De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |||||||
Literaire tijdschriften in Nederland (LTN)1. InleidingNu de tot op heden verschenen eerste drie delenGa naar voetnoot1 van de reeks Literaire Tijdschriften in Nederland in de belangrijkste vaktijdschriften gerecenseerd zijn,Ga naar voetnoot2 is het wellicht nuttig door een tussentijdse evaluatie een aantal problemen in verband met de LTN (nogmaals) aan de orde te stellen. De redactie-commissieGa naar voetnoot3 hoopt dat daardoor meer reacties loskomen dan tot nu toe het geval was. Die reacties kunnen bestaan uit een discussie over de uitgangspunten van de LTN die daardoor eventueel in volgende delen bijgesteld moeten worden; misschien ook komen er reacties die leiden tot actieve medewerking aan de reeks. | |||||||
2. Doel van de LTNDe voorgeschiedenis van de reeks kan intussen bekend verondersteld worden.Ga naar voetnoot4 Uit dat verleden is ook de doelstelling voortgekomen die de LTN zich stelt. Voor doel en opzet van de reeks kan men dl. 1 op blz. 11-12 en dl. 3 op blz. 9 raadplegen. Samengevat staat daar het volgende:
| |||||||
[pagina 325]
| |||||||
| |||||||
3. De bibliografische beschrijvingOver het feit dàt er iets met tijdschriften gedaan moet worden, is iedereen het eens. Dat de bibliografische beschrijving zoals die in de LTN-delen voorkomt daarbij de eerste stap is, heeft - behalve op enkele onderdelen - geen kritiek uitgelokt. Overigens zullen er bij de beschrijving van 19e- en zeker 18e-eeuwse tijdschriften problemen ontstaan die met enige moeite toch wel in het systeem in te passen zullen zijn. | |||||||
4. De indexDe index is een LTN-onderdeel dat de gemoederen gemakkelijk kan verhitten. In Breugelmans' recensie valt te lezen: De huidige samenstellers zijn van de naar mijn mening terechte veronderstelling uitgegaan liever te veel dan te weinig te bieden.Ga naar voetnoot5 Hij zet zich dan ook expliciet af tegen Hilda van Assche die schrijft: Hij [= Verkruijsse] is echter de dupe geworden van een systeem van onverantwoordbare volledigheid, hoe paradoxaal het ook moge klinken. ‘Le mieux est souvent l'ennemi du bien’. Het streven naar volledigheid, tot in de details althans wat de eigennamen betreft, is een vlotte bruikbaarheid niet ten goede gekomen.Ga naar voetnoot6 Ergens tussen beiden in bevindt zich Sötemann die hevig gefrustreerd (raakt) omdat het overgrote deel van de gevonden plaatsen geen voor hem zinvolle informatie biedt,Ga naar voetnoot7 hoewel de driedeling in romein, cursief en vetgedrukte plaatsen de hanteerbaarheid zeer ten goede komt.Ga naar voetnoot8 De LTN-index is inderdaad totaal verschillend van de indices in de reeks Bibliografie van de Vlaamse Tijdschriften. Daar wordt gewerkt met een groot aantal afzonderlijke alfabetjes voor medewerkers, auteurs uitgesplitst naar taalgebied, plastische kunstenaars, musici enz. enz. en zaaknamen. In de LTN is alles in één groot alfabet gerangschikt. Bovendien verwijzen de Vlaamse indices alleen naar de analytische inhoudsopgave en niet rechtstreeks naar het tijdschrift; de LTN geeft een index op het tijdschrift-zelf, maar tevens kan gezien worden in de analytische inhoudsopgave in welk verband een trefwoord voorkomt. Bij de index - en trouwens niet alleen daar! - is gestreefd naar een zoveel mogelijk controleerbare werkwijze. Dat zoiets eerder leidt tot een teveel dan tot een teweinig ligt voor de hand. De verantwoording bij de indexGa naar voetnoot9 is in ieder geval voor de categorieën persoonsnamen en titels tamelijk duidelijk. We zijn ervan uitgegaan dat de gebruiker van de index zelf wel in staat is te kiezen, ja voor zijn zeer specifieke vraag beter zelf | |||||||
[pagina 326]
| |||||||
