De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haplologie, cacofonie, doubling?1. In een artikel verschenen in Taal- en letterkundig Gastenboek voor Prof. Dr. G.A. van Es (De Vriendt 1975) heb ik een zeker aantal verschijnselen behandeld die ik onder een noemer meende te kunnen brengen: het vermijden van (sommige) herhalingen in de zin. In dit artikel wil ik nu
2. De Grammaire générale et raisonnée, beter bekend als Grammaire de Port-Royal (Arnould et Lancelot 1660, 41) doet opmerken dat in het Frans de numerusoppositie tussen de lidwoorden un en des (un crime/des crimes) behouden blijft na voorzetsels (à un crime/à des crimes, pour un crime/pour des crimes) maar niet na het voorzetsel de, waar het lidwoord des - en ook de - wegvalt. De Grammaire générale et raisonnée heeft daarvoor een fonetische (juister: auditorische) verklaring: ‘Il est donc visible que, selon cette analogie, le gênitif pluriel devait être formé de même, en ajoutant de à des ou de; mais qu'on ne 1'a pas fait pour une raison qui fait la plupart des irrégularités des langues, qui est la cacophonie, ou mauvaise pronociation. Car de des, et encore plus de de, eüt trop choqué 1'oreille, et elle eût eu peine à souffrir qu'on eût dit: Il est accusé de des crimes horribles, ou, Il est accusé de de grands crimes.’ Het is niet zeker dat Zaalberg (1970) aan een fonetische verklaring dacht voor gelijkaardige verschijnselen in het Nederlands, maar de keuze van de term haplologie - volgens Van Dale, de ‘weglating van een lettergreep bij het spreken bij opeenvolging van twee gelijke’ - wijst m.i. ook in die richting. De opvatting dat het hierbij om louter fonetisch gemotiveerde verschijnselen zou gaan werd door verschillende auteurs bestreden, o.a. door M. Gross (1967, 108) die de tekst uit de Grammaire générale et raisonnée citeert, een analyse voorstelt die in haar grote trekken overeenstemt met die van zijn zeventiende-eeuwse voorgangers en het woord ‘cacophonie’ overneemt, echter met de expliciete restrictie dat hij niet gelooft aan de strict fonologische interpretatie van de regel. De strings / dә dә / en / dә dә /, zegt hij, komen nl. ook voor in je demande de la bière, je lui ai dit de déjeuner, je lui ai dit de demander d Pierre, enz. Het is niet moeilijk meer voorbeelden van dit type te vinden. De strings / ãã / en / ii / die niet toegelaten zijn inGa naar voetnoot1
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen voor in en entendant, en entrant, j'y irai, enz. Ook in het Nederlands zal dezelfde spreker die de opeenvolging van twee voegwoorden of vermijdt (zie verder) geen bezwaar hebben tegen defensief of offensief, onderofficier of officier. Wie uit deze voorbeelden de conclusie zou willen trekken dat twee gelijkklinkende syllabes alleen toegelaten zijn wanneer tenminste één van de twee deel uitmaakt van een plurisyllabisch woord en dus niet wanneer het gaat om twee identiekeGa naar voetnoot2 monosyllabische woorden zou zich vergissen. Het komt me voor dat en en en y y steeds uitgesloten zijn in het Frans maar we zullen verder zien dat bij andere woorden de ‘herhaling’ soms wel, soms niet mogelijk is. De onmogelijkheid van en en en y y in het Frans, naast die van veel andere clitische pronomina wordt door David M. Perlmutter verklaard door middel van wat hij Surface Structure Constraints of Output Conditions noemt. Hij betoogt dat de grammatica van het Frans (en ook van het Spaans) ‘must contain a device to filter out any sentence which contains one of these (d.w.z. de ongeoorloofde) pronoun sequences in surface structure’ (Perlmutter 1970, 207) en dat de restricties waarover het hier gaat noch in de basis van een transformationeel-generatieve gram-matika, noch door middel van transformaties opgevangen kunnen worden. Wat en en y betreft komt dat hier op neer dat elk clitisch pronomen een vaste plaats heeft in een patroon dat er, volgens Perlmutter,Ga naar voetnoot3 voor het Frans als volgt uitziet.
