| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Hulde aan Kruyskamp
Een groot aantal vrienden en vakgenoten hebben bijdragen geleverd aan een bundel Opstellen ter gelegenheid van de vijfenzestigste verjaardag van Dr. C.H.A. Kruyskamp, van wie - aldus de inleider van de bundel - ‘vrijwel elke Nederlander, soms zonder het te weten, iets gelezen heeft’. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats zijn werk als bezorger van Van Dale, dat voor zeer velen niet alleen een bron van informatie, maar ook het hoogste gezag was en is. (Staat dat wel in van Dale?). Alleen al om zijn inzet voor het op peil houden van Van Dale en het resultaat daarvan verdient Kruyskamp de hulde van alle Nederlanders. Vakgenoten zullen hem niet alleen daarom waarderen, maar ook dankbaar zijn voor zijn bijdragen aan het W.N.T., zijn spreekwoordenverzamelingen, tekstannotaties en tijdschriftartikelen. Ten aanzien van de inhoud van de bundel moet hier worden volstaan met een opsomming van auteurs en titels: Joachim Bahr, Thesen zum lexikalischen Metabereich - D.M. Bakker, Huygens' Op de dood van Sterre: Analyse van interpretaties van de eerste regel - Nienke Bakker, Meeluisteren in de biechtstoel - P.J. Buijnsters, Petrus Lievens Kersteman, een achttiende-eeuwse romanschrijver - F. Claes S.J., Etymologie in Kiliaans woordenboek - G.R.W. Dibbets, Johan Hendrik van Dale en de Nederlandse spraakkunst - A.M. Duinhoven, De epilogen van Die Buskenblaser, Esmoreit en Truwanten - G.A. van Es, Uit de geschiedenis van vallen als koppelwerkwoord - G. Geerts, Wat betekent Vlaams in Nederland? - J.L.A. Heestermans, Vleesch voor een lexicograaf - W.M.H. Hummelen, Sporen van gebruik in handschriften van de rederijkersspelen - R. Lievens, Een vroeg rederijkersgedicht: ‘Almachtich God, der Glorien Heere’ - A. van Loey, Lexicologische aantekeningen bij een Zuidwestvlaamse tekst uit 1568 - H. Pleij,
Een fragment van de oudste Nederlandse novellenbundel te Cambridge - A. Sassen, Drie chroningismen: wachten, verlet, (maar...) meer - P.F. Schmitz, Beschrijven en waarderen - H. Schultink, Over de accentuering van afgeleide woorden in het Nederlands - F.J. Snijman, Nederlandse lexicografische baanbrekers in Zuid-Afrika - P.G.J. van Sterkenburg, De Editio Minor (EM) van het W.N.T. en Van Dale - C.F.P. Stutterheim, Toon op het toonloze - F. de Tollenaere, Iets over de etymologie van eiker en punter - A. Weijnen, Oogentroost vs 623 - C.A. Zaalberg, Vanuit - F.L. Zwaan, Hofwijck vss 1332-1346. (Wat er met een tekst gebeuren kan). De bundel Opstellen door vrienden en vakgenoten aangeboden aan Dr. C.H.A. Kruyskamp is uitgegeven door Martinus Nijhoff (1977) en kost ing. f37,50.
B.v.d.B.
| |
Informatie Nederlandse Lexicologie
Nummer 5 van INL (augustus 1977) opent met een inleiding van F. de Tollenaere waarin o.a., in verband met het supplement op het Middelnederlandsch Woordenboek, waarderende woorden gewijd zijn aan Dr. J.J. Mak, die op 23 mei 1975 overleden is. Uit de rubriek Mededelingen vermelden we de uitvoerige inlichtingen over De landelijke werkgroep informatiedragers (P.G.J. van Sterkenburg), over Het INL en de ‘Association for literary and linguistic computing’ en over beëindigde projecten. De rubriek Aankondigingen bevat, na een overzicht van door het INL bezorgde uitgaven en studies, inlichtingen over het op verschijnen staande corpus-Gysseling (Middelnederlandse teksten tot en met het jaar 1300), vier delen teksten en vijf delen
| |
| |
woordenlijsten, en over de, inmiddels (1976) verschenen Word-indices and word-lists to the Gotic Bible and minor fragments door F. de Tollenaere en Randall L. Jones, in samenwerking met F. van Coetsem, P.H. Smith jr. en Hon Tom Wong, alsmede over de bundel lexicologische opstellen De Nederlandse lexicologie tussen handwerk en machine (1976; zie Ntg 70 (1977) blz. 360 - 363) en Lexicologie en door de computer bestuurd fotografisch zetten (door P.G.J. van Sterkenburg). Daarop volgen 24 bladzijden met projectbeschrijvingen, drie bladzijden over de instituten en hun projecten, twee bladzijden met een personenregister en viereneenhalve bladzijde met een alfabetische lijst van op informatiedragers overgebrachte teksten en auteurs.
