| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Opstellen voor Grosheide
Bij zijn afscheid als bibliothecaris van de Rijksuniversiteit te Utrecht zijn aan dr. D. Grosheide 44 opstellen aangeboden onder de - wat gezochte - titel Uit bibliotheektuin en informatieveld. Het is een boekwerk geworden van 600 bladzijden, dat onder redactie van H.F. Hofman, K. van der Horst en A.H.H.M. Mathijsen op de U.B. te Utrecht vervaardigd is. De inhoud is zo rijk geschakeerd dat deze bundel niet alleen een afspiegeling vormt van de belangstellingsgebieden van Grosheide persoonlijk - voor wie deze reeks bijdragen een eerbewijs van hoog gehalte vormen -, maar ook de verdienste heeft een grote lezerskring te kunnen boeien. Behalve een interview met de scheidende bibliothecaris door H. van Leeuwen bevat dit boek zes verschillende afdelingen, t.w.I. Geschiedenis, II. Geschiedenis van het boek, III. Bibliotheekgeschiedenis, IV. Bibliotheekwezen, V. Informatiewezen, en VI. Bibliotheek- en informatiewezen.
Voor lezers van De nieuwe taalgids bevat vooral de tweede afdeling een aantal interessante bijdragen. Uiteraard is in de gehele bundel veel boeiends te vinden, maar voor neerlandici is vooral van belang het opstel van W.P. Gerritsen, ‘Gheraert Leeu's Historie van Alexander en handschrift Utrecht, U.B., 1006’, waarin de auteur uitvoerig het zgn. Volksboek van Alexander bespreekt en allerlei kwesties die daarmee samenhangen. Gerritsen vraagt zich daarbij af of aan Gheraert Leeu in de Nederlandse literatuurgeschiedenis niet een gelijkwaardige plaats toekomt als aan Caxton in de geschiedenis van de Engelse letterkunde, en hij oppert voorzichtig de veronderstelling dat bij de totstandkoming van de onderhavige incunabel een afschrift van de Historie van Alexander uit handschrift ‘1006’ van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek - een rol gespeeld kan hebben. - In deze zelfde afdeling schrijft A.C.F. Koch over ‘Jost Amman en het Ex-Libris’, J. Stellingwerff over ‘De drukker van de Emder bedingen’ (waaruit het zgn. Haneboek of groot A.B.C. is voortgekomen), J. Gerritsen over ‘De eerste druk van de Palamedes’ (een interessante drukgeschiedenis, verduidelijkt met illustraties, die trouwens ook in de andere bijdragen niet karig aangebracht zijn), en K. van der Horst over ‘Cats en de uitgave van de Faces Augustae’ (handelend over de vertaling van Cats' Trou-Ringh). Onder de titel ‘Aux frais d'un amateur’ besteedt C. van Dijk aandacht aan de door de Duitsers gefusilleerde Emile baron van der Borch van Verwolde en diens belang voor de totstandkoming van enkele bibliofiele curiosa. En als laatste in deze afdeling compareert A.L. Sötemann met een zaakrijk opstel over ‘Jan van Krimpen en J.C. Bloem’, in de ontwikkeling van wier kunstopvattingen hij opmerkelijke overeenkomsten signaleert.
Het zou te ver voeren hier meer bijdragen te gaan noemen; we willen hier volstaan met de artikelen die van direkt belang zijn voor neerlandici. De uitgave is in de boekhandel verkrijgbaar via de uitgeverij Van Loghum Slaterus b.v. te Deventer; de prijs is f85,-.
M.C.v.d.T.
| |
La langue néerlandaise
De Parijse hoogleraar in de neerlandistiek Pierre Brachin heeft een franstalige inleiding tot de studie van het Nederlands het licht doen zien, getiteld La langue néerlandaise. Essai de présentation. Het boek is in de eerste plaats bedoeld voor de studenten van de
| |
| |
tien Franse universiteiten waar Nederlands gedoceerd wordt, maar evenzeer kan het natuurlijk goede diensten verrichten voor studenten in Wallonië. Het werk is verder zo opgezet dat ook de zgn. belangstellende leek er veel van zijn gading in zal kunnen vinden, of zoals in het voorbericht staat: ‘On a pensé également au grand public cultivé, à toutes les personnes qui s'intéressent de près ou de loin aux problèmes du language. Elles pourront, nous l'espérons, trouver agrément et profit à cette lecture, pour peu qu'elles aient acquis à l'athénée ou au collège quelques notions de néerlandais’.