Daardoor worden en en en y y automatisch uitgefilterd. De opvatting dat oppervlaktestructuren door output conditions geblokkeerd moeten kunnen worden vinden we terug in J.R. Ross (1972). Hij meent dat men op die wijze de ongrammatikaliteit kan verklaren van
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan alleen betekenen dat aan het drinken van anderen een einde werd gemaakt. In die zin behoren tot het paradigma van drinking ook fornication, drug abuse, enz., d.w.z. nomina of nominale constituenten. [Ving]V [Ving]N mag dus wel, [Ving]V [Ving]V niet. Dat is echter nog niet voldoende, want naast zin (5) die ongrammaticaal is met twee [Ving]V is (6) onberispelijk:
De reden van dit verschil in grammatikaliteit moet gezocht worden in het feit dat de twee [Ving]V die in de oppervlaktestruktuur naast elkaar staan, in een diepere struk-tuur de verba waren van adjacente zinnen in zin (5), maar niet in zin (6), m.a.w. de zin waaruit drinking on the campus ontstaan is, is een constituent in de matrix-zin met are stopping, terwijl de zin waaruit breathing deeply is ontstaan een constituent is in een ‘zin’ (nl. breathing deeply to benefit us) die zelf een constituent is van de ‘zin’ expecting breathing deeply to benefit us. De regel die (5) moet blokkeren en (6) niet, beantwoordt dus helemaal aan de definitie die Ross (1972, 61) geeft van een global rule, nl. een regel die ‘must be formulated in such a way as to link certain features of remote structure to certain features of surface structure’. 3.0. Volgt nu een bespreking van een zeker aantal Nederlandse constructies waar de herhaling van constituenten vermeden wordt. Ik vraag hierbij de aandacht van de lezer voor a. de rol van de fonetische overeenkomst; het kan nota bene gaan om een gedeeltelijke overeenkomst (cf. de de maar ook de des en de doubl-ing gevallen van Ross waar verschillende woorden dezelfde uitgang hebben); b. de rol van de morfologisch-syntactische categorieën (woordsoorten); c. het feit dat er andere oplossingen zijn dan het weglaten van-een constituent (de de → de); in de boven vermelde gevallen en en, y y en doubl-ing mogen de twee constituenten niet naast elkaar optreden, maar het is ook niet mogelijk een van de twee weg te laten. 3.1. morgen: we zeggen in het Nederlands deze morgen, vanmorgen, gister(en)morgen, maar niet (naast morgen middag of morgen avond) *morgen morgen. Het is zeker geen toeval dat ook in het Duits, naast heute morgen, *morgen morgen niet gezegd wordt, terwijl het Engels, waar de woorden voor ‘voormiddag’ en ‘dag na vandaag’ niet homoniem zijn, wel to-morrow morning kent. 3.2. U: we zeggen u hebt u ervan kunnen vergewissen of u hebt zich... In de inversie is hebt u zich ervan kunnen vergewissen voor de meeste sprekers waarschijnlijk de enige mogelijkheid (dus niet hebt u u...). Naast u zich is je je echter wel mogelijk: heb je je ervan kunnen vergewissen; heb je je niet vergist, enz. Dit kan m.i. als volgt verklaard worden. In beide gevallen (u u, je je) krijgen we twee pronomina: het eerste is onderwerp, het tweede is (direct of indirect) voorwerp of maakt deel uit van een ‘samengesteld’ (noodzakelijk reflexief) werkwoord. Het is blijkbaar uitgesloten dat één van de twee constituenten hier weggelaten wordt (*hebt u in de spiegel gezien?* hebt u ervan kunnen vergewissen?), bij toevallig reflexieve werkwoorden omdat daar door een actant (Tesnière) zou verdwijnen die we niet kunnen missen - de zin wordt ongrammaticaal of krijgt een andere betekenis - en bij de noodzakelijk reflexieve werkwoorden omdat dit soort werkwoorden alleen bestaat mèt het reflexivum. Is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weglating uitgesloten, dan is dissimilatie misschien mogelijk (zoals in 3.1., 3.3., 3.4. enz.)? Dat is inderdaad wat gebeurt bij u u → u zich, maar voor je was blijkbaar geen substituut beschikbaan: je je → je -? Hierbij maak ik nog twee opmerkingen: a. het kan zijn dat u u (VV, vokaal + vokaal) als storender ervaren werd en wordt dan je je (CVCV); b. niet alleen twee je's zijn mogelijk, maar ook drie. Het derde is dan het bezittelijk voornaamwoord: (6bis) Had je je je vakantie zo voorgesteld toen je enkele maanden geleden besloot naar Libanon te gaan? 3.3. het: we hebben geen enkel bezwaar tegen het (vnw) het (lidw.):
