuist genoemde Londense handschrift.
W.P.G.
| |
De kerck der Deucht
Bij het aanbreken van het jaar 1600 biedt Karel van Mander zijn vriend Cornelis Ketel een literair nieuwjaarscadeau aan: het gedicht De kerck der Deucht. In 268 alexandrijnen vertelt de auteur van een droom over de godin Deugd in haar tempel op een hoge berg. In het dal huist haar tegenspeelster, de Wellust. Van Mander plaatst Ketel niet meer voor een keuze tussen de twee dames; het is duidelijk dat Ketel de Deugd al verkozen heeft, en de Deugd hèm. Ook andere vrienden van Van Mander en Ketel, zoals Goltzius en Razet, horen tot haar discipelen.
Het gedicht komt voor in Den nederduytschen Heiicon (Haarlem, 1610). In de Koninklijke Bibliotheek te Brussel ontdekte Hessel Miedema ook nog een afzonderlijke druk, en deze werd de grondslag voor de huidige tekstuitgave. In 1973 verscheen daarvan de eerste versie, bezorgd door Miedema in samenwerking met mw. Spies. Het boekje was slechts bestemd voor een kleine kring van collega's, maar het werd toch in enkele vakbladen besproken. Miedema en mw. Spies hebben nu voor een ruimer publiek een tweede editie verzorgd, met verwerking van een aantal door de kritiek voorgestelde verbeteringen.
Het resultaat mag er zijn. Miedema's inleiding bespreekt het gedicht in verband met Van Manders vriendenkring; daarbij komen renaissancistische opvattingen over de deugd en het kunstenaarschap ruimschoots aan de orde. Mw. Spies verrichtte een bibliografisch onderzoek naar de identiteit van de drukker; een fraai voorbeeld van de diensten die de boekwetenschap aan de letterkunde bewijzen kan. De commentaar bij de tekst brengt veel verborgen wijsheid aan het licht. Tekst en commentaar zijn gemakkelijk naast elkaar te houden, want het gedicht, in facsimile afgedrukt en vergezeld van de tekst van Ronsard welke Van Mander bewerkte, is als los katerntje bijgevoegd.
Eén onzorgvuldigheid moet gesignaleerd worden; ze betreft de spelling van de titel van het gedicht. De inleiding spelt De kerck der Deucht (het laatste woord, als eigennaam, terecht met kapitaal). In afwijking daarvan heeft de titelpagina De Kerck der Deucht, en het omslag De kerck der deucht. Het is jammer dat hier de boekverzorger de spelling van de inleiding niet heeft aangehouden.
Uitgeverij Thespa geeft het boekje uit als nr. 5 in de reeks Amsterdamse smaldelen. Winkelprijs f12,50.
A.J. GELDERBLOM
| |
Fragmenten uit het werk van Cats
Ter gelegenheid van het Catsjaar 1977 verscheen bij Tjeenk Willink/Noorduijn een nieuwe bundel fragmenten uit het oeuvre van de grote didacticus: Zedenkundig vermaan voor jong en oud uit de prentenboeken van Jacob Cats. Samengelezen, ingeleid en toegelicht door dr. G.A. van Es. Eerder publiceerde Van Es al de bloemlezing Spiegel van menselijk leven in prenten en verzen van Jacob Cats (Amsterdam, De Bezige Bij, 1962). De aanpak is in beide gevallen dezelfde, maar naar inhoud is de nieuwe bundel ook werkelijk nieuw; hij bevat geen doublures met de vorige. Uit Cats'
| |
| |
dichtwerken, chronologisch geordend, kiest Van Es fraaie voorbeelden van didactiek in emblemen en verhalen. Het doel is daarbij niet een strenge selectie van slechts het allerbeste, maar een ruime sortering dichtwerk van kwaliteit. Dat doel heeft Van Es ook bereikt. De inhoud is afwisselend, levendig en onderhoudend. Er zijn gedichten van 10 regels, en verhalen van meer dan 1100, allemaal natuurlijk voorzien van goede annotaties. Jammer genoeg blijven echter de latijnse spreuken bij de emblemen onvertaald. Cats vertaalt ze zèlf in Nederlandse uitdrukkingen, en Van Es meent dat die parallellen voldoende zijn. Dat zijn ze helaas niet. Cats vertaalt allerminst letterlijk. ‘Lieven doet leven’ is wat anders dan ‘Amor elegantiae pater’.
