De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||||||||
Libertijnse literatuur in Nederland gedurende de 18e...eeuw?IIn hun voorrede tot Sara Burgerhart distantiëren Wolff en Deken zich met enige ironie van het soort boeken dat verfranste juffertjes bij voorkeur zouden lezen. Voor hen is Sara Burgerhart niet geschreven: ‘Gy hebt immers uwe Canapé couleur de Rose, uw Gris, Gris, uwe ... maar wat hoeft Papa ook alles te weten?’Ga naar voetnoot1 Wat mocht vader liever niet weten? Een werk onder de titel Canapé couleur de Rose is mij onbekend. Vermoedelijk halen Wolff en Deken - al dan niet met opzet - twee boektitels door elkaar. 1) Le Canapé couleur de feu, par. M. De*** uit 1714 (herdrukt: 1717, 1733, 1734, 1737, 1741, 1742, 1745, 1775). Het populaire romannetje is lange tijd abusievelijk toegeschreven geweest aan Louis-Charles Fougeret de Monbron.Ga naar voetnoot2 Een door de boze fee Crapaudine tot canapé omgetoverde ridder verhaalt hier allerlei amoreuze avontuurtjes waarvan hij de stille getuige moest zijn. Vooral de clerus wordt daarbij duchtig gehekeld. In 1968 verscheen bij de Arbeiderspers te Amsterdam nog een nederlandse vertaling door Henry Scheepmaker.Ga naar voetnoot3 2) Een imitatie van het vorige door Claude Prosper Jolyot de Crébillon: Le Sopha, couleur de rose, conte moral, uit 1742. Almanzei, hofjonker van Sjah Baham, wordt voor straf in een sofa veranderd, waarna hij eveneens diverse liefdesontmoetingen van nabij kan observeren.Ga naar voetnoot4 Met Gris, Gris is waarschijnlijk bedoeld Le Gris de lin, een galante roman met komische inslag uit 1680 van Jean de Préchac.Ga naar voetnoot5 Alledrie de genoemde werken behoren tot een slag van boeken dat in de franse letterkunde van de 18e eeuw frekwent voorkomt en dat gewoonlijk wordt aangeduid als roman (of conte) libertin. Het genre floreerde vooral in de jaren 1745-1751.Ga naar voetnoot6 Volgens Wolff en Deken waren onze salondametjes in 1782 nog bijzonder gecharmeerd van dergelijke frivole lektuur. Zij lazen die uiteraard in het frans. De vraag is echter of er ook in de nederlandse literatuur van de 18e eeuw geschriften - en meer in het bijzonder romans - voorkomen die de qualificatie libertijns verdienen. Zou het aanbeveling verdienen om voortaan binnen het kader van ons 18e-eeuwse proza eveneens te gaan spreken van het genre van de libertijnse roman? Een antwoord op deze vragen zal men tevergeefs zoeken in de diverse handboeken. Sterker: de vraag als zodanig is zelfs nooit gesteld. Dat hoeft, gegeven de uiterst | |||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||
geringe belangstelling van onze literatuurhistorici voor de 18e-eeuwse roman, nauwelijks te verwonderen. In dit bijzondere geval zal allicht ook een zekere pudeur serieuze onderzoekers hebben afgeschrikt. Zo komt het dat tot dusver alleen juristen, seksuolo-gen of andere niet specifiek literair geïnteresseerden zich, min of meer terloops, met ons onderwerp hebben bezig gehouden.Ga naar voetnoot7 Het spreekt wel vanzelf dat daarbij de vraag of er een nederlandse libertijnse roman bestaan heeft, nooit aan de orde is gekomen. Ik heb niet de illusie om in dit korte artikel een afgerond onderzoeksresultaat te presenteren. Mijn bedoeling is slechts hier een mij voor de kennis van onze 18e-eeuwse letterkunde van belang lijkend probleem aan de orde te stellen. Tegelijk hoop ik door enige bibliografische informatie anderen bij hun onderzoek van dienst te zijn. De ervaring heeft namelijkgeleerd, dat dit laatste geen overbodige luxe is.Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||