kan beoordelen of hij zich wenst te beperken tot vet of cursief of zover moet gaan dat hij ook alle romein gedrukte plaatsen raadpleegt. In een ‘traditionele’ index moet hij zich noodgedwongen beperken tot vet en cursief omdat datgene wat de samensteller onbelangrijk vond, weggelaten is. En de historie heeft geleerd dat datgene wat nu onbelangrijk geacht wordt, later vaak anders wordt gewaardeerd. Wat betreft de zaaknamen blijft het probleem van voorselecteren bestaan. Er is geen alternatief, ook niet in een per computer vervaardigde volledige woord-index omdat die juist het toekennen van overkoepelende trefwoorden onmogelijk zou maken. Toen de eerste delen van de LTN werden voorbereid, was er ook nog geen BNTL. Nu kunnen de systematiek en het zogenaamde onderwerpenregister van inmiddels zeven jaar lopende en straks vijf jaar retrospectieve BNTLGa naar voetnoot10 een grote steun zijn bij de ‘soepele chain-indexing’Ga naar voetnoot11 van neerlandistische tijdschriften. In ieder geval geeft paragraaf 3.6 in de verantwoording van de LTN-index een aantal categorieën van zaaknamen waarop gelet is. Het teveel in de index op het Critisch Bulletin betrof - ook volgens een meerderheid in de redactie-commissie - het tweemaal opnemen van niet-anonieme titels, nl. eenmaal als sub-lemma bij de auteur èn als hoofdlemma op de geëigende plaats in het alfabet met daarachter de auteur toegevoegd. In het deel over De Vrije Bladen is het laatste reeds achterwege gelaten. LTN-delen waarin meer dan één tijdschrift beschreven wordt (deel 4 zal Werk en Criterium bevatten), krijgen één gecombineerde index waarin toevoegingen van de beginletter van de titel aan de verwijsplaatsen dan weer noodzakelijk is. Aan deze oplossing is de voorkeur gegeven boven ‘index-versnippering’ die zich meer doet gevoelen naarmate de reeks zich uitbreidt. | |||||||
5. De analytische inhoudsopgaveBinnen de redactie-commissie is uitvoerig gedelibereerd over de analytische inhoudsopgave, met name ‘de laatste kolom’. De meest extreme standpunten zijn ongeveer: de analytische inhoudsopgave moet alleen maar een chronologisch beeld geven van de inhoud van het tijdschrift, en: met behulp van een aantal uit de inhoud geanalyseerde gegevens zijn kwantitatieve analyses en vergelijkingen te maken. Als niet een literair-critisch tijdschrift van 23 jaargangen als het Critisch Bulletin de reeks geopend had, maar een tijdschrift van een paar jaargangen met vrijwel uitsluitend primaire literatuur dan was er waarschijnlijk geen laatste kolom met omvangaanduiding geweest, terwijl ook de genre- en taal-aanduiding ongetwijfeld op de achtergrond zouden zijn geraakt. Een kwantitatieve analyse van jaargang 1 van Critisch Bulletin, zij het gebaseerd op de nog niet aan LTN-afspraken aangepaste kopij, is | |||||||
[pagina 327]
| |||||||
te vinden in Weerwerk.Ga naar voetnoot12 In De Gids van 1975 is iets dergelijks gedaan met Merlyn.Ga naar voetnoot13 Stuiveling heeft in 1935 de poëzie van negen jaargangen Nieuwe Gids al kwantitatief benaderd.Ga naar voetnoot14 Om een indruk te krijgen van hoe bijvoorbeeld de Russische literatuur in vertaling in de jaren '30 en '40 hier is doorgedrongen, lijken kwantitatieve gegevens uit literaire tijdschriften uit die jaren toch onontbeerlijk. Vragen naar hoe het zit met de verhouding tussen Franse, Duitse en Engelse poëzie of de Skandinavische en Vlaamse roman in een tijdschrift of cluster van tijdschriften lijken ook en juist kwantitatief niet oninteressant. De vraag naar de kwaliteit van bedoelde poëzie of roman komt daarna of daarnaast en zal een steeds wisselend antwoord krijgen. Nu lijkt kwantiteit een vrij objectief gegeven, maar het probleem is hier juist hoe er gemeten moet worden. In de delen over Critisch Bulletin