Titelpagina en kaft noemen Cats' embleembundels prentenboeken. Wat een modieuze term! Zo probeert men aan te sluiten bij de huidige belangstelling voor plaatwerk en kinderboek. Helaas wordt cultureel erfgoed op deze manier niet gepopulariseerd, maar geïnfantiliseerd. En wie, hierdoor aangelokt, het boek aanschaft voor de illustraties, komt bedrogen uit. De reproducties van Van der Venne's gravures zijn uitgesproken slecht van kwaliteit. Details verdwijnen in een zwarte mist. Waar de prenten zelf geschreven tekst bevatten is die grotendeels onleesbaar, en wie opheldering zoekt in een onderschrift, zoekt tevergeefs. Wat een pretenties ook bij de plaatsing van de illustraties: niet zoals in de oorspronkelijke bundels boven of in de tekstblokken, en zo steeds daarmee in nauw verband, maar moederziel alleen op een afzonderlijke pagina. Het contact met de tekst is verbroken; de meestal vierkante gravures zwemmen, onharmonisch geplaatst, in grote witte rechthoeken. Storend is ook de slordige inhoudsopgave. Bij meer dan de helft van de hoofdstukjes staan verkeerde paginanummers vermeld. Al met al: een lelijke vaas voor een mooi boeket. De gekozen tekstfragmenten zullen overigens beslist aan hun doel beantwoorden, en Cats op verrassende wijze kunnen introduceren bij de (beginnende) studiosus. Prijs: f35,-.
A.J. GELDERBLOM
| |
Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij.
Deel XXXI (1977) van de Handelingen der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis bevat veertien bijdragen, waarvan er negen binnen het werkterrein van de neerlandistiek liggen of daaraan raken. Onder de niet onmiddellijk doorzichtige titel ‘Het Opus in Vlaanderen; van taalkritiek tot taalcreatie’ bespreekt Hugo Bousset de beginselen van een groep schrijvers die een ‘puur’ proza nastreven en daarbij een opus trachten te creëren dat als een autonome werkelijkheid kan gelden. Auteurs als Paul de Wispelaere, René Gysen, Willy Roggeman, Ivo Michiels, Sybren Polet, Mark Insingel, Daniël Robberechts, Jacques Hamelink en Claude van de Berge komen daarbij ter sprake. De bijdrage van Martine De Clercq, ‘Bedenkingen omtrent “Teksten zomaar” van S. Beckett en “Dat wil zeggen” van Mark Insingel’, sluit hierbij in zekere zin aan; zij beproeft een tekstgrammaticale, een structuralistisch-semiotische en een receptie-esthetische benadering.
Drie bijdragen over Middelnederlandse litteratuur. J.D. Janssens analyseert ‘Het“realisme” in de Roman van Heinric en Margriete van Limborch’. Hij komt tot de conclusie dat in de Limborch de relatie tot de werkelijkheid ànders is dan in de meeste Arturromans: de tijd/ruimtelijke afstandelijkheid is geringer; tijd en ruimte binnen het werk worden preciezer aangeduid, en de hantering van het entrelacement (bij Janssens
| |
| |
overigens een de-woord) wijkt af van die in de Vengeance Raguidel en in de Roman vanden Riddere metter mouwen In ‘Lezenderwijs’ brengt R. Lievens enig filologisch kleingoed van hoog gehalte bijeen, waaronder een prachtige verklaring van het raadselachtige votseladen vri uit de achtste brief van Hadewijch als ‘vrij van beuzelarijen’, de ontraadseling van enkele cruces in het werk van Ruusbroec, de ontdekking dat de zeventiende-eeuwse Bossche priester Jan van Gorcum gedeelten uit Ruusbroecs Brulocht heeft ontleend, en de herkenning van een erotische variatie in een gedicht van Lucas D'Heere, bewerkt naar Marot's ‘Blason du beau tétin’ Dirk Van den Auweele heeft gegevens over ‘Een Vlaamse bewerking van het “Tractatus de Regimine Principum” van Egidius Romanus’ verzameld, hij editeert deze Oostvlaamse prozatekst, die vermoedelijk van omstreeks 1400 dateert, naar een handschrift uit het bezit van de Sint-Pietersabdij dat thans in het Gentse Rijksarchief berust.
