De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| ||||||||||||||||
Iets over de toponymie van Krinke KesmesBuijnsters heeft de Nederlandse literatuurwetenschap verrijkt (het woord is met te hoog gegrepen) met een voortreffelijke uitgave van Smeeks Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes, naar de eerste editie van 1708.Ga naar voetnoot1 In de inleiding wordt op overtuigende wijze de identiteit van de auteur vastgesteld, tegenover de wankele hypothesen van voorheen, die nu voorgoed van de tafel worden geveegd. Hendrik Smeeks was chirurgijn te Zwolle. Het eerste levensteken stamt uit 1680, toen hij in die stad trouwde met Sara Moerkercken. Bruid en bruidegom waren naar alle waarschijnlijkheid beiden uit Zwolle afkomstig (blz. 15-16). Drie van hun kinderen bleven in leven: Suzanna (gedoopt 10 september 1682), Judith (ged. 17 juli 1687) en Berent(ged 24 september 1691) (blz. 16). Smeeks overleed te Zwolle in 1721 (blz. 22). Zijn zoon, aan wie hij een gedicht richtte als richtingwijzer voor het leven, volgde hem vermoedelijk op als meester-chirurgijn (blz. 22) Buijnsters' editie geeft in een bijlage ook van dat gedicht de tekst (blz. 267 69) Dat de namen in Krinke Kesmes soms berusten op letteromzetting was al langer bekend. Staverman ontcijferde in 1907 de naam Kesmes als anagram van Smeeks. De eilanden Nemnan en Wonvure, die op straffe des doods respectievelijk slechts voor mannen en vrouwen toegankelijk zijn, wees hij aan als omzettingen van de woorden ‘mannen’ en ‘vrouwen’ (blz. 53). Later kwam daar nog de oplossing van de naam van een ziekte Knepko als anagram van ‘pokken’ bij (blz. 51). Buijnsters bespreekt in een afzonderlijke paragraaf de imaginaire taal van Krinke Kesmes (blz. 48-51), en hij somt daarbij de namen op die in het verhaal voorkomen (blz. 50). Zo worden als persoonsnamen gebezigd: Kascha (naam van de Garbon), Kaskes (‘strandbewoners’), koning Cham-hazi, koning Ram Ram uit de stam Kitalta, Balone (de zonnegod), Baloka (de engel van de zon), de filosofen Sarabasa en Krakabas. En als plaatsnamen: de eilanden Krinke Kesmes, Nemnan, Wonvure en Lankeja; de steden Kesmes, Nemnan, Wonvure, Taloujaël, Araso, Tenbar, Sannasa, Jitdu, Palotata, Raima, Valdapa, Aminasta; de dorpen Gat en Poca. De opgesomde stadsnamen komen we voor het merendeel tegen binnen het bestek van één alinea, op blz. 128: ‘Voorts besloot den Koning, en sijn Wijsen raad, dat men de Arabiërs zoude ter hand stellen twaalf gaauwe Jongelingen, die onse Land-taal wel Leesen en Schryven konden, deese zouden in een beslooten Huis de Arabische taal leeren verstaan, Spreeken, Leesen, en Schrijven, deese gaauwe Arabiërs met haar Arabische boeken wierden gesonden naa de Stadt Araso, alwaar haar twaalf Jongelingen aan bevoolen wierden. Zoo zouden de Persiaanen ses Jongelingen de Persiaansche taal in de Stadt Tenbar onderwijsen; de Turken moesten het selve doen in de Stadt Sannasa. Vier Joodsche Rabbijnen kregen last in de Stadt Jitdu ses Jongelingen de Hebreeusche taal te leeren. De Indiaanen kreegen ook ses Jongelingen om het Maleis te verstaan, in de Stadt Raima. Onder de Slaaven waaren vijf geleerde Grieken, vier gaauwe Italiaanen, en drie sneedige Hollanders; deese kreegen ook | ||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||