Brachin behandelt in een inleidend hoofdstuk de definiëring van het Nederlands als taal, de plaats van die taal in het Germaans en de verhouding van het Nederlands tot de dialecten. Daarna volgen vier hoofdstukken, waarvan het eerste, ‘L'histoire à grandes enjambées’, een korte interne en externe taalgeschiedenis biedt, waarbij - terecht - veel aandacht aan de situatie in België besteed wordt. Het tweede hoofdstuk draagt tot titel: ‘Éléments d'un portrait’ en de schrijver gaat hier in op morfologie, syntaxis en fonetiek. De befaamde rode en groene volgorde van de hulpwerkwoorden in de afhankelijke zin worden als ‘constructions verte et rouge’ gepresenteerd; de auteur staat uitvoerig stil bij de Nederlandse voorkeur voor diminutieven, de voornaamwoordelijke aanduiding, en twee woordjes waarover men Brachin zelfs in een Nederlands televisieprogramma (van de Teleac) heeft kunnen horen spreken: of en er. Het gaat hier om of in verschillende functies, in nevenschikking, onderschikking en balansschikking, terwijl er in het voetspoor van Gunnar Bech de duidelijke behandeling krijgt die juist voor buitenlanders zo onontbeerlijk is.
Het derde hoofdstuk is gewijd aan ‘Nord et Sud, ou la dynamique de l'unité’ en hierin wordt de uitbreiding van het A.B.N. in Vlaanderen aan de orde gesteld, terwijl ook de problemen van schrijftaal, spreektaal en dialect ter sprake komen. Het vierde en laatste hoofdstuk handelt over ‘Néerlandais et allemand, ou David et Goliath’, en behalve vergelijkingen tussen deze beide talen op het gebied van klankleer, morfologie en syntaxis wordt er ook gesproken over taal-attitudes en waardering van de taal-gebruikers voor hun respectieve moedertaal. In een appendix wordt tenslotte het een en ander verteld over het Afrikaans en een summiere bibliografie besluit dit boek van 172 pagina's.
Het is misschien juist hier nog even duidelijk te stipuleren dat La langue néerlandaise geen leerboek voor de Nederlandse taal is; het biedt geen spraakkunst en men kan er geen Nederlands uit leren. Het is daarentegen een boek voor mensen die al - min of meer - Nederlands kennen en meer bijzonderheden over die taal willen vernemen. Aan deze doelstelling beantwoordt het boek goed; het geeft veel informatie in prettig leesbare vorm en gebaseerd op recente publikaties uit het veld van de neerlandistiek (en voorzover nodig uit de moderne letterkunde). De kennis van Brachin staat er borg voor dat hij juist die onderwerpen ter sprake brengt die voor de buitenlander van belang zijn. Niet alleen betreft dat de waardering van het Nederlands als taal, maar ook grammaticale kwesties, zoals de stilistisch-optionele buigings-e van het adjectief in woordgroepen als een Nederlands makelaar versus een Nederlandse makelaar (p. 68, 69); een kwestie die de ‘native speaker’ koud laat omdat hij zonder aarzeling het gewenste alternatief kiest, maar voor de buitenlander een akelig probleem (temeer daar een goede beschrijving nog steeds ontbreekt).
| |
| |
La langue néerlandaise is in België uitgegeven en wel bij de Brusselse uitgeverij Didier; de prijs is niet bekend.