In een uitvoerige, meticuleus gedocumenteerde en door zeven bijlagen gevolgde bijdrage beschrijft Ph. van de Nieuwegiessen de contacten tussen ‘Jacques Perk en J.A. Alberdingk Thijm’, en publiceert tevens enkele nog niet eerder uitgegeven documenten.
Drie taalkundige bijdragen, tenslotte, vormen de neerslag van een discussie over dialectlexicologie waaraan is deelgenomen door R. Willemyns (‘Bedenkingen bij dialectlexicologie’), Magda Devos (‘Problematiek en methode bij het samenstellen van een modern Vlaams dialectwoordenboek’) en H. Ryckeboer (‘Gebruiksmogelijkheden van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten’).
Handelingen XXXI (1977) zijn verkrijgbaar door storting van BF 450 op postrekening 000-0405177-08 van de Zuidnederlandse Maatschappij, 1080 Brussel.
W.P.G.
| |
Dutch studies, volume 3
Het derde deel van Dutch studies, an annual review of the language, literature and life of the Low Countries, draagt het jaartal 1977, maar is in maart 1978 van de pers gekomen (bij Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage, de prijs is f54,60). Het bevat evenals zijn twee voorgangers (zie Ntg 68, 1975, p 152-54 en Ntg 69, 1976, p 472-73) een rijke verscheidenheid aan artikelen over de in de ondertitel aangeduide onderwerpen, het internationale karakter van deze derde aflevering wordt mede gewaarborgd doordat er drie buitenlandse neerlandici van naam aan hebben meegewerkt.
De interactie tussen Nederlands en Engels is het thema van de twee taalkundige bijdragen. Michael Clyne, hoogleraar aan de Monash Umversity te Clayton, Victoria (Australië) beschrijft het Nederlands van Nederlandse immigranten in Australië (‘Nieuw-Hollands or Double-Dutch’); C.A. Zaalberg bewijst Nederlands lerende buitenlanders een dienst, en houdt binnenlandse taalgebruikers een spiegel voor, met een vermakelijke, soms afgrijselijke, lijst van anglicismen (‘Vertaal in goed Nederlands’).
In de rubriek ‘Literature’ vindt men een artikel van J.P. Snapper, hoogleraar aan de universiteit te Berkeley (Californië), getiteld ‘From Cronus to Janus: the problem of time in Gerard (Kornelis van het) Reve's work’. Het gaat hier om een hoofdstuk uit een boek over Reve dat Professor Snapper in 1978 hoopt te publiceren. Een studie van W. Blok, ‘Ergocentric analysis of the novel and the history of literature’, is een bewerking
| |
| |
van zijn eerder in Raam no. 104 (sept. 1974) verschenen artikel. A.L. Sötemann publiceert de tekst van een lezing die hij in 1976 heeft gehouden voor de Modern Languages Society te Cambndge: ‘Some suggestions concerning two modernist traditions in European poetry’. De twee tradities waarvan hier sprake is, zijn de ‘pure’ en de ‘impure’. Tot de eerste behoren Baudelaire, de symbolisten, en ten onzent bijvoorbeeld Nijhoff en Kouwenaar, dichters voor wie de poëzie een instrument is om de essentie van het bestaan te doorgronden, en het gedicht een autonome belichaming van dit mysterie; de tweede stroming, de ‘impure’, vertegenwoordigd door Whitman, Verhaeren, Neruda, Mayakovski en in ons land bijvoorbeeld door Polet, legt het accent op de sociale functie van de poëzie en op de rol van de dichter, de maker van beelden, als profeet.