is de omvang gegeven in hele pagina's en derden van pagina's; De Vrije Bladen rekent met hele, halve, derde en zesde pagina's. Aangezien tijdschriften wel eens van formaat wisselen kan de hoeveelheid tekst per pagina behoorlijk verschillen. Voor Critisch Bulletin is het dan ook noodzakelijk om een omrekensleutel te geven; bij De Vrije Bladen blijkt dat niet nodig. Sommigen vinden dat een te onnauwkeurige methode: het aantal woorden per bijdrage moet aangegeven worden (bij benadering uiteraard na steekproefsgewijze tellingen). Maar juist in verband met poëzie-bijdragen schiet dit systeem schromelijk tekort (functioneel wit!). Uiteindelijk is het besluit gevallen om de omvangsaanduiding te handhaven en daarbij uit te gaan van de zetspiegel en gedeelten van pagina's aan te geven in tienden of een veelvoud daarvan. De al eerder ter sprake gebrachte controleerbaarheid van de samensteller is juist bij deze subjectieve zaken als genre-, taal- en omvangsaanduiding van het grootste belang. Daarom zijn deze gegevens ook nooit rechtstreeks verwerkt in tabellen en curves, maar eerst expliciet in de analytische inhoudsopgave genoteerd. De kwantitatieve verwerking ervan wordt interessanter naarmate de LTN-reeks groter wordt en bepaalde periodes geheel heeft afgewerkt. | |||||||
6. Voortgang van de reeksDe periodisering vormt een volgend LTN-probleem. Na ampele discussie binnen de redactie-commissie is in principe besloten om niet uit te gaan van regionale of familiale verbanden tussen tijdschriften, maar van de chronologie. Met andere woorden: er wordt naar gestreefd om medewerkers te vinden die bereid zijn om naast een groot interessant tijdschrift ook de kleinere tijdschriften te behandelen die in hetzelfde jaar of tijdens het verschijnen van het grote tijdschrift zijn opgericht. Na Critisch Bulletin (1930-1957) en De Vrije Bladen (1924-1949) zullen deel 4 over Werk en Criterium (1939-1948) en deel 5 over Het Getij (1916-1924) zeer waarschijnlijk | |||||||
[pagina 328]
| |||||||
beide in 1978 verschijnen. Verder wordt er reeds gewerkt aan een deel over Podium (1944-1969) en Merlyn en Raster (1962-1973). Er zijn toezeggingen op wat langere termijn voor de 19e-eeuwse tijdschriften De Muzen (1834) en Quattuor (1870-1871), Spar en Hulst (1872) en De Banier (1875-1880). Ook De XXe Eeuw (1902-1909), De Beweging (1905-1919) en Forum (1932-1935) hebben in principe een bewerker. Hoewel de LTN alleen afgesloten tijdschriften beschrijft, zal toch ten aanzien van zeer langlopende periodieken van deze regel afgeweken moeten worden. Een tijdschrift als De Gids (1837-....) kan in gedeelten beschreven worden, aansluitend bij periodes waarvoor de andere tijdschriften reeds beschreven zijn of worden. De redactie-commissie nodigt graag eenieder uit die belangstelling heeft voor een bepaald tijdschrift, gedeelte van een groot tijdschrift of cluster van kleinere tijdschriften om zich met haar in verbinding te stellen.Ga naar voetnoot15 De redactie zou het op prijs stellen indien vakgenoten ook zouden willen wijzen op vindplaatsen van prospectussen, met name van de tijdschriften die hierboven genoemd zijn. Hetzelfde geldt voor bijlagen, abonnee-aantal, ontwerper, oplaag enz., kortom die gegevens die vaak pas na langdurig onderzoek en dan nog meestal bij toeval gevonden kunnen worden. Het beschrijven van tijdschriften volgens de LTN-methode is vaak een langdurig werk zodat men niet gauw te vroeg daarmee begint. Aan de andere kant zijn de publicatie-mogelijkheden vrij beperkt: meer dan één deel per jaar is vooralsnog niet haalbaar in verband met de beperkte subsidie. Een voordeel is echter dat de kopij voor een LTN-deel niet veroudert.
November 1977. De redactie-commissie van de LTN. |
|