De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||
Fokus presuppositie en NP-preposingGa naar voetnoot*1 Het is een bekend feit, dat nominale objekten zowel voor als na bepalingen voor kunnen komen. In dit artikel, dat een meer beschrijvend dan theoretisch karakter heeft, gaan we ervan uit dat er een transformatie NP-preposing is, die NP's over bepalingen heen naar links verplaatst. Voor argumenten, dat voor de beschrijving van de distributie van NP's en bepalingen een NP-verplaatsingsregel de voorkeur heeft boven een transformatie die bepalingen naar rechts verplaatst, zie De Haan (in voorbereiding). Zinnen met pronominale objekten blijven buiten beschouwing, zij zijn het onderwerp van een Z.W.O.-onderzoek (door H. Bennis). We nemen aan, dat de grammatika van het Nederlands de volgende herschrijfregels heeft (vereenvoudigd):De NP in c is het indirecte objekt, de eerste in d het directe objekt, het tweede lid van de rechterkant van d bevat predikaatsnomina, resultatieve werkwoordsbepalingen, voorzetselvoorwerpen en inherente bepalingen van plaats en richting. Dat het indirekte objekt hoger in de boom staat dan het direkte objekt wordt aannemelijk gemaakt door Blom en Daalder (1976). Het teken * geeft aan, dat er meer van deze konstituenten tegelijk kunnen voorkomen. Omdat er op de plaats van _____ in de volgende zinnen alleen zinsbepalingen kunnen staan nemen we aan, dat die daar, dus voor het subjekt, gegenereerd kunnen worden
Omdat de plaats van objekts-NP's samenhangt met de verdeling van de zin in fokus en presuppositie, en omdat de herkenbaarheid van deze ‘zinsdelen’ als zodanig alles te maken heeft met de aksentuering van de zin, is het gewenst dat we ons eerst met deze begrippen bezig houden. 2 2.1 Evers en Huybregts (1972) betogen, dat de toekenning van het zinsaksent cyklisch gebeurt. Ze geven een regel, die we hier niet bespreken, omdat zoals de schrijvers zelf al | |||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||
opmerken, deze formulering te eenvoudig is, en de tekortkomingen wellicht met een verbeterde formulering te verhelpen zouden zijn. Dat deze regel, de Nuclear Stress Rule (NSR), cyklisch werkt, maken de auteurs aannemelijk aan de hand van de volgende zin:
Er zijn echter ernstige bezwaren aan te voeren tegen het bestaan van een automatisch werkende NSR. Zie de volgende zinnen:
Verder kan in
Een zuiver syntaktische benadering lijkt dus onoverkomelijke bezwaren te bieden. Met zin (6) hebben we een ander probleem aangesneden: dat van de aard en funktie van het zgn. kontrastieve aksent. De NSR beoogt namelijk, het neutrale zinsaksent te beregelen, maar de vraag rijst, hoe andere aksenten toegekend moeten worden, en wat er met het neutrale zinsaksent gebeurt als er aan een andere konstituent dan door de NSR beklemtoonde kontrastief aksent gegeven wordt. 2.2. Dergelijke problemen worden aan de orde gesteld in Blom en Daalder (1977). Op zoek naar een bevredigende beschrijving van de pseudocleft-konstruktie (het type zin: wat hij eet is havermout) analyseren de schrijfsters koppelwerkwoordzinnen. Het begrippenapparaat dat ze daarbij hanteren geven we in het kort weer. Op intuïtieve gronden wordt de laatst optredende klemtoon het zinsaksent genoemd, bij wijze van operationele definitie dus. De schrijfsters maken een duidelijk onderscheid tussen de syntaktische struktuur enerzijds, en de informatiestruktuur anderzijds. Aksenttoekenning is verbonden met de informatiestruktuur, niet met de syntaktische. Hoe aksenttoekenning wordt beregeld, wordt niet vermeld. Verder is er een gebruikstheorie, die informatiestruktuur en syntaktische struktuur op elkaar betrekt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||
Wat de informatiestruktuur betreft, daar onderscheiden Blom en Daalder oude bekende informatie, de zgn. presuppositie, en de nieuwe informatie, de fokus. De fokus is de drager van het zinsaksent. In neutraal beklemtoonde zinnen vinden we de volgorde: presuppositie - fokus. Wordt de fokus door gepresupponeerde elementen gevolgd, dan ervaren we die zin als kontrastief geaksentueerd. De fokus is dus de konstituent die uitdrukking geeft aan wat gepresenteerd wordt als nieuwe, niet rekonstrueerbare of in elk geval speciaal de aandacht verdienende informatie, het ‘informatieve brandpunt’ (p. 83). Omdat de fokus in ‘neutrale’ zinnen achterin de zin staat is het begrijpelijk, dat het laatste aksent in een zin als zinsaksent ervaren wordt. We zien dus, dat de toekenning van zinsaksent, de waarneembare aanwijzing van de fokus, los is gemaakt van de syntaktische systematiek. In het vervolg zullen we nagaan, in hoeverre het gewenst is, deze tweedeling in deze vorm konsekwent door te voeren.