B.v.d.B.
| |
Taalhandelingen
Onder de titel Taalhandelingen. Een taalfilosofisch essay is de Nederlandse vertaling verschenen van het bekende boek van John R. Searle, Speech Acts. An Essay in the Philosophy of Language. De vertaler, F.H. van Eemeren, verantwoordt in zijn voorwoord de keuze van het woord ‘taalhandelingen’, waaraan hij de voorkeur geeft boven het door G. Nuchelmans' artikel in zwang geraakte woord ‘taaldaden’, omdat hij deze term wat te ongewoon en te plechtig vindt. De term ‘taalhandelingen’ daarentegen legt de noodzakelijke verbinding tussen de door Searle beschreven verbale verschijnselen en de vormen van gedrag die in de sociale wetenschappen worden aangeduid als handelingen.
In deze - niet ten onrechte als ‘moderne classic’ aangeduide - studie ontwikkelt Searle, gelijk bekend, zijn taaltheorie als theorie van door bepaalde regels geleid handelen-in-taal. Dat handelen kan gezien worden als het doen van beweringen, het stellen van vragen, het geven van bevelen en wat dies meer zij. Vooral Searles analyse van ‘beloven’ heeft een zekere faam verworven. Na het wat oudere How to Do Things with Words van J.L. Austin is Searles boek een ‘must’ geworden voor ieder die zich met pragmalinguïstische aspecten van de taal bezighoudt. Het is een gelukkige omstandigheid dat de tekst nu ook in Nederlandse versie verkrijgbaar is. Taalhandelingen is verschenen bij Het Spectrum bv als Aula 592; de prijs is f9,90.
M.C.v.d.T.
| |
Bij wijze van spreken
Onder de titel Bij wijze van spreken. Over de taal, gedrag en communicatie heeft Flip G. Droste, hoogleraar in de algemene taalwetenschap aan de universiteit van Leuven, een paperback over de taal als communicatiemiddel gepubliceerd. Uiteraard gaat het Droste om de menselijke taal, maar ook de taal van de dieren en allerlei andere vormen van communicatie in de natuur worden in deze beschouwing betrokken. Daarbij komen zeer veel verschillende zaken aan de orde, variërend van symbolen, informatiesystemen en gedragsvormen in het dierenrijk tot sociolinguïstische en pragmalinguïstische onderwerpen. Het is duidelijk dat de auteur daarbij niet alleen steunt op taalkundige studies, maar ook ruim gebruik maakt van verworvenheden op het gebied van de biologie, de psychologie, de culturele antropologie, de sociologie en de filosofie. Dat heeft tot gevolg dat dit boek niet gemakkelijk is geworden, ondanks de essayistische
| |
| |
vorm waarin deze stof gepresenteerd wordt. Droste zelf noemt zijn boek een ‘wetenschappelijk essay’ en hij schrijft in het voorbericht: ‘Hier volgt geen wetenschappelijke verhandeling voor de getrainde linguïst, maar anderzijds moet er meer komen dan een populair verhaal. Vandaar de wat modieuze typering: wetenschappelijk essay.’
Bij wijze van spreken is te beschouwen als een vervolg op Drostes oudere boek Het taaldier mens (aangekondigd in Ntg 68 (1975), 150-151). Het is echter ook een reactie erop. In Het taaldier mens ging het Droste om de ruimte ‘waarheen de mens ontsnapt via zijn taal’, terwijl nu wordt ‘rondgekeken in het aardse domein dat hij deelt met andere groepsdieren, of zelfs met al wat leeft’. Naast deze terreinverkenning heeft dit nieuwe boek van Droste ook als doelstelling ‘het belang van de taalwetenschap te bevestigen’ daarbij is dan speciaal gedacht aan een breed lezerspubliek.
Bij wijze van spreken is een uitgave van de uitgeverij Ambo bv te Baarn; de prijs is f19,50.
M.C.v.d.T.
| |
Vijfde druk van Paardekoopers ‘Beknopte’
Sinds kort is de vijfde druk verschenen van P.C. Paardekoopers Beknopte ABN-syntaksis. De omvang van het boek verdubbelde, tot in totaal 1137 blz. Om de prijs binnen redelijke grenzen te houden heeft de auteur besloten het boek in eigen beheer uit te geven.