M.C.v.d.T.
| |
Tussen volkstaal en schrijftaal
Bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar in de Nieuwfriese en Middelfriese taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op 10 februari 1978 heeft mevrouw dr. A. Feitsma een rede uitgesproken onder de titel Tussen volkstaal en schrijftaal. Meningen van filologen over het Fries. De oratie zelf werd in verkorte vorm uitgesproken; de volledige tekst, zoals die nu gepubliceerd is, is namelijk te lang voor een voordracht van een uur: het is een boekje geworden van 70 bladzijden, waarin een handzaam overzicht is samengebracht van meningen over het Fries.
Via Bonaventura Vulcanius (uit de 16e eeuw), Franciscus Junius, Lambert ten Kate en vele anderen komt de schrijfster terecht bij Joost Halbertsma, aan wie uitvoerig aandacht besteed wordt. Ook onderwerpen als volkstaal, schrijftaal en beschaafde spreektaal komen daarbij aan de orde. Het overzicht dat hier geboden wordt, is voorts gedocumenteerd met een uitvoerig notenapparaat. Het boekje is uitgegeven bij de Koperative utjowerij, Ljouwert/Leeuwarden 1978; een prijs is niet vermeld.
M.C.v.d.T.
| |
Schooltaal thuistaal
De Adviescommissie voor de Leerplanontwikkeling Moedertaal (afgekort als A.C.L.O.-M.), de opvolgster van de Commissie Modernisering Moedertaalonderwijs (afgekort als C.M.M.) heeft een boekje gepubliceerd waarvan de titel aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: Schooltaal thuistaal. Over de verschillen tussen de schooltaal en de thuistaal van kinderen en de onderwijskundige gevolgen daarvan. In feite is dit boekje een compilatie van vroeger verschenen nota's van de C.M.M., voor deze gelegenheid uitgebreid met nieuwe informatie, ten dele in bijlagen ondergebracht. Het eerste gedeelte bevat een herdruk van School en dialect, een C.M.M.-nota van februari 1976 (aangekondigd in Ntg 69, blz. 273-4, mei 1976); het tweede gedeelte is de gedrukte versie van de nota van april 1977, Taal, op school wat anders dan thuis?, een publikatie die in gestencilde vorm verkrijgbaar was. De subcommissie van de C.M.M., die deze discussienota's - want dat zijn het - voorbereidde, gaf ook de aanzet voor de organisatie van een symposium over deze problematiek in het najaar van 1977, een manifestatie waaraan nogal wat aandacht werd besteed in de landelijke pers. De derde afdeling van het onderhavige boekje draagt tot titel ‘Na het symposium’ en via de onderwerpen die hier centraal staan: standaardtaal en dialect, taalverwervingsproblemen, schooltaal en milieutaai, sociolinguïstische aspecten van de schoolklas, vraagstukken bij de leerplanontwikkeling en wat dies meer zij, komen de samenstellers terecht bij een achttal vragen die de belangstellende lezer worden voorgelegd en waarop men tot 1 september 1978 antwoorden kan formuleren, die de A.C.L.O.-M. graag tegemoet ziet (Postbus 2061, Enschede).
Schooltaal thuistaal bevat naast de bijlagen met het symposiumverslag en een lijst van deelnemers ook een bibliografie met nogal wat socio- en psycholinguïstische publikaties. Het boekje wordt ingeleid door P.H.S. Batelaan, de nieuwe voorzitter
| |
| |
van de A.C.L.O.-M. (tot heden nog steeds in oprichting), die het voorzitterschap heeft overgenomen van C.M. Bolle, die zich in de C.M.M. (tot heden nog steeds niet officieel opgeheven!) o.m. voor het hier besproken project zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Deze uitgave van de A.C.L.O.-M., aantrekkelijk gedrukt, is verkrijgbaar bij de Staatsuitgeverij te Den Haag.