2.3. In het voorgaande werden de volgende zinnen met elkaar vergeleken
Zinnen met een echte werkwoordelijke uitdrukking gedragen zich als (3):
Omdat zinnen waarin PP over V is toegepast een aparte studie verdienen gaan we nu niet verder op dit verschijnsel in, maar het is duidelijk, hoezeer informatiestruktuur en aksent met elkaar samenhangen.
3 In het nu volgende deel onderzoeken we de distributie van objekts-NP's in het | |||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||
middenstuk van de zin. Buiten beschouwing blijven zinnen waarin een objekt getopikaliseerd is, en zinnen waarin PP over V is toegepast. We onderscheiden de volgende zinstypen met een nominaal objekt
3.1 Het eerste zinstype dat we behandelen is dus het type: werkwoord met een lijdend voorwerp als enige aanvulling. Als specimen van een predikaatsbepaling nemen we een bepaling van middel, terwijl een tijdsbepaling de zinsbepalingen vertegenwoordigt. We gaan uit van zinnen met een samengesteld predikaat, omdat daar het hoofdwerkwoord op zijn dieptestruktuurplaats staat, omdat daar het hoofdwerkwoord op zijn dieptestruktuurplaats staat, en de grens tussen middenstuk en uitloop duidelijk gemarkeerd is, en we laten de persoonsvorm buiten beschouwing: het gaat om de distributie van NP's en PP's / AP's / AdvP's.
In (1) valt bij neutrale intonatie het zinsaksent op konijn, en niet op geschoten. In (2) krijgt konijn eveneens het zinsaksent, maar geweer krijgt ook aksent als het bij de fokus hoort. Het valt intuïtief moeilijk vast te stellen of dat nevenaksent even sterk is als het zinsaksent of niet. We nemen voorlopig aan dat ze even zwaar zijn, en spreken in beide gevallen van hoofdaksent. Het laatste hoofdaksent is dus het zinsaksent. In (3) krijgt, mits deel van de fokus, ook gisteren hoofdaksent. In alle zinnen kan ook het subjekt, Jan, tot de fokus horen, en dan hoofdaksent krijgen. Het valt op, dat geschoten in deze zinnen geen hoofdaksent krijgt. We kunnen dat het best verklaren, door aan te nemen, dat in de informatiestruktuur een konijn geschoten als eenheid wordt behandeld, en dus als groep maar één aksent krijgt. In neutrale zinnen is de volgorde: eerst de presuppositie, dan de fokus (P.-F.). Het is dus mogelijk, althans in theorie, in (1) alleen geschoten als fokus te nemen. In dat geval wordt het werkwoord los gemaakt van zijn direkte aanvulling, en we ervaren dat als ‘abnormaal’. Dat komt, doordat een indefiniete NP, in dit geval het objekt, juist door zijn onbepaaldheid het meest geëigend is om (deel van) de fokus te zijn. Het gevolg is dat we spanning voelen tussen enerzijds de onbepaaldheid, anderzijds het gepresupponeerd zijn. Een zekere kontrastwerking is het gevolg. De meest voor de hand liggende situatie waarin deze zin zo gebruikt wordt is die, waarin de hoorder van de vorige zin het werkwoord niet goed verstaan heeft, en vraagt: Jan heeft een konijn ‘gewat’? In (2) en (3) kunnen de bepalingen buiten de fokus vallen, en dan aksentloos blijven, maar erg voor de hand liggend, natuurlijk, is dat niet. Bepalingen als deze zijn syntaktisch niet-noodzakelijke zinsdelen, en om redenen van taalekonomie is het zinloos deze zinsdelen te herhalen in het gepresupponeerde deel van de zin. Alleen in | |||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||