elk ses Jongelingen, de Grieken moesten naa de Stadt Palotata, de Italiaanen naa de Stadt Valdapa, en de Hollanders naa de Stadt Aminasta.’ De drie stadsnamen Tenbar, Sannasa en Jitdu in deze passage vormen, ook als reeks, een verrassende bevestiging van het auteurschap van Hendrik Smeeks van Zwolle, zoals die door Buijnsters uit de archieven is opgediept. Immers, van diens drie in leven gebleven kinderen Barent (zo spelt Smeeks zelf de naam van zijn zoon in het boven bedoelde gedicht), Suzanna en Judith vormen de drie toponiemen de kennelijke anagrammen:
Een kleine moeilijkheid doet zich voor in de naam Sannasa. Hierin is een derde a in plaats van de u uit de naam Susanna gekomen. We zullen moeten aannemen, dat de plaatsnaam in de editie van 1708 een vervorming is van een oorspronkelijk Sunnasa, Sannusa of Sannasu in de kopij. De fout kon te gemakkelijker gemaakt worden, aangezien de stadsnaam Sannasa nergens elders in het verhaal terugkeert. Toeval lijkt intussen wel uitgesloten: we hebben hier met omzettingen van persoonsnamen te doen. We stellen vast, dat de auteur enige van zijn plaatsnamen gevormd heeft uit de voornamen van zijn kinderen. Een diepere bedoeling hoeven we achter de namen niet te zoeken; ze zijn het bewijs van een speelse geest. De vraag dringt zich op of ook andere namen in Krinke Kesmes op anagrammen berusten. Zonder veel moeite vond ik nog de volgende omzettingen:
Voor de naam Maria heb ik geen verklaring - misschien hadden de Smeeksen in Zwolle nog een huisgenoot van die naam. Het voorkomen van de naam Tasmania in anagrammatische vorm in een verhaal over ‘het onbekende Zuidland’ zal geen verbazing wekken: Smeeks brengt een eresaluut aan zijn landgenoot Tasman. Verder kan men zich afvragen of de naam van Smeeks' vrouw Sara niet verborgen zit in de stadsnaam Araso, en misschien ook in de persoonsnamen van de filosofen Krakabas en Sarabasa. Het meest intrigerend blijft na de ontdekking van de namen der kinderen het naam-deel Krinke. Men heeft vroeger al geopperd dat daar met een lichte verandering de voornaam van de auteur Henrik in te herkennen valt. Buijnsters sluit zich met enige aarzeling bij die suggestie aan (blz. 124). Er is mijns inziens reden tot terughouding op dit punt. Vergeleken bij de naam Henrik is er een h uitgevallen en een k toegevoegd. Heeft de auteur één letter van zijn voornaam vervangen om de omzetting ondoorzichtiger of welluidender te maken? Het is niet uitgesloten. Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Zonder de pretentie een oplossing te bieden wijs ik op Nikerk - ‘Nijkerk’ (‘nieuwe kerk’, wellicht utopisch op te vatten, cf de strekking van het verhaal: een godsdienst zonder gekrakeel). Dan is er onder andere nog de naam van het eiland Lankeja, het ballingsoord van de onverbeterlijke dronkelappen (blz. 221). Deze naam lijkt me een omzetting van het | ||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||
in het zeventiende-eeuws heel gebruikelijke ‘kanalje’. Het laatste woord is hiermee over de namen in Krinke Kesmes stellig niet gezegd. Ik hoop, dat anderen door dit artikeltje aangezet zullen worden tot verder zoeken. Voor de interpretatie van Smeeks merkwaardige verhaal is de herkenning van de anagrammen niet zonder belang. We komen in elk geval een schrijver op het spoor die graag met namen speelt - dat is uit het bovenstaande nog eens extra duidelijk geworden. En wie weet krijgen we via nieuwe ontcijferingen een dieper inzicht in de intenties van de auteur.
Heiloo, 5 augustus 1976 De Hoghe Weijdt 59 L. STRENGHOLT |
|