M.C.v.d.T.
| |
Handelingen van het XXXIe Vlaams Filologencongres
Van het 31e Vlaams filologencongres dat vorig jaar van 14-16 april te Brussel gehouden werd zijn sinds kort de Handelingen verschenen. In dit 340 bladzijden tellende boek kan men de samenvattingen van de verschillende lezingen aantreffen. We wijzen hier slechts op de referaten in de sectie Nederlandse taalkunde en Nederlandse letterkunde: P.G.J. van Sterkenburg, ‘Historische lexicologie’, P. van de Craen, ‘Invloed van dialect bij leermoeilijkheden’, J. Taeldeman, ‘Topics in de generatieve fonologie belicht vanuit de Vlaamse dialekten’, L. Theyskens, ‘De nasalen in het Geels, een abstracte beschrijving’, Mevr. M. van Kerkhoven, ‘Aspekten van de Vlaamse toneelgeschiedenis’, M. Bartosik, ‘Jacques Hamelink en het gamma van de nacht’, H. Brems, ‘Het defictionaliseringsproces binnen de genres’, J.D. Janssens, ‘Constanten en variaties in de Middelnederlandse episodische Arturroman’.
Voor de neerlandicus van belang zijn verder de referaten van Mevr. S. Daalder, ‘Enkele beschouwingen over infinitief-konstrukties’ (in de afdeling Taalwetenschap), D. van Berlaer-Hellemans, ‘Het werkelijkheidsbegrip in de recente Zuidnederlandse poëzie’, H. van Gorp, ‘Belangrijke etappes in de verhaalopvattingen in de 19e en 20e eeuw’ (in de afdeling Literatuurwetenschap), en J. Nivette, ‘Het formaliseren van de syntaxis. Frequentie-onderzoek van 10.000 Nederlandse tagmenen met behulp van een computer’ (in de sectie Toegepaste linguïstiek).
De meeste samenvattingen zijn kort gehouden, niet zelden omdat de auteurs van plan zijn hun volledige tekst elders te publiceren. De enige voordrachten die in extenso zijn afgedrukt in deze Handelingen zijn de openingsrede van E. Scholliers, ‘Het revolutionair potentieel van het Kristendom: een historische recurrentie’ en de slotrede van F. van Vlierden, ‘Vorm en functie. Esthetische en sociologische modellen voor literatuurgeschiedenis’.
De prijs van deze Handelingen is Bfr. 650,-; het boek is te bestellen bij de algemeen secretaris van de Vlaamse Filologencongressen, Dr. W. Martin, Faculteit van de Wijsbegeerte en Letteren, Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven.
M.C.v.d.T.
| |
De Nederlandse taal- en literatuurstudie in Zuid-Afrika 1960-1976: een voorlopig bestek
De bibliografie onder bovenstaande titel wil een beeld geven van wat er in de jaren 1960-1976 in Zuid-Afrika op het gebied van de neerlandistiek gepresteerd is. Er is naar zo groot mogelijke volledigheid gestreefd. Als er hiaten gebleven zijn, ligt dat aan de onvolledigheid van de geraadpleegde bronnen en aan moeilijkheden die zich voordoen bij het classificeren van het materiaal. Het is soms moeilijk vast te stellen waar het Nederlands ophoudt en het Afrikaans begint. Zo schreef bijvoorbeeld J.v. Melle na
| |
| |
enkele mislukte pogingen in andere richting zijn roman Bart Nel in het Nederlands, maar met de dialogen in het Afrikaans. Ook op taalkundig terrein doen zich deze classificatiemoeilijkheden voor. Het aantal uitgaven van Nederlandse literaire werken naast bloemlezingen en vertalingen getuigt van de blijvende aandacht die het Nederlands in Zuid-Afrika geniet. De bijdragen op taalkundig gebied handelen hoofdzakelijk over de ontwikkeling van het Nederlands tot het Afrikaans. Zij zijn ver in de minderheid tegenover die op het gebied van de letterkunde. De laatste beslaan 17 bladzijden van het bibliografisch overzicht. De taalkunde vult 3 bladzijden. Het boekje is als Bibliografie E 1 uitgegeven in de ‘Publikasiereeks van de universiteit van Port Elizabeth’ en het is samengesteld door L. Renders, lector in de Nederlandse letterkunde aldaar. Het is verkrijgbaar bij: Die Bibliothekaris, Universiteit van Port Elizabeth, Privaatsak 6058, Port Elizabeth, Suid-Afrika 6000.
