De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
nr. 49Wederom een themanummer, ditmaal over jeugdliteratuur. | |
Dietsche warande & Belfort 122 (1977), nr. 7A. Demedts geeft een verslag van het congres van Die Afrikaanse Skrywerskring over het thema Schrijver en gemeenschap, en bespreekt een bundel van Herwig Hensen. Hij noemt hem ‘een van onze belangrijkste hedendaagse dichters.’ - Fernand Auwera schrijft over jeugdliteratuur. | |
Dokumentaal 6 (1977), nr. 3In Vakgenootschap 7 bladzijden informatie. - W. Hendriks toont een voorbeeld van samenwerking van vakgenoten Spiegel der historici. - Marcel de Smedt promoveerde op het proefschrift De literairhistorische activiteit van Jan Frans Willems (1793-1846) en Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872). - Inventarisatie verschaft een overzicht van proefschriften in voorbereiding op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde en van de activiteiten van de Stichting Taalwetenschap. - Aanvullingen op ... Van Loey: de als betrekkelijk voornaamwoord door G. Geerts en op Ferguut, ed. Rombouts, De Paepe, De Haan door A. Dubbeldam. - Tenslotte Uitgaven in voorbereiding en Pas verschenen. | |
Forum der letteren 18 (1977), nr. 3Jan Voorhoeve besteedt aandacht aan De oorsprong van het Sranan tongo, een op Engels gebaseerde creolentaal in Suriname. - Paul Pelckmans komt met een metabletische schets: Meervoudige verbeelding in de zeventiende eeuw. - Met een uitvoerig artikel gaat E.M. Uhlenbeck kritisch in op de Nederlandse voorlichting over generatieve grammatica. - F. Jansen zet de discussie over De Leidse -‘t’ aan het woordeinde: toevoeging of weglating voort. - Tenslotte bespreekt Th. van den Hoek Lijnen van taaltheoretisch onderzoek, onder redactie van G. Koefoed en A. Evers. | |
De gids 140 (1977), nr. 7De experimentele explosie in Nederland is een uitvoerig maar onvoltooid gebleven studie van Paul Rodenko. Het eerste deel, Context en achtergronden van de experimentele poëzie wordt hier afgedrukt. - Rein Bloem heeft veel waardering voor Gorters Verzen en voor E. Endt die onlangs de (eerste) herdruk ervan het licht deed zien. - R.F. Beerling schrijft over Massa, macht en geweld; onorthodoxe beschouwingen over Elias Canetti. | |
Leuvense bijdragen 66 (1977), nr. 1K. Porteman vindt dat de uitgave van Constantijn Huygens Gebruyck of ongebruyck van 't orgel in de kercken der Vereenighde Nederlanden door F.L. Zwaan een warm onthaal verdient; over diens uitgave Tien gedichten van Constantijn Huygens is F. Steyaert minder enthousiast: hij geeft aanvullingen en verbeteringen bij Zwaans | |
[pagina 91]
| |
commentaar. - G. de Schutter ontdekte enkele onvolkomenheden in Fonologie van het Nederlands, synchroon en diachroon van Jan van Bakel. - R. Eeckhout bespreekt Lexicale morfologie van het werkwoord in modern Nederlands van J.W. de Vries, C. Kruyskamp De germanismen in de moderne Nederlandse woordenschat van S. Theissen, Mark Baeyens Transformationeel generatieve grammatica in artikelen verzameld door H. Hulshof, en Marie-Jeanne de Vriendt de cursus Levend Nederlands voor buitenlanders. | |
Levende talen nr. 325P.H.S. Batelaan laat zien dat Taalvaardigheidsonderwijs meer is dan communicatieonderwijs. - J.A. van Ek geeft een reactie op Het certificaat Nederlands. - Marleen Wijma-van der Laan bespreekt in haar rubriek Jeugdliteratuur Acht voorleesboeken voor de onderbouw. | |
Maatstaf 25 (1977), nr. 8/9Wam de Moor gaat in op De schetsen van J. van Oudshoorn, die vrijwel onopgemerkt zijn gebleven en die hij ook zelf nooit in boekvorm heeft Gebundeld, maar die wel in het Verzameld werk zijn opgenomen. | |
nr. 10In Vlaanderen op zijn erghst gaat Jeroen Brouwers weer als een Razende Roeland tekeer tegen de Vlaamse schrijfcultuur. - Martin Ross schrijft over Octave Mirbeau en het anarchisme. | |