een ‘echosituatie’ is dat natuurlijk. In (1) - (3) zijn er uiteraard vele mogelijkheden, de zinnen kontrastief te beklemtonen. We hoeven daarvoor er allen voor te zorgen, dat de neutrale volgorde P - F doorbroken wordt. Zo is het mogelijk, een konijn als fokus te nemen, zodat geschoten presuppositie wordt, om een geval te noemen. Bij indefiniete NP's moeten we bij de beoordeling bedacht zijn op de mogelijkheid, dat we te maken hebben met zg. specifiek-indefiniete NP's: er wordt een bepaalde, maar niet nader aan te duiden zelfstandigheid bedoeld. Zo is:
In het vervolg laten we deze gevallen buiten beschouwing, en noemen een zin als (5) ongrammatikaal.
In deze zin is het objekt bij het hoofdwerkwoord vandaan gehaald, en omdat dat objekt onbepaald is, is de natuurlijke eenheid verbroken. De taalgebruiker kan hiermee verschillende bedoelingen hebben. Zo kan hij een konijn als fokus willen nemen, en door het een afwijkende plaats te geven de dubbelzinnigheid die het gevolg is van aksent op konijn (of een konijn is fokus, of een konijn geschoten) vermijden. Een minder voor de hand liggende mogelijkheid is, dat met zijn geweer geschoten fokus is. Zoals hierboven al werd aangetoond is dat ‘vreemd’, omdat indefiniete objekten het natuurlijkst zijn als (deel van de) fokus. Alleen in een soort van echosituatie zal zo'n zin gebruikt worden. In dat geval krijgt geschoten zinsaksent, en geweer nevenaksent. Zoals al vermeld, is een zin als (3a) ongrammatikaal, omdat indefiniete NP's niet voor zinsbepalingen voor kunnen komen, zelfs niet als fokus.
Als het objekt bepaald is, hangt de plaats van dat objekt samen met zijn al dan niet (deel van de) fokus zijn:
Als in (6) het objekt tot de fokus hoort, krijgt het zinsaksent, evenals in (1). Dat is alleen mogelijk, als het konijn wezenlijk nieuwe informatie biedt. In (6) is dat moeilijk voor te stellen, maar in een zin als:
In deze zin is geschoten, of, en waarschijnlijker, met zijn geweer geschoten fokus. Het doel van NP-preposing is hier dus, een natuurlijke verdeling van een zin tussen P en F mogelijk te maken. Uiteraard kan konijn ook kontrastief geaksentueerd worden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||
3.1.2 We kunnen nu enige voorlopige konklusies trekken. We moeten behalve het zinsaksent, dat in valt, nevenaksenten toekennen om de juiste omvang van de fokus vast te stellen. In neutrale zinnen wordt de fokus begrensd door de konstituent met het meest linkse hoofdaksent en het zinseinde. Verder blijkt NP-preposing alles te maken te hebben met de fokus-presuppositie-indeling van een zin. Definiete objekts-NP's gaan meestal naar voren om ze uit de fokus te halen, indefiniete om ze ondubbelzinnig kontrastief te kunnen beklemtonen.