B.v.d.B.
| |
Glot
Ook de Leidse taalkundigen onder de neerlandici hebben nu hun eigen gestencild blad: Glot. Leids taalkundig bulletin. De abonnementsprijs bedraagt f 15,-. Men kan zich abonneren door zich per briefkaart aan te melden bij H. van der Hulst, Paganinidreef 32, Voorschoten èn door overmaking van f 15,- op gironummer 2940180 t.n.v.H.v.d. Hulst onder vermelding van ‘Glot’. Uit de inleiding van de redactie blijkt dat Glot in de eerste plaats bijdragen van Leidse taalkundigen publiceren zal, die een voorlopig karakter mogen hebben. De redactie zal geen beperkingen opleggen met betrekking tot de theoretische achtergrond of het specifieke vakgebied van aangeboden publikaties. Het eerste nummer opent met een enigszins verkorte, geautoriseerde versie van een gastcollege van N. Chomsky: A theory of core grammar, handelend over de achtergrond en het karakter van recent en tegenwoordig onderzoek in transformationeel-generatieve grammatica. J. G. Kooij betoogt in Morpheme boundaries and syllable boundaries: a case for natural phonology dat de fonologische regels in het Nederlands in een aantal gevallen te maken hebben met lettergreepgrenzen en niet met morfeemgrenzen. F. Jansen en J. Nijhof schrijven over verschillende verklaringen van het ontbreken van de t in neem je: Krijg je geen t door fonologie of analogie? Ze menen dat Verdenius het bij het rechte eind gehad heeft en verwerpen de opvatting van F. Veldman, die het ontbreken van de t wil verklaren door analogiewerking vanuit de optatief.
B.v.d.B.
| |
Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuwse teksten
Onder bovenstaande titel heeft L. Koelmans een boekje geschreven, dat in de eerste plaats bestemd is voor eerstejaars neerlandici. Het geeft een systematisch overzicht van de taalhindernissen die de student die voor het eerst met 17de-eeuws Nederlands geconfronteerd wordt, op zijn lezensweg ontmoet. Het boekje kan voor zelfstudie gebruikt worden. Het geeft informatie over spelling en herkenning van woorden, klankvormen en herkenning van woorden, verbuiging en vervoeging, afleiding en samenstelling, de woordgroepen, de zinnen, de woordvoorraad, de interpretatie en de hulpmiddelen voor de interpretatie van 17de-eeuwse teksten. Het, gestencilde, boekje
| |
| |
telt 66 bladzijden en kost f 10,- (exclusief verzendkosten à f 1,70). Het kan, bij voorkeur per briefkaart, worden besteld bij het Instituut De Vooys (Emmalaan 29, Utrecht). Zo lang de (beperkte) voorraad strekt, krijgt men het met een acceptgirokaart toegestuurd. Bij bestelling van grotere aantallen voor college- en cursusgebruik is op aanvraag een nader overeen te komen, aanmerkelijk gereduceerde prijs mogelijk.
