pelen’, en bij ‘o kleingeloovigen’ denkt aan bv. Matth. 6:30 (vs. 34 is in verband te brengen met regel 9 v., zie hiervoor), valt men niet zo snel meer over de schoolse klank van ‘lessen’. Op p. 185 wordt trouwens óók gezegd, dat van Alphen doelt op het verkrijgen van ‘inzicht in de samenhang der dingen’. Voor mijn gevoel ligt daarin, wil men: daaronder, een verwijzing naar bv. 1 Cor. 13:12 ‘Nu ken ik onvolkomen, alsdan zal ik kennen, zoals ik gekend ben’. Stel dat men (dr Buynsters doet dat hier niet) ‘kennen’ hier in de sfeer van de school zou trekken (en dat wat malicieus opgevat), men zou van van Alphen zelf hebben kunnen te horen krijgen, dat Paulus in datzelfde vers vooraf laat gaan: ‘Nu zien wij nog door een spiegel in raadselen’ - waarmee ‘kennis’ en ‘inzicht’ ineen vloeien. Als van Alphen van de doden zegt ‘...zij denken gedachten/Tot hiertoe bevindbaar voor Englen alleen’ (boek p. 92), dan vloeit ‘denken’ en ‘bevinden’ (men denke aan: bevindelijk) ineen en is op de achtergrond mede aanwezig 1 Petr. 1:12 over het evangelie dat dingen verkondigt ‘in welke zelfs engelen begeren een blik te slaan’ (of: inzicht te krijgen).
Tot slot enkele citaten die doen zien, dat van Alphen hier met zijn spreken over ‘lessen’ in een traditie staat.
Coornhert: ‘Die noch onder den A.B.-naers leert en behoeft den grammaticam niet. Maer wel die zo verde zyn gecomen, te weten in dat looc’ (d.i. in die klas;zie mijn artikel Looc en derivaten, in: TNTL 84, 1968, 116 - waar men in n. 12 een drukfout verbetere en Pansoenen leze!)..De christen moet ‘ordentelyck van onderen of beginnen met de lesse van ootmoedigh ende zachtmoedich van herte te werden. So comen wy in den licht Godes. Daer eerst worden wy bequaem om hoger lessen te verstaen.’
Huygens spreekt van Jezus elf ‘leerlingen’ (F.L. Zwaan, Tien gedichten van Constantijn Huygens, Assen 1976, p. 194, vs. 51) en zegt (p. 198, vs. 81) ‘Aen deze hoofdless is 't, Romane, dat wij kleven’. De kerk, c.q. de secte, is voor hem een school (terecht verklaart prof. Stutterheim in NTg 69, 1976, 536 inz. ‘den valschen baes van heijlghe Pieters school’ school als kerk; mogelijk is ‘baes’ als machthebber nader te adstrueren met het hedendaagse woord ‘de baas’ voor ‘de rector, etc.’). De Labadie is voor Huygens ‘schoolmeester’, en heet de nieuwe priester van ‘nieuw schoolbericht’, d.i. onderricht in de leer van een secte (p. 149, 77). In Kerckgang heet het: ‘Die in 't school schrijven leert heeft buyten 'tschool te schrijven/Of 'tschrijven in de school waer vruchteloos bedrijven,/En 't wordt vergeefsch geleert, dat noijt gepleeght en wordt’. De echo daarop vindt men bij VanAlphen in ons vers, reg. 5 v.: ‘Hooren wat ons God wil leeren/, Zijn bevelen dadig eren’.
Poot zegt in ‘Nagedachtenis over het afsterven mijner Moeder’, dat ze haar kinderen steeds wees ‘naer 't licht van 's Heilants lessen’. (C.M. Geerars, Hubert Kornelisz. Poot, p. 13). Men zie nog Joh. 6:45 en 1 Thess. 4:9. Met C. van de Ketterij, De weg in woorden, Assen 1972, p. 263/4.
Spreken over ‘de Lessen van den dag’ is uiting van ‘pietische gloed’, voor mijn gevoel.
Bergschenhoek, 5 maart 1977
Hendrik Chabotlaan 45
N. VAN DER BLOM