The modern language review 72 (1977), nr. 4W.H. Bruford bespreekt de studie van Heinz Moenkemeyer over François Hemsterhuis. | |
Moer 1977, nr. 5In het openingsartikel biedt het VON-bestuur de concept-beleidsnota aan. - Fie van Dijk en Tineke Krol hebben een alternatief voor het traditionele leesonderwijs gevonden. - Er komt een nieuwe structuur voor de leerplanontwikkeling en de vraag is: welk standpunt moet de VON innemen? Truus van den Heuvel beschrijft wat er in de laatste jaren is gebeurd rond de CMM (commissie modernisering moedertaalonderwijs) en geeft aan wat er in de toekomst te verwachten valt. - Jan Smits gaat in op het advies over het eindexamen Nederlands van de CMM. | |
Naamkunde 9 (1977), nr. 1/2J. Molemans schetst een uitvoerig Profiel van de Kempische toponymie. - C. Marynissen stelde een onderzoek in naar Een Oudengels ‘-cin’suffix? - H.T.J. Miedema leverde twee bijdragen: De breking en zijn uitwerking in Oudfriesche namen met Briocht (naast) Brecht en Het raadsel van de Oude Kweens. - Over De vroegere huisnaam ‘De Vos en de Kraan’ te Waarloos gaat een artikel van R. van Passen. - Ten slotte twee artikelen van A. Schrijnemakers: Problemen rond de plaatsnaam ‘Venray’ (Ned. Limburg) en een bespreking van de plaatsnaam ‘Margraten’ (Ned. Limburg). | |
[pagina 92]
| |
Neophilologus 61 (1977), nr. 4Luditor illusor noemt Jill Mann de cartoon world of the Ysengrimus. - Onder de titel Darius and the spring landscape bekijkt J.R. Williamson theme and structure in the ‘Libro de Alexandre’. - In zijn artikel Affirmation and retraction in Golden age drama neemt Frank P. Casa de korte ars poetica van Lope de Vega, Arte nuevo de hacer comedias en este tiempo onder de loep, en stelt vervolgens: ‘It is the ambiguity with respect to tradition that interests me, and it is my purpose to show that, like in Arte nuevo, the playwrights advance a position which, once they become aware of its implications, they are unable to sustain’. - Friedrich A. Uehlein geeft een bijdrage Zur Struktur des ‘kurzen Gedichts’. | |
Neuphilologische Mitteilungen 78 (1977), nr. 2Erik Erämetsa bespreekt de Sprachführer Deutsch-Niederländisch van Gerhard Worgt. | |
Nieuw Vlaams tijdschrift 30 (1977), nr. 7Het toeval in de surrealistische sfeer luidt een artikel van Wim Meewis. Hierin behandelt hij de Manifesten van Breton, die o.a. betrekking hebben op de poëzie en de écriture automatique, het ‘hasard objectif’, automatisme en somnambulisme, de surrealistische schilderkunst en de relatie tussen surrealisme en politieke actie. | |
Ons erfdeel 19 (1977), nr. 3Paul Vincent schrijft over De Nederlandse kultuur in Groot-Brittannië: enkele recente ervaringen (1971-1976). - Hugo Brems schenkt aandacht aan de dichter en toneelschrijver Herwig Hensen: Tussen wanhoop en verrukking. - André Monteyne laat zien dat het Nederlands onderwijs in Brussel wordt bedreigd. - Henk Buurman ziet een aantal Parallellen in Slauerhoffs proza en poëzie. - Eberhard Hilscher onderzocht De historische roman bij Theun de Vries. - Mythologisering als konstante in de literatuur wordt door Luk de Vos uitgelegd aan de hand van de werking der Dante-konnotaties bij Lucebert. - Frans Deschoemaeker bespreekt Mijn nieuwe wereld van Mark Dangin en Driehandig van Dirk Christaens, Hugo Bousset Een reis door het Demiurgenrijk van Jacques Hamelink onder de titel Voorbij het zegbare en Lionel Deflo Opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn van Paul Koeck onder de titel Groepsbeeld rondom Gustaaf. - Verder bespreekt Jan van der Vegt Orensnijder tulpensnijder, poëzie van Paul Rodenko, J.H.W. Veenstra De raadselachtige Multatuli van W.F. Hermans, Willy Spillebeen Op goede voet van Fernand Bonneure, en Hanneke van Buuren En dan is er koffie en De groene weduwe en andere verhalen van Hannes Meinkema. De Belgische taalsituatie in Westduitse schoolboeken wordt besproken door Josef Kempen en Ervaringen bij een nieuwe leermetode of Voor wie Nederlands wil leren door Clara Anthonisse. | |