B.v.d.B
| |
Boek en druk in Deventer in de vijftiende eeuw
Onder de titel Zwarte kunst in de Bisschopstraat; boek en druk te Deventer in de 15de eeuw heeft Dr. A.C.F. Koch, bibliothecaris van de Athenaeumbibliotheek, een alleraardigst boekje geschreven over Deventer als stad van scholen, scriptoria, drukkerijen en boekhandels in de vijftiende eeuw. Locale geschiedenis - maar Deventer was in deze periode een van de grote cultuurcentra in de Lage Landen, en Koch heeft kans gezien het leven en bedrijf aan de voet van de Lebuinus in een Europees perspectief te plaatsen. Bijzonder interessant zijn de gegevens over Wolter de Hoge, magister van de Keulse universiteit, die in de jaren 1457-1459 in de Engestraat een handel in boeken en devote artikelen heeft gedreven. Na zijn dood werd zijn nalatenschap door het stadsbestuur geïnventariseerd; de boedel bleek een vijftigtal boekdelen te bevatten, de meeste op het gebied van liturgie en devotie, maar ook op dat van de grammatica, logica, metafysica. Bovendien waren er niet minder dan acht medische en een tweetal kosmografische werken. Behalve boeken verkocht Wolter ‘kantoorbehoeften’, paternosters en pappiren hilgen (prenten van heiligen). In het sterfhuis werd ook ene marssekorff mit prenten ende formen aangetroffen, een mars met gedrukte prenten en, naar Koch interpreteert, houtblokken, met behulp waarvan deze prenten werden gedrukt. Zo blijkt deze oudste boekhandelsinventaris uit de Nederlanden ook een nieuw gegeven over de drukkunst - zij het niet over het drukken met losse letters - bewaard te hebben! Kochs boekje bevat meer van deze tekenende details, die een onverwacht cultuurhistorisch vergezicht doen opengaan. Het is verkrijgbaar bij Boekhandel Praamstra te Deventer; de prijs is f 15,-.
W.P.G.
| |
De wereld van ‘Van nu en straks’
In de vorige jaargang van dit tijdschrift kon worden gewezen op de activiteiten van het Centrum voor de Studie van het Vlaamse Cultuurleven vanaf het begin van de achttiende eeuw (CSVC), en met name op de gelukkige start van het project dat de publikatie beoogt van de briefwisseling rond het tijdschrift Van nu en straks. (Ntg 70 (1977) p. 284-285). In 1975 is de eerste gestencilde driedelige prepublikatie verschenen, die de brieven uit het jaar 1890 behelst, voorzien van een uitvoerige annotatie en een encyclopedisch apparaat.
Inmiddels is hierop eind 1977 een vervolg uitgekomen: Brieven uit 1891, bestaande uit twee delen Teksten (tezamen 406 blz.) en twee delen Annotatie (tezamen 384 blz.), en verzorgd door R. Beckers, L. Jansseune en W. de Rooy. De bedoeling van de uitgave is de brieven openbaar te maken die geschreven en/of ontvangen zijn door de oprichters van het tijdschrift en de medewerkers aan de eerste reeks, waarbij voor de laatste groep de mate van betrokkenheid bij Van nu en straks het criterium voor de selectie heeft
| |
| |
gevormd. Het ‘jaar 1891’ omvat in deze opzet 223 brieven - vrijwel tweemaal zoveel als het voorgaande. Zoals de redactie vaststelt: ‘de oogst valt niet zeer evenwichtig uit omdat voornamelijk de briefwisseling tussen De Bom en Vermeylen bewaard bleef.’ Maar dan toch evenwichtiger dan die van het voorgaande jaar, omdat niet alleen Vermeylens brieven aan De Bom over zijn, doch ook de andere helft van de correspondentie. De reden ligt waarschijnlijk in het feit ‘dat De Bom, bij het concipiëren van zijn roman Wrakken (1898), zijn aan Vermeylen gerichte brieven uit dat jaar terug vroeg omdat hij op die manier een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld wilde ophangen van zijn toenmalige belevenissen.’ We danken daaraan in elk geval een zeer levendig en intiem beeld van de relatie tussen de beide jonge auteurs (De Bom werd in 1891 drieëntwintig, Vermeylen was nog vier jaar jonger), van hun levensomstandigheden, hun literaire en erotische bekommernissen. Daarbij vergeleken zijn de overige brieven slechts van accidenteel belang.
Helaas moet men constateren dat de kwaliteit van deze prepublikatie niet geheel van hetzelfde hoge niveau is als die van de correspondentie uit het voorgaande jaar: er zijn nogal wat tikfouten blijven staan, en ook de annotatie geeft niet zo volkomen bevredigend antwoord op elke denkbare vraag als in ‘1890’, terwijl ze evenmin geheel consistent is. Men mag evenwel aannemen dat deze, relatief ondergeschikte, tekortkomingen zullen worden geredresseerd voor een definitieve uitgave, die in voorbereiding is.