Waar twee voornaamwoorden het op elkaar zouden volgen, wordt er echter één vervangen door een ander pronomen:
3.4. of. Twee woorden of zouden op elkaar kunnen volgen in geval van nevenschik-king met of van twee door het onderschikkend voegwoord of ingeleide bijzinnen. Ik durf geen sterretje te plaatsen voor zin (1.1), maar ik denk dat (11) alleszins minder acceptabel is dan (1la) of (1lb)Ga naar voetnoot4:
Het komt me voor dat de zin beter klinkt als het tweede of door dat vervangen wordt (of - nota bene - het eerste door dan wel); als ook (11b) beter is dan (11) dan bewijst het dat het de onmiddellijke opeenvolging van tweemaal of is die als storend ervaren wordt. Ik moge hieraan toevoegen dat mijn Leuvense collega, prof. E. Nieuwborg, mij toestemming gaf gebruik te maken van zijn concordanties en dat ik geen enkel voorbeeld van of of gevonden heb in negen Noordnederlandse romans, vijf toneelstukken en kranteartikelen (samen ongeveer een miljoen woorden tekst). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5.dat Het woord dat kan in het Nederlands aanwijzend vnw., betrekkelijk vnw of onderschikkend vw zijn. Als twee dat's tot verschillende woordsoorten behoren, is er geen bezwaar tegen dat ze op elkaar zouden volgen:
Ook respectievelijk zelfstandig en bijvoeglijk gebruikte voornaamwoorden kunnen naast elkaar staan: (15) Is dat dat laatste boek van Wolkers? Het lijkt me veel moeilijker acceptabele zinnen te vormen met tweemaal een zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord: (16) ? Betekent dat datl De opeenvolging van tweemaal het voegwoord dat doet andere problemen rijzen. Dit is nl. alleen mogelijk als een dat-zin ingebed is in een andere dat-zin, inbedding die onderhevig is aan restricties die onderzocht zijn door J.R. Ross in zijn dissertatie (Ross 1967) en na hem o.a. door S. Kuno (1973). Het is hier de plaats niet om na te gaan in welke mate die restricties ook voor het Nederlands gelden. Als we echter de volgende zinnen met elkaar vergelijken:
‘The differing degrees of acceptability of the above sentences seem to be explainable by the following assumption: 3.6.een In het boven reeds vermelde artikel, schrijft Zaalberg dat ‘heel gewoon is de haplologische weglating van het lidwoord een’. Daar zijn inderdaad tal van voorbeelden van te vinden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Misschien wordt deze weglating van één een in de hand gewerkt door een andere constructie, nl. een beetje fotograaf, een beetje metselaar, waarin Van Dale beetje als een bn beschouwt (betekenis: ‘het genoemde in noemenswaardige mate zijnde, of: zichzelf respecterend’). Het is niet ondenkbaar dat beetje dezelfde weg zou opgaan als paar (hij eet in de paar restaurants die open zijn, de laatste paar jaar, die paar trouvailles); naast zijn synoniemen wat, iets, ietwat en antoniemen heel, erg, heel erg enerzijds en het substantief beetje (een -, dat -, een klein -, enz.) anderzijds, zou beetje, zonder lidwoord, dan als bijwoord zijn eigen weg kunnen gaan. Voorbeelden van het type die beetje eenzame man heb ik echter (nog?) niet genoteerd. Bij Zaalberg lezen we verder: Gedrukt voorbeeld: ‘De heer Zappa (...) gaf een uur