Tot 1 februari 1978 kost het boek f49,50, afgehaald bij de Gema-drukkerij, Tongersestraat 471 in Eindhoven. Thuisbezorgd kan men het boek krijgen na vooruitbetaling van f57,- op bankrekening nr. 23.05.14.006 van de Nederlandse Credietbank te Eindhoven, t.n.v.P.C. Paardekooper.
In België kost het boek tot 1 februari Bfr. 770, indien afgehaald aan de Kulakkampus, Stijn Streuvelsstraat in Kortrijk. Thuisbezorgd wordt het in België na vooruitbetaling van Bfr. 870 op giro 00-350166-93 van P.C. Paardekooper, Anna van Engelandstraat 27 (Brusselse rekening).
Na 1 februari gelden voor Nederland resp. de prijzen f54,50 (afgehaald) en f62,- (opgestuurd), en voor België Bfr. 850 (afgehaald) en Bfr. 960 (opgestuurd). - Op elke 50 bestelde exemplaren kan de schrijver één present-exemplaar leveren.
We stellen ons voor zeer binnenkort uitvoeriger op de inhoud van dit werk terug te komen.
M.C.v.d.T.
| |
Lexikon des Mittelalters
Het is raar, maar waar, dat er op het gebied van de middeleeuwse cultuur geen algemeen encyclopedisch naslagwerk voorhanden is dat naar aard en omvang vergeleken kan worden met bekende informatiebronnen over de Oudheid als de Oxford Classical Dictionary, hei Lexikon der alten Welt, Der kleine Pauly of de grote ‘Pauly-Wissowa’. De beoefenaars van de mediëvistiek zijn zich sinds lang van dit gemis bewust, maar plannen voor veelomvattende, veeldelige mediëvistische encyclopedieën zijn in het verleden steeds plannen gebleven. Wie de Middeleeuwen tot zijn studieterrein maakte, leek zich te moeten verzoenen met een situatie waarin zelfs simpele zakelijke gegevens, die men in een gespecialiseerde encyclopedie, als die bestond,
| |
| |
moeiteloos zou kunnen opslaan, vaak niet dan na buitensporig speurwerk voor den dag te brengen zijn. In deze toestand lijkt nu verandering te komen. De in München en Zürich gevestigde uitgeverij Artemis, tot wier fondsen ook de drie hierboven genoemde Duitstalige naslagwerken behoren, heeft de moed gehad een Lexikon des Mittelalters op stapel te zetten, waarvan onlangs de eerste aflevering, Aachen-Ägypten, is verschenen. Het Lexikon des Mittelalters (de afkorting LexMA is inmiddels al ingeburgerd) zal vijf alfabetisch geordende delen van elk ongeveer 1100 grote pagina's kleine druk in twee kolommen gaan bevatten, en afgesloten worden met een registerdeel waarin ook kaarten en tabellen zullen worden opgenomen. Elk deel bestaat uit 10 afleveringen; de prijs van de eerste aflevering bedraagt bij voorintekening op het gehele werk, dat in 10 tot 15 jaar voltooid moet zijn, DM/ZWF 32,-. Het adres van de uitgeverij is: Artemis Verlag, Martiusstrasse 8, D-8000, München 40, BRD.
De redactie van het Lexikon des Mittelalters wordt gevormd door een tachtigtal mediëvisten, wier specialismen, chronologisch begrensd door de jaartallen 400 en 1500, geografisch beperkt tot Europa en het Nabije Oosten, het gehele, onafzienbare terrein van de middeleeuwse cultuur bestrijken. Ik som enkele trefwoorden uit de eerste aflevering op om een indruk te geven van de veelzijdigheid van dit lexicon: Abakus, Abel spel (jawel, door W.M.H. Hummelen), Abecedarien, Ackergeräte, Adam, Adalbert (16 dragers van deze naam worden behandeld), Adel (23 kolommen), Aeneasroman, Aequitas, Afrika. Alle artikelen worden gevolgd door een litteratuuropgave. Zoals te verwachten was - eerste afleveringen zijn altijd enigszins experimenteel - kunnen er in het gedeelte Aachen - Ägypten onvolkomenheden en omissies worden aangewezen. Die zullen, mag men aannemen, voor een groot deel in latere afleveringen worden hersteld. Aangenomen mag worden dat wij ons, als het Lexikon des Mittelalters eenmaal voltooid op de plank staat, moeilijk meer zullen kunnen voorstellen dat wij het ooit zonder dit werk hebben moeten doen.