3.2 Het tweede type dat we behandelen is dat, waarin er zich tussen het nominale objekt en het werkwoord een PP bevindt: → NP - PP - V. Zoals reeds opgemerkt (2) kunnen er twee gevallen onderscheiden worden:
3.2.1 Bij geval a) onderscheiden we de volgende mogelijkheden:
Deze zinstypen gedragen zich in verschillende opzichten identiek: het neutrale zinsaksent valt op PP, in alle gevallen is PP over V mogelijk:
Hier past enige bijzondere aandacht voor (11). Het is o.i. niet onmogelijk, een voorbijganger zinsaksent te geven, en naar de weg gevraagd als semantische eenheid op te vatten. De implikatie hiervan is, dat een voorbijganger direkt objekt wordt. In de spreektaal is de voorbijgangers werden naar de weg gevraagd niet onmogelijk. Een verwante verschuiving treffen we aan in: de bezoekers werden opengedaan. Als (11) zo wordt opgevat, is PP over V moeilijk, omdat deze transformatie hier juist als gevolg heeft, dat de PP losser van V komt te staan. We gaan hier niet op dat verschijnsel, dat een aparte studie waard is, in. Het is de moeite waard na te gaan, welke aksentverhoudingen in deze zinnen mogelijk zijn. We kunnen ermee volstaan, (10) systematisch te onderzoeken: (9) en (11) gedragen zich, onder het zoëven gemaakte voorbehoud, en voor zover we het zien, identiek, althans voorzover het distributionele mogelijkheden betreft. In een ander opzicht lijken ze te verschillen: in (9) is de PP verplicht aanwezig, in (10) kan hij weggelaten worden, maar dan wordt de zin als elliptisch ervaren, en de PP wordt uit de kontekst in gedachten aangevuld, of de zin krijgt een andere betekenis, die ongeveer overeenkomt met: hij heeft iemand tot rektor benoemd. In het eerste geval nemen we aan, dat de PP als Δ in de oppervlakte struktuur verschijnt. In (11) is de PP weglaatbaar, maar vragen krijgt dan een andere betekenis, n.l. uitnodigen. We mogen dus konkluderen dat in wezen de PP in (9) - (11) verplicht is, en gaan de verschillende varianten van (10) toetsen aan de bevindingen uit 3.1. (10) hij heeft een rektor tot inspekteur benoemd In deze zin valt het neutrale zinsaksent op inspekteur. Is het direkte objekt gepresuppo- | |||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||
neerd dan krijgt deze NP geen nevenaksent, is de fokus NP - PP - V, dan wel. Het is in deze zin moeilijk, alleen benoemd als fokus te nemen, behalve in echosituaties. Kennelijk wordt de groep tot inspekteur benoemd zodanig als eenheid ervaren - samen hebben ze dan ook maar één aksent - dat scheiding een ‘vreemd’ resultaat oplevert. Evenals in (1) blijkt het moeilijk, een werkwoord los te maken van zijn eerste inherente aanvulling en de zin dan neutraal op te vatten. (10a) hij heeft uit politieke overwegingen een rektor tot inspekteur benoemd Een zin als deze is moeilijk te beoordelen. De reden daarvan is, dat er een teveel aan informatie in staat. De eerste aanvulling bij benoemd, tot inspekteur, maakt de zin al tot een afgerond geheel wat nieuwe informatie betreft. Eén extra zinsdeel, i.c. een rektor, maakt de fokus ‘vol’, zodat (10a) als overvol ervaren wordt. Zin (10a) lijkt vooral te gebruiken in een kontrasterend verband, met als fokus de predikaatsbepaling, het objekt of de res. ww. bep. Het is van belang om op te merken, dat hier het direkte objekt niet de eerste aanvulling is bij het werkwoord, en dus niet in aanmerking komt voor het neutrale zinsaksent. De band met het werkwoord is dus losser dan in (3.1), waar het objekt de eerste aanvulling was. Het gevolg daarvan is, dat dat objekt gemakkelijker naar links verplaatst kan worden dan in (2): (10b) hij heeft een rektor uit politieke overwegingen tot inspekteur benoemd Voor deze zin geldt hetzelfde als wat bij (10a) werd opgemerkt, en ze zijn in dezelfde situaties bruikbaar.