Ons geestelijk erf 51 (1977), nr. 2/3Aan het slot van zijn artikel Le libellus de contemplatione de Maître Hildebrand et l'Epistola de caritate concludeert Fr. Guy-Marie Oury: ‘Mais les ressemblances et la parenté sont susceptibles d'apporter un commencement de réponse à deux questions: la datation et la localisation de l'Epistola. Des indices sérieux fournis par notre enquête | |
[pagina 93]
| |
permettent, semble-t-il, d'y voir un écrit rhénan, composé à la charrière du XIIIe et du XIVe siècle.’ - G. Hendrix geeft een overzicht van Handschriften en in handschrift bewaarde vertalingen van het aan Gerard van Luik toegeschreven traktaat De Doctrina Cordis. - A. Ampe vervolgt zijn artikel over Philips van Meron en Jan van Denemarken. - G. Hendrix stelt een andere interpretatie voor van In hoghen gheruchte, in nederen stille uit Hadewychs strofisch gedicht XLI, v. 59. | |
Onze taal 46 (1977), nr. 9J.M. van der Horst reageert op het rapport over de Nederlandse Taalunie De Nederlandse taalunie nog niet wat zij wezen moet. - Verder Twee soorten A.N., Het binnenhof in onze taaltuin. - Spelling-blindheid, Telefoonnummers, Optimaal vergroot, Snobisme en Een bereden agent. | |
nr. 10In Woordenboek of moordenboek laat J. Bak zien hoe een ingenieur worstelde met zijn vaktaal. - Vervolgens Had zullen, Hoopdooien leven lang, Onze taal en andere talen, Gehoord, Opstekertje, Samenstellingen, Decimale komma of punt, Koningin Sophie en Computertaal (II). | |
Orbis litterarum 32 (1977), nr. 3Arnt Lykke Jakobsen geeft A critique of Wayne Booth's A Rhetoric of Irony. ‘Booth is criticized for failing to distinguish between “being ironic”, “describing something ironic”, and imitating the two in fiction.’ En even verderop: ‘The concept of “the implied author” is rejected as superfluous, as a “fallacy of anthropomorphic projection”.’ - In The revolt against language geeft Jan Heinemann A critical note on twentieth-century irrationalism with special reference to the aesthetico-philosophical views of Virginia Woolf and Clive Bell. - Rita Gnutzmann wil in Standpunkt-point of view-point de vue ‘die einzelnen Beiträge der drei wichtigsten Länder (Deutschland, Frankreich und die angelsächsische Welt, der sich Sparden anschliesst) vorführen. Das Ziel ist, eine gewisse Entwicklung aufzuzeigen (...) und schliesslich die wichtigsten Termini und Theorien der einzelnen Länder miteinander zu vergleichen (...)’. | |
Quaerendo 7 (1977), nr. 2Jeremy D. Bangs schrijft een vervolg op een studie van Mevr. M.E. Kronenberg: Further adventures of Jan Zevertsz., bookprinter and parchmentmaker. - Verder een artikel van P. Gorissen over Charles de Beauvais auteur de ‘Lettres sur la mort de quelques personnes’; iemand die correspondeerde met C. Huygens. - Tenslotte Anna E.C. Simoni over Haarlem's modest muse: anagrams, their solution, and the truth about a Haarlem worthy. | |
De revisor 4 (1977), nr. 4Stefan Themerson werpt zich op als anatoom van het lachen. - Nicolaas Matsier en Theo van der Vaart schrijven over dood, begraven en graven in Verpakkingen van de dood I. - Vogels binnenste buiten heet het stukje van Tom van Deel over tekeningen van Chr. J. van Geel. - In J. van Oudshoorn en het hoertje van de filosofie geeft | |
[pagina 94]
| |
Wam de Moor enige kanttekeningen bij zijn werk en verklapt hij wat er in deel III van het Verzameld werk zal komen te staan. | |