W.P.G.
| |
De Bijbel van 1360
Er is de laatste jaren veel geschreven over de onbekende Zuidnederlandse meester die in de tweede helft van de veertiende eeuw een reeks Latijnse religieuze geschriften in het Middelnederlands heeft vertaald. Sinds kort hebben de speculaties over het milieu waarin deze vertaler zijn rusteloze activiteit heeft ontplooid, plaats gemaakt voor een aannemelijke hypothese: hij zou als kartuizer hebben geleefd in het klooster te Herne in Noord-Henegouwen (zie Ntg 70, 1977, p. 372). Zijn hoofdwerk, een vertaling van de historische boeken van het Oude en het Nieuwe Testament, waaraan in de periode 1361-1384 nog de Wijsheidsboeken en de Profeten tot en met Ezechiël zijn toegevoegd, heeft hij tot stand gebracht op aansporing van een Brusselse patriciër. In het licht van de nieuwe hypothese wordt misschien ook verklaarbaar hoe deze Zuidnederlandse ‘Bijbel van 1360’ een geliefkoosd boek heeft kunnen worden in de kringen van de Moderne Devoten in het Noorden: de broeders van het Gemene Leven koesterden grote bewondering voor de kartuizers; bovendien bestonden er goede contacten tussen Herne en de kring rond Ruusbroec enerzijds, en tussen deze laatste en de Moderne Devoten anderzijds.
| |
| |
Met de uitgave van de ‘Bijbel van 1360’ in de reeks Corpus Sacrae Scripturae Neerlandicae (zie Ntg 66, 1973, p. 532-33) gaat een langgekoesterde wens in vervulling. Onlangs is in de Grote Reeks van het CSSN Het Oude Testament, eerste stuk: Genesis - II Koningen, verschenen (Leiden, E.J. Brill, 1977, XVII + 512 pp. [Prijs: f120,-]); het tweede stuk is in november 1977 ter perse gegaan; het derde zal spoedig volgen. De uitgever van het CSSN, Prof. Dr. C.C. de Bruin, stond bij deze delen van de reeks voor een moeilijke beslissing. De ‘Bijbel van 1360’ bevat immers enerzijds minder dan een complete vertaling van de Bijbel, omdat niet alle boeken zijn vertaald, en anderzijds veel meer, omdat de kanonieke tekst is doorschoten met uitvoerige historische toelichtingen, ontleend aan de Historia Scholastica van Petrus Comestor, en daarenboven is aangevuld met een aantal niet-bijbelse geschiedenissen (o.a. Cyrus, Alexander, Hyrcanus, en de Destructie van Jeruzalem). Moest in het CSSN nu het volledige tekstencomplex opgenomen worden zoals dat voorkomt in een aantal handschriften van de Middelnederlandse historiebijbel die vroeger als de ‘Tweede historiebijbel’ bekend stond, maar sinds 1970 op voorstel van J. Deschamps veelal als de ‘Eerste historiebijbel’ wordt aangeduid? Of moesten alleen de kanonieke teksten worden uitgegeven, met weglating van alle toevoegingen? De Bruin heeft, ‘na ampel beraad’, voor het laatste gekozen. Zijn uitgave biedt dus wèl het Oude Testament in de versie van de ‘Bijbelvertaler van 1360’, maar niet de ‘Bijbel van 1360’ in de vorm waarin hij middeleeuwse lezers onder ogen is gekomen. Gelukkig is hij in zoverre van zijn beginsel afgeweken dat hij de prologen van de vertaler wèl heeft opgenomen. Uit de proloog bij Genesis citeer ik een zinsnede die mij op deze monumentale editie van toepassing lijkt: het
‘en es negheen cleyn dinc, mer hets een werc van groeter pinen ende arbeide’, waarmee De Bruin velen aan zich verplicht heeft.
W.P.G.