3.2.2 Bij geval b onderscheiden we de volgende mogelijkheden:
In deze zinnen valt het neutrale zinsaksent op het objekt. De PP is weglaatbaar zonder dat er een elliptische zin ontstaat. Wel krijgt (12) een wat andere betekenis. PP over V geeft ongrammatikale zinnen. Bij neutrale beklemtoning valt het aksent op het direkte objekt. De fokus is dan een brief naar de post gebracht, resp. een leerling in de maag gestompt. Nemen we als fokus naar de post gebracht, dan geeft een indefiniet objekt weer een ‘vreemde’ zin.
In deze zin is het ‘normaal’, dat naar de post gebracht de fokus is. De kombinatie PP - V gedraagt zich als werkwoordelijke uitdrukking, of als de kombinatie Prt - V, en krijgt als groep aksent, n.l. op de PP, (resp. Prt).
Doordat een brief de eerste aanvulling is bij de ‘werkwoordelijke uitdrukking’ vinden we dezelfde verschijnselen als in (2a): NP-preposing resulteert in een ‘gemarkeerde’ zin. 3.3 Het derde type dat we aan de orde stellen is dat, waarbij er zich tussen direkt objekt en V een AP bevindt, i.c. een resultatieve werkwoordsbepaling: → NP - AP - V
Zoals te verwachten valt bij neutrale beklemtoning het zinsaksent op groen, en | |||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||
krijgt een deur nevenaksent als het bij de fokus hoort. Het is niet mogelijk, het zinsaksent op een deur te leggen, omdat groen verven niet goed als semantische eenheid opgevat kan worden. Zie echter:
Het is weer duidelijk, hoezeer de informatiestruktuur de interpretatie van de aksentverhoudingen bepaalt. 3.4 Als vierde type wordt het type → NP - NP - V aan een nader onderzoek onderworpen. Oppervlakkig gezien lijken deze zinnen, waarin de tweede NP weer een resultatieve werkwoordsbepaling is, op zinnen met een lijdend en een meewerkend voorwerp.
Echter, in (15) kan de tweede NP niet naar links verplaatst worden, in (16) wel:
Binnen een theorie die streeft naar krachtige beperkingen op strukturele beschrijvingen van transformaties lijkt het niet mogelijk, het verschil tussen (15a) en (16a) op formeelsyntaktische wijze te verantwoorden, en heeft weer een andere benadering de voorkeur: de semantische. In de informatiestruktuur wordt de resultatieve werkwoordsbepaling vermoedelijk als zo nauw met het werkwoord verbonden gevoeld, dat scheiding ongewenst is. Bovendien dreigt er in bepaalde gevallen verwarring: een werkwoord als achten kan als r.w.w.-bep. zowel een PP als een AP als een NP hebben.
Als nu in (17c) de r.w.w.-bep.-NP verplaatst zou worden, kon er een PP vlak voor V komen te staan: *ik heb hem een nobel mens in ieder geval geacht, en omdat achten een r.w.w.-bep. bij zich heeft, zou de PP abusievelijk als zodanig opgevat kunnen worden. Of deze spekulatie werkelijk een verklaring biedt moet nader onderzocht worden. Bij neutrale intonatie valt zowel in (15) als in (16) het zinsaksent op de rechtse NP, geheel volgens de verwachting, en de andere NP krijgt nevenaksent als hij ook tot de fokus behoort. 3.5 Het laatste type is dat met een indirekt en een direkt objekt. In Daalder en Blom (1976) werd betoogd, dat het indirekte objekt ‘hoger’ moest staan dan het direkte objekt, dit op grond van het gedrag van refleksieve pronomina. De schrijfsters laten zien, dat het antecedent van een refleksief (of reciprok) pronomen superieur moet zijn aan dat pronomen. Aangenomen dat het direkte objekt in staat verwachten we het indirekte objekt in . Tegen die veronderstelling zijn (nog) geen bezwaren aangevoerd, terwijl het in minstens één geval gewenst is dat de twee nominale objekten struktureel onderscheiden worden: in het geval van de keuze van het ‘grammatikale’ subjekt in | |||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||
passieve zinnen in verband met kongruentie, en bij keuze van NP-preposing:
Voor de volledigheid en als een samenvattend overzicht geven we nog een aantal zinnen met twee nominale objekten, een predikaatsbepaling en een zinsbepaling:
Volgens de regels krijgt een ijsje het neutrale zinsaksent. In deze zin is in de meest voor de hand liggende interpretatie op 5 aug. - gegeven fokus: zoals al vermeld is, is een uitgebreide presuppositie, met een tijdsbepaling en een predikaatsbepaling, onnatuurlijk. Een bedelend meisje krijgt dan, evenals de PP's, hoofdaksent.