De rubriek ‘History’ bevat de Engelse versie van een lezing die Prof. F. Haarsma heeft gehouden tijdens het vijfde Colloquium Neerlandicum in 1973 (zie Ntg 69, 1976, p 360-61) ‘Developments in the spiritual life of Holland, particularly in the Roman-Catholic church, in the past ten years’.
Het boek besluit met een uitvoerige bespreking van de reeks Spectrum van de Nederlandse letterkunde door P.K. King, een ‘Kommentierte Bibhographie der deutschsprachigen Veröffentlichungen zur nederländischen Literatur, 1962-1971’, door J.A.J. Jansen, en een bibliografie van ‘Publications on Dutch language and literature in languages other than Dutch, 1974 (with additions to 1970 1973)’, door W. Gobbers en A.J. Welschen.
Het is bijzonder jammer dat het door Walter Thys gestichte jaarboek met in deze vorm kan blijven verschijnen: de afzetmogelijkheden in binnen- en buitenland blijken te gering te zijn. Er wordt echter gezocht naar een nieuwe opzet waarbij de delen van Dutch studies achtereenvolgens geheel aan telkens andere deelgebieden van de neerlandistiek gewijd zullen zijn. Van nieuwe ontwikkelingen zullen de lezers van De nieuwe taalgids uiteraard door middel van de rubriek ‘Aankondigingen en mededelingen’ op de hoogte worden gehouden.
W.P.G.
| |
Rolf Brockschmidt e.a. ed. Nieuwe gronden. Hedendaagse Nederlandstalige literatuur gebundeld. Freie Universität Berlin, Fachbereich 16 Germanistik, Niederländische Philologie. 1977.
Nieuwe gronden is een bloemlezing uit het werk van hedendaagse Nederlandstalige auteurs. Waarom deze bloemlezing? De uitgevers motiveren hun initiatief met erop te wijzen dat het voor Neerlandici in het buitenland moeilijk is contact te leggen en te behouden met de literaire situatie in Nederland. Practische en voornamelijk economische oorzaken zijn daarvoor verantwoordelijk. Vandaar dat een drietal duitse studenten in de Neerlandistiek een poging ondernam tot een representatief overzicht van de hedendaagse Nederlandstalige literatuur. Men doet verstandig de claim van representativiteit met al te zwaar op te vatten. De keuze van de stukken werd immers niet bepaald door onbelemmerde voorkeur van de uitgevers, maar door de bereidheid van auteurs om al of niet eerder gepubliceerd werk af te staan. Representatief of niet, het is zeker een interessante anthologie geworden mede doordat er nogal wat niet eerder gepubli- | |
| |
ceerd werk in voorkomt en ook door de toegevoegde bio- en bibliografische gegevens.
Het ligt in de bedoeling dat de bloemlezing uitgangspunt wordt van een vertaalproject aan de Freie Universitat Berlin. Mijn indruk is, dat zij ook buiten Berlijn goede diensten kan bewijzen aan Neerlandici extra muros.
L. MOSHEUVEL
| |
Achtste Frysk Filologekongres
De Fryske Akademy organiseert op 18, 19 en 20 oktober 1978 het achtste Friese filologencongres. Het thema van dit congres is: ‘Tusken Frysk en Nederlandsk’. Men biedt een aantrekkelijk programma dat zich afspeelt in Leeuwarden, op Terschelling en in Franeker. De kosten van deelneming aan het congres bedragen f75,- . Studenten betalen half geld. In deze kosten zijn begrepen: het vervoer met bus en boot heen en terug naar Terschelling, de verblijfkosten aldaar, de rondrit op het eiland; het vervoer met de bus van Leeuwarden naar Franeker en terug. Men kan het programma met aanmeldingsformulier aanvragen bij de secretaris J. Popkema, Fryske Akademy, Doelestrjitte 8, Leeuwarden.
|
|