| |
Het Groningse Alexandersymposium
Van 12-15 oktober is te Groningen een symposium gewijd aan de figuur van Alexander de Grote in de middeleeuwse litteratuur en geschiedschrijving. Wat in de wetenschappelijke wereld een symposium wordt genoemd, komt meestal neer op een bijeenkomst van geleerden die elkaar ongepubliceerde artikelen voorlezen, daarover gedurende een minuut of tien van gedachten wisselen en vervolgens een glaasje gaan drinken. Bij dit symposium had men het anders aangepakt. In 1972 is een groep Groningse mediëvisten, vertegenwoordigers van elf historische en filologische disciplines, begonnen met een onderzoek naar ‘traditie en receptie van Alexander de Grote in de Middeleeuwen’. Een van de produkten van deze samenwerking was een reeks studies over antieke en middeleeuwse Alexanderteksten, waarbij telkens dezelfde episode uit het leven van Alexander, de episode van zijn laatste levensdagen, aan een onderzoek werd onderworpen. De hieruit resulterende staalkaart van visies op Alexander de Grote omvatte de Hellenistische en Romeinse historiografie (behandeld door Elizabeth Visser), een Byzantijns Alexandergedicht (W.J. Aerts), de Historia de Preliis, Recensie I2 (E.R. Smits), het Chronicon Universale van Frutolf van Michelsberg (A.B. Mulder-Bakker), de Oudfranse Roman d'Alexandre (M. Gosman), Maerlants Alexanders geesten (K.R. de Graaf), de Spaanse General estoria IV (Wilhelmina L. Jonxis-Henkemans), de Middelengelse Kyng Alisaunder (G.H.V. Bunt), een Roemeense
| |
| |
Alexanderroman (A.N. Čizek) en Hartliebs Histori von dem grossen Alexander (R.W.K. Schnell). Deze tien studies waren vooraf in gestencilde vorm aan de deelnemers toegestuurd; tijdens het symposium stelde elk van de auteurs haar of zijn werk in een kort referaat voor, waarna een uitvoerige discussie volgde. De werkgroep had ook enkele buitenlandse specialisten onder wie Xenja von Ertzdorff (Giessen), Ian Michael (Southampton) en David J.A. Ross (Londen), tot het houden van een lezing en tot deelname aan de discussies uitgenodigd. De tien studies, in herziene versie, zullen in maart 1978 worden gepubliceerd, tesamen met een verslag van het Symposium en een uitvoerige bibliografie. Men kan deze bundel, Alexander the Great in the Middle Ages; ten studies on the last days of Alexander in literary and historical writing, het eerste deel van een reeks Mediaevalia Groningana, bestellen bij Alpha Antiquarian Booksellers, Van Welderenstraat 18, Nijmegen. De prijs is ingenaaid f55,-, gebonden f60,-. Als dit boek verschenen is, zal het in de Ntg worden aangekondigd of besproken. Nu al mag worden vastgesteld dat de Groningse Alexandergroep bewondering verdient voor haar geslaagde experiment met een interdisciplinair project op mediëvistisch gebied, en voor de originele opzet van haar symposium.
W.P.G.
| |
Second International Beast Epic, Fable, and Fabliau Colloquium
Wat gebeurt er als een etholoog, gespecialiseerd in het gedrag van vossen, zich verdiept in middeleeuwse Reynaert-verhalen? De deelnemers aan het Second International Beast Epic, Fable, and Fabliau Colloquium dat van 21 tot 24 oktober 1977 te Amsterdam is gehouden, zijn van de ene verbazing in de andere gevallen toen David Macdonald, een leerling van Professor N. Tinbergen uit Oxford, hun aan de hand van dia's liet zien hoeveel in de Reynaert en verwante werken uiteindelijk berust op waarneming van het gedrag van vossen in de natuur: de vos die de passie preekt (een handelwijze die bij ethologen als ‘mobbing’ bekend staat), de vos die zich dood houdt om zijn prooi te verschalken, de vos die bramen tracht te plukken, de vos die met zijn zwiepende staart een tegenstander verblindt... Zelfs de ‘vriendschap’ tussen Reynaert en Grimbeert blijkt niet uit de duim van een dichter gezogen: vossen trekken dikwijls samen met dassen op, en maken soms gebruik van dezelfde holensystemen.
Macdonald's voordracht opende een klein congres waar specialisten op het gebied van het middeleeuwse dierenepos in al zijn verschijningsvormen, en op dat van de fabels en de boerden, recente onderzoeksresultaten hebben kunnen uitwisselen. De lezingen die tijdens het colloquium zijn gehouden zullen eerlang in druk verschijnen, zodat er gelegenheid zal zijn voor een bespreking in dit tijdschrift. Ik volsta hier met het noemen van enkele titels; mijn selectiekriterium is daarbij ofwel het principiële belang van het onderwerp, ofwel de relatie tot de Middelnederlandse Reynaert-teksten. Van de reeks voordrachten over de boerde (een groep Nederlandse romanisten bereidt een editie van het volledige corpus Oudfranse fabliaux voor) noem ik die van Prof. Dr. W. Noomen over ‘Structures narratives et force comique: les fabliaux’, waarin hij een fijnzinnige analyse gaf van de litteraire strategie die gericht is op het bereiken van een komisch effect. De lezingen van Jean-Charles Payen, ‘L'idéologie chevaleresque dans le Roman de Renart’ en van Jean Batany over ‘Le lion et sa cour, du “Pantchatranta” au “Jugement de Renart”’ boden allerlei aanknopingspunten
| |
| |
met de Middelnederlandse teksten. De Duitse overlevering kwam aan bod bij de voordrachten van T. Sodmann over de Reynke, van H. Menke over ‘Die Rostocker Überlieferung des Reineke Fuchs’ en, in vergelijking met de Nederlandse teksten, van F. Lulofs, ‘Reynaert für Jedermann; Goethe und das Volksbuch von 1780’. Een waardige afsluiting vormde de rede van L. Peeters over ‘Hinrek van Alckmer and medieval tradition; the Reynardian interpretation of a man and his world’, waarin hij een nieuwe en bijzonder aantrekkelijke interpretatie gaf van de fameuze proloog van de ‘scholemester unde tuchtlerer des [...] hertogen van lotryngen’.