nr. 5Frans C. de Rover stelt in een analyse van Harry Mulisch's Oude lucht ‘met nadruk: het hele onderaardse en onderzeese mythologische gerommel is de meerwaarde van “Oude licht”.’ - R.L.K. Fokkema schrijft over De poëzie-conceptie van Jan G. Elburg en stelt in de openingszin dat ‘van de dichters die gerekend worden tot de Beweging van Vijftig Jan G. Elburg het meest uitgesproken literaire verleden heeft.’ Enkele conclusies uit zijn artikel: ‘Elburgs poëzie-conceptie is sinds zijn Woordperiode nauwelijks veranderd. Voor zijn verspraktijk vormt Cobra een stimulans, want naast de vorm- en maatschappijverandering heeft Cobra de pretentie een verandering van het leven te bewerkstelligen door de stimulering van de kracht der verbeelding, die ook Elburg voorstaat.’ - In de Gemengde gevoelens slijpt Jeroen Brouwers de pen, ditmaal niet om tegen de Vlamingen tekeer te gaan, maar om de aanval op het Akademisme te openen: ‘Als De Revisor er niet zou zijn, dan zou Matsier in Maatstaf publiceren, Van Deel in Tirade, Meysing in Hollands Maandblad, Kellendonk in De Gids en Kooiman nergens in, want die kan niet schrijven.’ | |
Spektator 6 (1976-1977), nr. 9/10Drie reacties op artikelen uit het themanummer ‘Tekstinterpretatie in discussie’ (nr. 4 van deze jaargang): van J.J. Oversteegen Helemaal niet boos en nauwelijks verdrietig, van Jan van Luxemburg Poëtica's en literatuurwetenschap en van M.F. Fresco Tekstinterpretatie. Praktijk, hypothesen en metahypothesen. - Mieke van Doorn en Willem Kuiper hebben nogal wat kritiek op de onlangs verschenen vertaling van Der vrouwen heimlicheid door L. Elaut: ze laten het daarbij niet en komen met een aantal ontdekkingen. - K.K. de Jong vestigt de aandacht op Joan Dullaart, dichter-koopman, neef van de schilder-dichter Heiman Dullaart. - Karel Bostoen heeft veel waardering voor de uitgave van Jan van der Noots ‘Poeticsche Werken’ door W. Waterschoot. | |
Spiegel Historiael 12 (1977), nr. 9H. Pleij schetst Het beeld van de buitenmaatschappelijke in de late middeleeuwen, over rondtrekkende goochelaars, toneelspelers en voordrachtskunstenaars. | |
nr. 10J.A. van Kampen schrijft over Johannes van Vloten in Deventer. | |
Spiegel der letteren 19 (1977), nr. 2A. Berteloot heeft Nieuwe steentjes uit de Lorreinen-puzzel gevonden. - M. Rutten noemt Martinus Nijhoff de dichter van de moderne hybris tussen de twee wereldoorlogen en bespreekt daarbij het recentelijk verschenen boek van Willy Spillebeen, De geboorte van het stenen kindje, dat hij ondanks reserves toch een aanwinst noemt. - D. van Berlaer-Hellemans geeft Een poging tot interpretatie van Slauerhoffs ‘Reisverhalen’ en stelt onder meer vast dat ‘de gangbare werkelijkheidsvoorstelling verstek laat gaan in de onderzochte werken.’ En ‘Slauerhoffs figuren missen inderdaad de afgeronde fysische en psychische identiteit die hen tot “subjekten” zou stempelen’, ‘hun bewegingsvrijheid wordt beperkt door betekenis of betekeniskonflikt waaraan | |
[pagina 95]
| |
zij uitdrukking moeten geven.’ Tot slot plaatst zij het werk in de geschiedenis. - J. Smeyers publiceert een nogal onoverzichtelijke maar toch nuttige bibliografie over De studie van de Zuidnederlandse letterkunde der 18e eeuw (sedert 1960). - Fr. van Elmbt doet enkele Bibliografische verkenningen omtrent het jeugdwerk van Karel van de Woestijne. | |
Standpunte 30 (1977), nr. 4 (130)H.C.T. Müller heeft geen goed woord over voor het onlangs verschenen boek van dr. A.J. Coetzee, Poësie en politiek; 'n voorlopige verkenning van betrokkenheid in die Afrikaanse poësie. Hij gaat er redelijk uitvoerig op in, omdat het z.i. een literatuurbenadering vertegenwoordigt die veel weg heeft van een ongezond modeverschijnsel. | |
Streven 31 (1977), nr. novemberIn deze aflevering schrijft Paul Claus over Intertextualiteit of hoe teksten uit andere teksten geweven worden. | |
Tirade 21 (1977), nr. 228/229Dit dubbelnummer is gewijd aan Het onvoltooide in de kunst. Artikelen van o.a.S. Dresden over het onvoltooide in de beeldende kunst en van Maarten 't Hart over hetzelfde, maar dan in de muziek. - Jaap Goedegebuure schrijft over Novalis en vindt dat de literatuur nog steeds teert op diens erfenis. - Boudewijn Büch bekijkt Het eeuwige en het onvoltooide in de relatie tussen Goethe en Eckermann. - Sybren Polet noemt een tema in zijn werk ‘waar (hij) bijna geen genoeg van krijgt.’ Het heeft zich ontwikkeld ‘in de richting van een naar buiten geprojekteerde binnenwereldse verbeeldingsreis met minder futuristiese elementen; een ruimtereis als genezend bad, met een psychologiese onderstroom: eindeloze ontgrenzing, splitsing in vele identiteiten, ontmoeting van droom- en drogbeelden uit heden en verleden en vervolgens reorganisatie, enzovoort (...)’. | |