Men kan zich nog steeds aanmelden voor het lidmaatschap van het C.S.V.C. (Minderbroederstraat 22, Antwerpen). De contributie bedraagt slechts Bfr. 200 voor individuele leden en Bfr. 500 voor instituten. De gestencilde delen over 1890 en 1891 zijn evenwel niet meer voorhanden, maar het bestuur deelt mee dat er inmiddels onderhandeld wordt over de uitgave van het werk in boekvorm. Lukt dat, dan zal de reeks aan de leden worden geleverd met een flinke korting (men denkt aan 30%). De oplage van de gestencilde uitgave voor 1892 zal in elk geval worden aangepast aan het toegenomen ledental van het Centrum, zodat nieuwe leden op gratis toezending van de nog te verschijnen prepublikaties mogen rekenen.
A.L.S.
| |
Amice; brieven van Couperus aan Veen II
Kort na de drievoudige aflevering van ‘Achter het boek’ die, onder de titel Waarde Heer Veen, Couperus' brieven aan zijn uitgever bevatte uit de periode 1890-november 1902, is als jaargang 13 het vervolgdeel uitgekomen met de brieven van december 1902 tot september 1919 (nr. 320-610): Amice. De uitgave is verzorgd door F.L. Bastet.
Er is weinig reden om veel toe te voegen aan het commentaar dat in dit tijdschrift is gegeven naar aanleiding van het eerste deel (Ntg 70 (1977) blz. 568-569). Het karakter van de brieven blijft in hoge mate ‘kattebellerig’, de annotatie summier. De informatie die men uit de briefjes kan opdoen, is vrijwel uitsluitend van externe aard. Daarmee wil niet gezegd zijn dat deze niet van belang zou zijn, integendeel. Maar het blijft de vraag of tot dit doel een volledige editie van het materiaal die in abonnement f 70,- en afzonderlijk gekocht f 84,- kost, gerechtvaardigd is, hoe fraai ze ook is uitgevoerd.
Ook in dit tweede deel lijkt de rangschikking niet steeds overtuigend: het als 405 afgedrukte prospectus hoort na 407, de volgorde van de brieven 377 en 378 moet wel andersom zijn. Merkwaardig is dat in brief 346 ‘de kleine meid’ naar wier welbevin- | |
| |
den op 25 juli 1903 geïnformeerd wordt, Maria Theodora Veen zou zijn, terwijl naar aanleiding van de zinspeling op een komende blijde gebeurtenis in een brief uit september van datzelfde jaar, wordt meegedeeld dat deze Maria Theodora Veen op 1 februari 1904 werd geboren. In de inleiding over de periode ‘januari 1917-september 1920’ [!] wordt gezegd dat Couperus' laatste brief aan de uitgeverij Veen dateert van 30 september 1919 - zoals ook het titelblad 1919 als laatste jaar vermeldt; boven de brieven 609 en 610 staat echter weer als jaartal 1920.
A.L.S.
| |
Huldealbum voor prof. J.J. Aerts
Aan de Katholieke universiteit te Leuven wordt een huldealbum voorbereid ter gelegenheid van het emeritaat van prof. Aerts. Het zal ongeveer 400 blz. omvatten en opstellen over Nederlandse letterkunde behelzen. Voor een folder met intekenkaart kan men zich wenden tot Mw. R. Bouckart-Ghesquiere, Afd. Algemene Literatuurwetenschap, Katholieke Universiteit, Blijde Inkomststraat 21, B-3000 Leuven.
| |
13de linguïstische colloquium
Van 20-23 september 1978 wordt in Gent het 13de linguïstische colloquium gehouden. Men kan nadere gegevens verkrijgen bij M. van de Velde, Blandijnberg 2, B-9000 Gent.
| |
Hofwijck en Cluijs-werck
De nieuwe uitgaven van Hofwijck en Cluijs-werck, bezorgd door F.L. Zwaan, zijn kort geleden verschenen. Zie voor de wijze waarop men ze kan kopen: Ntg. 1977 (jrg. 70), blz. 572.
|
|