Aan het einde van het Amsterdamse colloquium is een besluit genomen dat twee jaar geleden, bij het eerste colloquium in Glasgow, al was voorbereid: er is een ‘Reynard Society for the study of the Beast Epic, the Fable, and the Fabliau’ opgericht, die met enige regelmaat colloquia zal organiseren en de contacten tussen onderzoekers op de genoemde terreinen zal bevorderen. President is Professor Kenneth Varty, The French Department, University of Glasgow, Scotland.
W.P.G.
| |
Willem Bilderdijk: Hanenpoot
Niet lang na de verrassende heruitgave van Bilderdijk's dichtbundel Mijn Verlustiging verscheen nu voor het eerst in druk het Prentenboek voor zijn zoontje Julius Willem, dat Bilderdijk zelf tekende en van bijschriften voorzag. De 54 nog overgebleven prentjes zijn te vinden in een handschrift van zes samengeregen dubbelbladen in folioformaat; de beide buitenbladen (vier enkelbladen), waarop nog eens 14 plaatjes getekend waren, ontbreken. Dr. J. Bosch, die deze uitgave verzorgde, dateert het prentenboek op omstreeks 1807. Bilderdijk was toen juist uit zijn ballingschap teruggekeerd; de kinderen uit zijn tweede verbintenis betraden daarbij voor het eerst Hollandse bodem. De oudste zoon, Julius Willem, in 1798 te Brunswijk geboren, sprak een taaltje dat meer op Duits dan op Nederlands leek. Hanenpoot, het alter ego van Julius Willem, is de held van het verhaal. Zijn Duits wordt vaak belachelijk gemaakt: ‘Hanenpoot (wat fel geprop!) / Eet wel twee kar Toffels op’, waarbij we inderdaad twee wagentjes vol pantoffels zien afgebeeld, geflankeerd door een vraatzuchtig ventje. Hij beleeft allerlei avonturen; zo komt hij bijna naast Jonas in de walvis terecht, of zweeft als een kever aan een draadje door de lucht. Hanenpoot's belevenissen met ene Ziegenbok, die hem op de horens dreigt te nemen, hebben iets te maken met Bilderdijk's relatie tot zijn aartsvijand Matthijs Siegenbeek. De spreekwoorden en zegswijzen, die Bilderdijk in zijn bijschriften varieert, zijn door Bosch zoveel mogelijk achterhaald. Het boekje maakt een zeer verzorgde indruk: de plaatjes zijn afgedrukt in een bruine tint, die ook voor de tekst gebruikt is, de opmaak is heel ruim, en het heeft een opvallend formaat (20,5 cm in het vierkant). Mede dankzij het goed geschreven commentaar van de bezorger is het boekje een leuke en onverwachte aanvulling op het tot nu toe uitgegeven werk van Bilderdijk. Jammer alleen dat Bosch in zijn inleiding zo met de deur in huis valt; juist een
dergelijk werkje zou ook bij een groter publiek misschien belangstelling voor Bilderdijk kunnen wekken, en over diens persoon wordt de lezer eigenlijk nauwelijks geïnformeerd. De volledige titel: Willem Bilderdijk, Hanenpoot, Prentenboek voor zijn zoontje Julius Willem, bezorgd door Dr. J. Bosch,
| |
| |
Klassieken Nederlandse Letterkunde, Culemborg, Tjeenk Willink/Noorduijn, 1977. 48 blz. Prijs f9,75.