durend concert’. De grammaticus tekent hier bij iets aan. Als ‘een uur’ niet het lidwoord bevat had, dus niet 'n, maar één, zou de haplologie niet mogelijk zijn geweest. әn en een zijn inderdaad niet-identieke morfemen en er is dan ook geen enkele reden om te ontdubbelen. Wat de reductie van әn әn tot әn voor een ander zn dan beetje betreft (waarvan Zaalberg dus een voorbeeld geeft, maar zonder de vindplaats te vermelden), die heb ik nergens in een tekst aangetroffen en ook nooit gehoord. Ik vraag mij dan ook af of het voorbeeld van Zaalberg niet te beschouwen is als een tik- of zetfout;Ga naar voetnoot7 dan zou het een performance-verschijnsel zijn en daardoor tot een ander type behoren dan al de andere in dit artikel besproken gevallen. 3.7. er Voor een grondige behandeling van er verwijs ik naar mijn artikel (De Vriendt 1975, met bibliografie). Ik beperk me hier tot twee m.i. belangrijke punten: a. er zijn gevallen waar één er weggevallen is dat niet onmiddellijk naast het ‘behouden’ er zou hebben gestaan:
b. een nominale constituent kan gepronominaliseerd worden tot er als hij deel uitmaakt van een voorzetselconstituent (vb. 29b); een onbepaalde nominale constituent met een hoeveelheidsaanduiding kan gepronominaliseerd worden tot er + hoeveel-heidsaanduiding (vb. 29c): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze er-pronomina gedragen zich niet op dezelfde wijze in zinnen met repletief er; het eerste (in het zgn. voornaamwoordelijk bijwoord) valt weg, het andere (het ‘kwantitatieve’ er) niet:
De mogelijkheid tot deletie in een zin beginnend met repletief er is dus afhankelijk van de herkomst van er (uit een voorzetselconstituent of uit een gekwantificeerde nominale constituent). 3.8. lange infinitieven Het is een bekend verschijnsel dat, in het Nederlands, de infinitieven (‘echte’ of ter vervanging van een voltooid deelwoord, door toepassing van de infinitivum-pro-participio-regel) aan het einde van de zin clusters vormen:
De vorming van dergelijke clusters (zin 33 geeft een voorbeeld met zeven infinitieven!) is bij lange infinitieven, d.w.z. infinitieven voorafgegaan door te, aan veel meer restricties onderhevig. Hierop is reeds gewezen door P.C. Paardekooper (1956, 24.2.1.3, p. 86), die het aantal mogelijkheden bij verbindingen van ‘pv+te+ow+te+ow’ ‘wel erg klein’ noemt, maar het probleem niet verder uitgewerkt heeft. Rijpma-Schuringa (1969, 205) noteert: ‘een werkwoordsgroepGa naar voetnoot9 kan dus maximaal éénmaal te bevatten’. Uit enkele der voorbeelden die verder ter sprake komen blijkt dat dit niet juist is (bv. 36, 37, 38, 39). Allereerst moet gewezen worden op het feit dat er hier, net zoals in het door Ross behandeld doubl-ing geval, geen probleem is wanneer in de diepere structuur de twee verba (= de twee oppervlakte-infinitieven) zich niet in twee adjacente zinnen bevinden:
Ook nevenschikking van lange infinitieven is toegelaten (31) hij was van plan gedurende die drie dagen alleen te slapen, te eten, te drinken en een beetje te lezen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evenmin zijn er bezwaren tegen constructies met vaste uitdrukkingen van het type V-te-V (te horen krijgen, te danken hebben, te eten geven, te weten komen, te wachten staan, zich te barsten rijden, enz.:
Tot de grammatikale en ‘algemeen geaccepteerde’Ga naar voetnoot10 constructies met twee opeenvolgende lange infinitieven mogen verder de volgende drie types gerekend worden: a. met zetten, leggen, hangen
Hierbij moet opgemerkt worden dat zitten, liggen, staan, hangen zich helemaal anders gedragen. Deze werkwoorden die in de onvoltooide tijden met een lange infinitief geconstrueerd worden (40a), verliezen de te zodra zij zelf in de infinitief staan (40b, c en d)