Tydskrif vir geesteswetenskappe 17 (1977), nr. 2Dit nummer is geheel aan de Zuidafrikaanse dichter Totius gewijd. ‘Dit is hierdie diep menslike betrokkenheid en stryd wat Totius se poësie help “hou” het tot in 1977’ concludeert Merwe Scholtz in Die lewende Totius. - Verder in dit nummer opstellen van o.a. Réna Pretorius, Totius: 'n huldigingsrede en V.E. d'Assenville over Totius as teoloog. | |
Tydskrif vir letterkunde 15 (1977), nr. 2J. Steyn is Op soek na die geheim wat die wil van God is in 'n Interpretasie van N.P. van Wyk Louw: Die val van 'n regvaardige man. - Luc. Renders analyseert aan de hand van tijd, ruimte en karakter (‘de basische constituenten van het literaire werk’) de roman Haar naam was Hanna van Henriëtte Grové. | |
Vestdijkkroniek (1977), nr. 17N. Beets publiceert het tweede deel van De jeugdpsychologische roman en Vestdijk. Ditmaal handelt het over de Psychologie van de angst, de verveling en de vriendschap | |
[pagina 96]
| |
in Sint Sebastiaan en Surrogaten voor Murk Tuinstra. - ‘ik geloof, dat de communis opinio is, dat Simon Vestdijk in het algemeen in zijn werk de vrouwen negatief afschildert’, zo begint J.F.P. Smit zijn artikel over Vestdijks Vrouwendienst. - N. Verwey en B. Verwey leveren Een bijdrage tot een nader begrip van de religie en Vestdijks Toekomst der religie in het bijzonder. - In Filosofietjes wil Geurt van Hierden de lezer stimuleren tot herlezing van De filosoof en de sluipmoordenaar. Min of meer speculatief wordt gewezen op enkele thema's in Vestdijks werk en op de verschillen tussen de historische romans uit verschillende levensfasen van de auteur. | |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 1 (1977), nr. 1‘De negentiende eeuw herleeft. Zij blijkt vitaler dan sinds vele jaren het geval is geweest, wanneer men tenminste mag oordelen naar de wetenschappelijke belangstelling die ze opwekt’, zo schrijft A.L. Sötemann, voorzitter van de Werkgroep 19e eeuw, die in november 1976 haar oprichtingsvergadering hield. Het bestuur wordt gevormd door Dr. H. van Dijk, Prof. Dr. M.H. Schenkeveld, Drs. L. Simons, Prof. Dr. A.L. Sötemann en Drs. P.A.W. van Zonneveld. Er zal plaats zijn voor bijdragen die een bepaald aspect van de negentiende eeuw tot onderwerp hebben, goed gedocumenteerd en toch niet zó specialistisch. Daarnaast worden ook bibliografieën opgenomen, uiteraard wèl met een specialistisch karakter. Tevens worden er tentoonstellingen e.d. gesignaleerd. En tenslotte zal het blad een aantal vaste rubrieken bevatten, zoals Uit de tijdschriften en De Navorscher. In dit ‘proef’-nummer o.a. een Bibliografie literaire tijdschriften 1. 1800-1809 van de hand van Marita Mathijsen. - Nop Maas bekijkt de geschiedenis van De Navorscher 1851-1908. | |
nr. 2Peter van Zonneveld inventariseert De handschriftencollectie Haverschmidt van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. - Christine D'Haen bericht over Het Gezelle-archief te Brugge. | |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 44 (1977), nr. 2Een gunstige recensie krijgt het boek van Heinrich Löffler, Probleme der Dialektologie; eine Einführung: van het werk wordt gezegd dat het ‘in brauchbarer Weise problembewusst den gegenwärtigen Forschungsstand und die vielfältigen methodischen Ansätze der Dialektologie allgemein skizziert.’ - Eveneens gunstig wordt de Analyse des Sprachverhaltens im Redekonstellationstyp ‘Interview’ van J.F. Berens besproken.
W. VAN DEN AKKER A G.M. VERMEULEN |
|