Hun versus ze
Op een vergadering van een groep die sociaal werk verricht vraagt een van de aanwezigen aan de voorzitter: ‘Heeft u de spullen van meneer X gekregen?’.
De voorzitter antwoordt: ‘Ja, ze zijn al weer terug.’
Reactie van het lid dat de vraag gesteld heeft: ‘Wat, zijn meneer en mevrouw X al weer terug?’
Voorzitter: ‘Nee, ik zeg niet hún zijn weer terug, maar zé zijn weer terug. We hadden 't toch over despullen?’
De grammatica van de voorzitter die in het bovenstaande aan het woord is, behelst dus de regel: naar personen verwijst men met het persoonlijke voornaamwoord hun (ook in onderwerpsfunctie), naar niet-personen met het persoonlijke voornaamwoord ze. Hij onderscheidt dus twee persoonlijke voornaamwoorden voor de derde persoon meervoud, hun en ze, die allebei zowel de grammaticale functie van onderwerp als die van niet-onderwerp kunnen vervullen. Het gebruik van hun in plaats van ze was me uiteraard bekend, maar van de boven gegeven regel, die in de dialoog als op een presenteerblaadje aangeboden wordt, had ik geen vermoeden. Kan iemand mij de regel uit eigen waarneming of ervaring bevestigen? En zo ja, in welk gewest hoort de gebruiker thuis?
B. VAN DEN BERG