‘... maar den Uyl difficulteerde’
Deze kwalificatie werd onlangs vernomen uit de mond van mr. A.A.M. van Agt, toen nog demissionnair minister van justitie, als lasthebber van het C.D.A. Wie mocht denken dat de minister deze uitdrukken ter plekke creëerde, kan het mis hebben. Je weet maar nooit; tenslotte meende Southey in 1829 ook dat hij zelf iets bedacht had: ‘The circumstances which facilitated or difficultated if I make such a word for the nonce the introduction of Christianity’, terwijl het woord al sinds minstens 1611 uit het M.E. latijn in het engels ontleend was (OED III, 343).
Van Agt's woord kwam ik onlangs tegen in een citaat van A.L.G. Bosboom-Toussaint waarin zij haar dienstbode hoorde ‘difficulteren’ (nu ook gebruikt als onovergankelijk werkwoord) tegen H. Chr. Andersen (NCR-Hbl. 2 sept. 1977).
Difficulteren is niet in het WNT te vinden en ook niet in de handwoordenboeken zoals de ‘grote’ van Dale. De 3de druk, 1884, heeft het nog; de 4de, 1898, niet meer. P. Weiland, Kunstwoordenboek etc, 1823, 1843 s.v. difficiel geeft als betekenis: bemoeilijken, tegenwerpingen tegen de uitvoering van een voornemen maken.
In het frans bestaat het werkwoord niet meer, hoewel het engelse to difficult (overgankelijk), dat enkel nog dialectisch voorkomt, ontleend is aan het franse difflculter, dat zelf weer ontleend is aan M.E. latijn difficultare. De eerste attestatie is uit 1608 (OED III, 343).
Volgens Salverda de Grave: De franse woorden in het Nederlands, Amsterdam, 1906, is het na 1600 ontleend, wat dus aardig parallel loopt met het engels. Vlak daarop moet het uit het frans verdwenen zijn: de grote Robert, die zeventiende eeuwse citaten verwerkt, vermeldt het al niet meer.
Van de dienstbode naar toepassing op een minister-president lijkt een aardige statusverhoging, maar blijkens Salverda de Grave hoort het bij de ‘administratieve woorden’ (p. 62), betrekking hebbend op handelingen die door ambtenaren en bedienden verricht worden en bij de woorden die ‘Haat, Toorn, Onvriendelijkheid’ weergeven (p. 85); hij vermeldt het niet bij de juridische terminologie.
Welnu, ministers zijn geen ambtenaren, doch functionarissen; zou van Agt de omgang met, of de handelingen van zijn hoogste ambtenaar, de directeur-generaal, als difficulterend ervaren hebben?
Inst. v. Dial. Volksk. en Naamkunde te Amsterdam
A.C.M. GOEMAN