De zin is in dezelfde situaties bruikbaar als (20a). De verklaring hiervoor is dezelfde als die voor de overeenkomst tussen (10a) en (10b): het indirekte objekt is niet de eerste aanvulling bij het werkwoord, zodat het gemakkelijker verplaatst kan worden dan het indefiniete direkte objekt als dat met het werkwoord een eenheid vormt.
Deze zin is, afgezien van de mogelijkheid dat het ind. obj. specifiek is, ongrammatikaal: indefiniete NP's komen niet voor zinsbepalingen voor, kunnen geen dochter van S zijn. Dat deze beperking niet alleen op objekten, maar ook op het subjekt van toepassing is blijkt uit
Voor deze zin geldt, wat ook al bij (2a) (§ 3.1) opgemerkt is: de verplaatsing van het indefiniete direkte objekt maakt de zin ‘gemarkeerd’. Echter, wat in (2a) mogelijk was, n.l. de predikaatsbepaling - werkwoord - groep als fokus nemen, gaat hier veel moeilijker, omdat de presuppositie overvol wordt, en dat terwijl die twee onbepaalde NP's bevat die door hun aard juist (deel van de) fokus zouden moeten zijn. De enige mogelijkheid om (20d) te gebruiken is, dat het lijdend voorwerp fokus is, en de zin dus kontrastief.
Definiete NP's kunnen alleen gebruikt worden als die NP al in het voorafgaande genoemd is, of wanneer er maar één zelfstandigheid is die in aanmerking komt. Een voorbeeld van de laatste mogelijkheid vinden we in (9): in een bepaalde kommunikatieve gemeenschap is er maar één rektor. Deze mogelijkheid is m.b.t. het ijsje in (20e) uitgesloten: ijsjes zijn geen unieke wezens, zodat het ijsje gepresupponeerd moet zijn. Het direkte gevolg is, dat (20e) alleen in kontrasterend gebruik akseptabel is. Het meest voor de hand ligt dan, dat een bedelend meisje fokus is, maar dat maakt de zin nog niet natuurlijk, omdat de bepalingen dan buiten de fokus blijven, want twee bepalingen en een NP kontrasterend gebruiken lijkt onmogelijk. De konklusie is, dat (20e) niet of nauwelijks akseptabel is.
Zoals in het voorgaande betoogd is moet in deze zin het ijsje gepresupponeerd zijn, en dat geldt hier ook voor het bedelend meisje. Zin (20f) zal dan ook vrijwel uitsluitend | |||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||
kontrastief geaksentueerd kunnen worden.
In tegenstelling tot de vorige zin is (20g) wel in een neutrale situatie te gebruiken: de fokus is: (op 5 aug.) wegens de hitte gegeven. Het hoofdwerkwoord krijgt dan zinsaksent, de PP('s) nevenaksent. Alle variaties zijn met (20a-g) nog niet uitgeput, maar afgezien van zinnen waarin pronominale objekten voorkomen zien we geen mogelijkheden die een nieuw licht op de zaak zouden kunnen werpen.