b. met werkwoorden van het type beginnen, als de ‘tweede’ infinitief geen aanvullin gen (voorwerpen, bepalingen, enz.) bij zich heeft. (37) Ze wensen te beginnen te spelen Een aanvulling bij de tweede infinitief is alleen mogelijk als de hele constructie met beginnen onderwerp is in zinnen (met geëxtraponeerd onderwerp) als
c. met blijken (schijnen, lijken) te zijn:
Sommige informanten die deze zinnen als volkomen correct beschouwden vermeldden echter wel dat ze de voorkeur zouden geven aan
Voordat we de grens van de volstrekte ongrammatikaliteit bereiken moet ik nog twee types vermelden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. de ‘eerste’ infinitief behoort tot het type beginnen of proberen (cf. voetnoot 6 en ook supra b.). De volgende zinnen worden nog door sommigen geaccepteerd. Deze informanten geven echter de voorkeur aan de (b)-constructies met gescheiden lange infinitieven, die voor de meeste Nederlanders de enige correcte zijn:
b. hoeven
Als ik het goed zie, zijn alle andere constructies met twee lange infinitieven niet grammatikaal. Voorbeelden van zinnen die door iedereen verworpen werden zijn:
3.6. Conclusies a. Uit dit onderzoek is m.i. voldoende gebleken dat de fonetische overeenkomst tussen twee woorden - of morfemen - een van de redenen is waarom de opeenvolging van zulke twee woorden of morfemen vermeden wordt. Een van de redenen, maar zeker niet DE reden, aangezien sommige combinaties soms wel, soms niet toegelaten zijn (zie b. infra). b. De besproken constructies bevestigen het bestaan van oppervlakterestricties. Het gaat echter niet om ‘stupide’ regels, aangezien de woordsoorten waartoe de woorden behoren en de syntactische constructies waarvan ze deel uitmaken bepalend zijn voor de (on)grammatikaliteit van de zinnen waarin ze voorkomen. Het lijkt waarschijnlijk dat een transformationeel-generatieve behandeling van tenminste de lange-infinitief-constructies ook voor dit deel van de Nederlandse grammatika een ‘global rule’ vereist. c. Om de opeenvolging van twee woorden of morfemen te vermijden wordt gebruik gemaakt van verschillende procédés: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- weglating; - vervanging door een ander morfeem; - gebruik van een andere constructie, waardoor de identieke morfemen verder van elkaar komen te staan; - blokkeren van een constructie, wat een totaal andere formulering nodig maakt, met het gevolg dat tenminste één van de identieke morfemen geëlimineerd wordt. d. De hier behandelde verschijnselen hebben in de literatuur verschillende namen gekregen, die geen van alle helemaal bevredigend zijn. - de term haplologie, volgens Van Dale, de weglating van één van twee identieke opeenvolgende elementen, zou eventueel ook toegepast kunnen worden op de gevallen waar er geen sprake is van volstrekte identiteit of van onmiddellijke opeenvolging;Ga naar voetnoot12 haplologie veronderstelt echter wel steeds de weglating van een element en we hebben gezien (cf. c. supra) dat dit maar een van de vele mogelijkheden is. - doubl-ing is wegens de woordspeling goed gevonden voor de door Ross behandelde gevallen, maar heeft niets te maken met de Nederlandse verschijnselen, waar het niet om -ing-vormen gaat en waar ontdubbeling juister zou zijn dan dubbeling. - het woord cacofonie - met de door Gross geformuleerde restrictie dat de fonetische overeenkomst zeker niet de enige relevante factor is - lijkt me uiteindelijk de beste term om verschijnselen aan te duiden, die m.i. voldoende overeenkomst vertonen om één naam te krijgen en die ik bij gebrek aan iets beters vroeger genoemd had: het vermijden van herhalingen in de zin.
Gulden Bodemstraat 14 1080 Brussel S. DE VRIENDT | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|