PETER A.W. VAN ZONNEVELD
| |
Brieven van De Schoolmeester
Op het Gemeente-Archief te Amsterdam worden ongeveer 150 brieven van Gerrit van de Linde (De Schoolmeester) aan Jacob van Lennep bewaard. Marita Mathijsen, die al eerder over De Schoolmeester publiceerde (o.a. in De Revisor), stelde uit die collectie een bloemlezing samen, bestaande uit 61 brieven of brieffragmenten, geschreven tussen 22 december 1831, toen Van de Linde nog in Leiden studeerde, en 4 augustus 1857, korte tijd voor zijn dood. Het merendeel is geschreven vanuit Engeland, waar hij vanaf 1834 noodgedwongen (schulden en schandalen) verblijven moest. Eigen voorkeur van de tekstbezorgster bepaalde de keuze, en dat lijkt op het eerste gezicht geen slechte geweest te zijn, ook al weten we niet welke schatten nog in de rest van de collectie verborgen liggen. De publikatie van de volledige verzameling wordt in het vooruitzicht gesteld; deze is zes maal zo groot als de nu gepresenteerde bloemlezing. Dat die complete editie er komen moet, zal duidelijk zijn voor ieder die Van de Linde als briefschrijver leert kennen: levendig, direct, zwaarmoedig, geestig, scabreus en verbitterd, volop informatie verschaffend over verborgen zijden van de negentiendeeeuwse samenleving. Ook geven de brieven inlichtingen over oorspronkelijke versies en varianten van Van de Linde's verzen, die na zijn dood door Jacob van Lennep onder de titel De Gedichten van den Schoolmeester nogal eigenzinnig zijn uitgegeven.
Het is een bloemlezing zonder wetenschappelijke pretenties, een ‘leesuitgave’, bedoeld voor een groter publiek. Weliswaar zijn de originele teksten zo nauwkeurig mogelijk gevolgd, maar onmiskenbare fouten zijn verbeterd, en de interpunctie is hier en daar gewijzigd. Woordverklaringen en annotaties zijn zo weinig mogelijk gegeven. De brieven worden afgewisseld met commentaar, dat noodzakelijke informatie geeft of lege plekken opvult. Steeds gaan de aantekeningen aan de brieven vooraf; dat is even wennen, maar wie de moeite neemt om er dadelijk kennis van te nemen, kan daarop ongestoord de brieven gaan lezen. Door die annotaties worden veel problemen opgelost, veel onduidelijkheden weggenomen; veel citaten zijn thuisgebracht. Maar ook binnen het door Maria Mathijsen zo summier gehouden kader zijn nog wel enige omissies of inconsequenties aan te wijzen. Eén voorbeeld: wanneer Van de Linde Hamlet citeert, en dat er zelf ook bijzegt, wordt toegelicht, dat het citaat afkomstig is uit de tweede akte (p. 116), maar als hij een pagina eerder zo maar uitroept: Een brief, een brief! mijn school-plak voor een' brief!, waarbij toch ook niet elke lezer dadelijk weet op welke plaats dat citaat van Shakespeare te vinden is, dat hier geparodieerd wordt, blijft elke toelichting achterwege.
Deze uitgave is inmiddels zó enthousiast ontvangen, dat na enkele maanden een tweede druk noodzakelijk werd: iets uitzonderlijks voor een negentiende-eeuws werk! (jammer alleen, dat die herdruk ongewijzigd bleef; storende drukfeilen zijn nu blijven staan). Binnenkort verschijnen onder de titel Schandaal in Leiden de brieven die betrekking hebben op de perikelen die De Schoolmeester in 1834 noopten, overhaast naar Engeland te vertrekken; ook dat belooft een interessante publicatie te worden.
| |
| |
Maar wezenlijk van belang is de uitgave van alle brieven. Dat zal een wetenschappelijke editie zijn. Blijkens een aankondiging in Dokumentaal 6 (1977) 2 (juni), p. 52, zullen we daar echter tot 1985 op moeten wachten. Dan zal er wel een boek van ongeveer 1000 pagina's verschijnen; een enorm karwei, dat bij Marita Mathijsen evenwel in goede handen is. De volledige titel van de bloemlezing: Waarde van Lennep: Brieven van De Schoolmeester, toegelicht door Marita Mathijsen. Amsterdam, Querido B.V., 1977. 175 blz. Prijs f23,50.