3.6 We vatten de belangrijkste konklusies nu kort samen. Ervan uitgaande, dat aksenttoekenning samenhangt met de informatiestruktuur hebben we gezien, dat in een als neutraal ervaren zin de fokus van die zin voorafgegaan wordt door de presuppositie. In kontrastief geaksentueerde zinnen volgen er op de fokus nog een of meer gepresupponeerde konstituenten. In de onderzochte zinnen valt het neutrale zinsaksent, dat is het laatste hoofdaksent, binnen : op de eerste aanvulling van het werkwoord, of als die er niet is of niet in aanmerking komt, op het werkwoord. De term ‘werkwoord’ is hier niet helemaal juist, want soms verbindt het werkwoord zich met een andere konstituent, b.v. een partikel of een PP, tot een groep die funktioneert als ‘werkwoordelijke uitdrukking’.Onbepaalde NP's, met name de onderzochte nominale objekten, zijn door hun aard het meest geschikt om als fokus of als deel daarvan op te treden. Staan ze buiten de fokus, dan wordt zo'n zin als ‘gemarkeerd’ ervaren. NP-preposing is een transformatie, die semantische effekten heeft: ze maakt het mogelijk de gewenste verdeling van de zin in fokus en presuppositie tot stand te brengen. Hieruit valt een argument vóór NP-preposing, en tegen een regel die bepalingen naar rechts verplaatst af te leiden: het is de status van de NP die verandert (hij wordt b.v. uit de fokus gehaald), en niet die van de bepaling. Vgl.
De fokus is herkenbaar aan de hoofdaksenten. In de onderzochte zinnen, waarin het werkwoord de laatste konstituent is, wordt hij dus begrensd door de meest linkse konstituent met hoofdaksent en het zinseinde.
4 In dit laatste hoofdstuk zullen we enige opmerkingen maken over het theoretische kader waarbinnen de besproken verschijnselen geplaatst moeten worden. De argumenten waarmee Evers en Huybregts pleiten voor een cyklische aksenttoekenning lijken plausibel, maar van een automatisme kan, zoals we gezien hebben, geen sprake zijn. Ons lijkt de volgende gang van zaken het meest aannemelijk: aksenttoekenning gebeurt cyklisch, maar is optioneel. Zo kunnen we verklaren, dat in
In het voorgaande noemden we het laatste hoofdaksent het zinsaksent, en we lieten | |||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||
in het midden, of dat sterker is dan de andere hoofdaksenten of niet. De term zinsaksent suggereert echter, dat dat aksent prominent is boven de andere, en die suggestie lijkt juist. Vgl.
In (2) valt het zinsaksent op auto en krijgt Amsterdam nevenaksent, in (3) is het, in een bepaalde aksentuering, andersom. Beide zinnen zijn dus even neutraal, maar in (2) ligt het zwaartepunt van de mededeling in het objekt, in (3) in de bepaling. De zinnen laten zien, dat de resultaten van h3 voorlopig zijn: het is niet noodzakelijk dat in een neutrale zin het zinsaksent in v valt, maar dat er een hoofdaksent in valt. Immers, als zo'n aksent in (3) ontbreekt, en alleen Amsterdam hoofdaksent krijgt, is de zin kontrastief. Zinnen met PP over V verdienen echter een apart onderzoek, zodat we daar hiet niet verder op in gaan. Als we aannemen, dat de informatiestruktuur van Blom en Daalder hetzelfde is als de logische vorm van Chomsky (1977, h4), wordt in de semantische komponent door de fokus-regel vastgesteld, hoe de fokus-presuppositie-indeling van de zin is, dit op grond van de hoofdaksenten. Zinnen zonder hoofdaksent worden dan afgewezen. Het doel van dit artikel was, de samenhang tussen NP-preposing en fokuspresuppositie-indeling van zinnen te demonstreren. Daarom moeten we veel problemen onbesproken laten, zoals een nauwkeuriger beregeling van zins- en nevenaksenten, zinnen met PP over V i.v.m. fokus-bepaling en een uitgewerkt formalisme om de logische vorm van zinnen te bepalen. Hopelijk is dit stuk daartoe een aanzet geweest.
Heerde, Zompweg 2 E. VAN DEN BERG | |||||||||||||||||||||
Aangehaalde werken
|
|