PETER A.W. VAN ZONNEVELD
| |
De IVG - Internationale Vereinigung für germanische Sprach- und Literaturwissenschaft
In 1975 hield deze vereniging haar 5e congres in Cambridge, in 1980 zal het 6e in Basel georganiseerd worden. Onder germanistiek wordt in het verband van deze vereniging verstaan: de oudgermaanse, Duitse, skandinavische, Nederlandse, Friese, Zuidafrikaanse en jiddische taal- en literatuurwetenschap. Niet alleen de congresdeelnemers komen uit alle delen van de wereld, Australië, België, de BRD, Canada, de DDR, Engeland, Frankrijk, Italië, Japan, Nederland, Oostenrijk, de Skandinavische landen, de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Zwitserland, ook de leden van de vereniging vindt men in àl deze staten, al zijn de landen waar een germaanse taal wordt gesproken het beste vertegenwoordigd. De belangstelling voor de vereniging is sterk toegenomen in de jaren tussen het 4e congres in 1970, in Princeton, U.S.A., en het 5e, ook onder de Neerlandici. Het aantal leden-Neerlandici bedraagt in Nederland tot nu toe ongeveer 30, in België eveneens omstreeks 30. In beide landen is dit maar een klein percentage van degenen die lid zouden kunnen zijn en die door dit lidmaatschap hun eigen discipline en daarmee de werkzaamheden van de vereniging zouden kunnen bevorderen. Veel studies over Nederlandse taal- en Letterkunde worden in het Nederlands gepubliceerd en zijn daardoor slechts toegankelijk voor de weinigen in het buitenland die de moeite nemen zich voldoende kennis van onze taal eigen te maken om deze publikaties te lezen. Om een grotere groep te bereiken bieden de congressen van de IVG vrijwel het enige forum waarop alle facetten van de neerlandistiek aan bod kunnen komen. De vereniging beschouwt als haar belangrijkste doelstellingen:
de ondersteuning van wetenschappelijke ondernemingen,
het bevorderen van persoonlijke contacten in de door haar vertegenwoordigde disciplines,
het onderhouden van contacten met de nationale organisaties die hetzelfde vakgebied bestrijken,
het organiseren van internationale congressen.
Deze taken kan de vereniging alleen dan met succes uitvoeren, als zo mogelijk allen die wetenschappelijk werkzaam zijn in een van de genoemde vakgebieden, het werk van de vereniging door hun lidmaatschap steunen. Dat is niet in de eerste plaats een financiële kwestie, maar vooral een van wetenschappelijke samenwerking. Met name door de steeds verdergaande specialisering in alle onderdelen van de germaanse taal- en literatuurwetenschap is informatie en gesprek op internationaal niveau wenselijker dan ooit. Kennisneming van publikaties is niet voldoende om de internationale verschei- | |
| |
denheid van interessen, methoden en resultaten in een vruchtbaar verband te brengen. Persoonlijke ontmoeting en gesprek zijn vooral nodig waar - in tegenstelling tot congressen van specialisten - de verschillende disciplines hun ervaringen, motivaties, hun principiële en feitelijke problemen, evenals hun onderwijsmethoden kunnen uitwisselen en bespreken. In dit opzicht is het actief samenwerken van alle collega's van de in de vereniging vertegenwoordigde disciplines dringend nodig. Het lidmaatschap van de enkeling wordt deste zinvoller als meer vakgenoten zich aansluiten om de doelstellingen van de IVG te helpen verwezenlijken. Ieder kan lid worden die wetenschappelijk werk verricht op een van de genoemde gebieden van de germanistiek en/of die werkzaam is als universitair docent.
Het lidmaatschap bedraagt 75 S.Fr. voor de periode van 1975-1980. De leden krijgen reductie op de congresbijdrage, gratis toezending van het congresverslag, korting op het abonnement van het ‘Jahrbuch für internationale Germanistik’ en aansluitende series.
Alle neerlandici die overtuigd zijn van het belang hun werkzaamheid in internationaal verband te bespreken en om het contact met vakgenoten in het buitenland te intensiveren, wijzen we op de mogelijkheid dit te doen door lid te worden van de vereniging.
Nadere informatie en inschrijfformulieren kunnen aangevraagd worden bij: het secretariaat van de IVG, c/o Deutsches Seminar, Clarastrasse 13, CH-4058 Basel (Zwitserland); Prof. Dr. A. Deprez, Seminarie voor Nederlandse literatuurstudie, Blandijnberg 2, 9000 Gent (België); mevrouw Dr. Jo Daan, Bremstraat 8, 7244 BL Barchem (Nederland) (tel. 05734-567).
JO DAAN
ADA DEPREZ
| |
International Courtly Literature Society
The International Courtly Literature Society was founded in 1973 to promote the study of the courtly literature of the Middle Ages. Several conferences have already been held, and an International Congress is planned for 1980. A Dutch branch of the Society has recently been formed. Professor Cola Minis (University of Amsterdam) is President, and Keith Busby (University of Utrecht) is Vice-President and Treasurer. Further details about the society and about membership (which includes a copy of the Society's annual bibliography, Encomia), can be had from Keith Busby, ICLS, Engels Instituut, Oudenoord 6, Utrecht.
KEITH BUSBY
|
|