IIVooraf een terminologische kwestie. De merkwaardige betekenisontwikkeling van het woord libertijn (fr. libertin, eng. libertine) hoeft ons hier niet in detail bezig te houden.Ga naar voetnoot9 Voldoende is het vast te stellen, dat men in de 16e en 17e eeuw de naam libertijn geeft aan een bepaald soort vrijgeesten, humanistisch-gezinde intellectuelen die volgens hun tegenstanders ook in moreel opzicht tot losbandigheid geneigd zouden zijn. Libertinisme heeft dus al in de 16e en 17e eeuw de dubbele betekenis van wijsgerig-religieuze scepsis en morele ongebondenheid. In de loop van de 18e eeuw verschuift het accent steeds meer van de filosofie naar de moraal. Een libertijn wordt dan vooral iemand die, zij het vanuit een bepaalde epicuristische geesteshouding, zijn seksuele lusten ongeremd botviert. Voor het filosofisch libertinisme reserveert men daarom liever de term vrijdenker(ij). Toch behoudt ook die oudere benaming libertijn steeds haar wijsgerige component. Duidelijker gezegd: een libertijn is naar 18e-eeuwse begrip altijd meer dan een losbol. Het spreekt vanzelf, dat een volledig onderzoek naar het betekenisveld van het nederlandse woord libertijn in de 18e eeuw ook rekening zal moeten houden met in de buurt liggende aanduidingen als bijvoorbeeld: sterke geest (esprit fort), vrijgeest, ligtmisGa naar voetnoot9a en het al genoemde vrijdenker. Het erotisch libertinisme van de 18e eeuw bezit een lange literaire traditie met wortels tot in de klassieke oudheid. Voor die, dikwijls clandestien gedrukte en daar- | |||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||
door zeldzame erotica bestond vroeger onder verzamelaars veel belangstelling.Ga naar voetnoot10 De enkele wetenschappelijke onderzoekers die zich aan deze materie waagde, deed dit òf als puur bibliograaf (Jules Gay, Hugo Hayn, Alfred Gotendorf e.a.)Ga naar voetnoot11 òf als zelf min of meer in het verborgene opererend ‘pornoloog’ (Paul Englisch).Ga naar voetnoot12 Daarbij valt het op dat zulke scribenten gewoonlijk geen geheim maken van hun persoonlijke betrokkenheid bij de galante pornografie van de 17e en 18e eeuw, hetzij filosofisch, hetzij meer bepaald in erotisch opzicht. Pas in 1963 heeft D.F. Foxon, verbonden aan het British Museum, met de publicatie van zijn Libertine Literature in England, 1660-1745 het wetenschappelijk taboe doorbroken.Ga naar voetnoot13 Bij hem geen sprake meer van een kwasimoraliserende of apologetische toon. Foxon combineert een zakelijke beschrijving van het materiaal met een indringende interpretatie, waardoor de libertijnse klassieken definitief de hun toekomende plaats binnen de europese literatuur gekregen hebben. Sedertdien verschenen er nog tal van fundamentele studies, waarvan ik nu alleen die van Mortier, van Ivker en van Brissenden vermeld.Ga naar voetnoot14 Vanwaar die plotselinge belangstelling? Brissenden heeft erop gewezen dat het misleidend is om de term revolutie in de 18e eeuw te monopoliseren voor het politieke gebeuren: ‘there were many revolutions’.Ga naar voetnoot15 Inderdaad, het ‘Aude sapere’ van de Verlichting manifesteert zich op allerlei gebied. Volgens Foxon gebeurt dat in etappen: ‘It seems that the revolt against authority first took the form of heresy, than politics, and finally sexual license; clearly pornography is closely related to this revolt.’Ga naar voetnoot16 Daarbij dient dan aangetekend dat het 18e-eeuwse libertinisme duidelijk gekoppeld blijft aan een beperkte salon-aristocratie, het is een ‘libertinage érudit’ van wat zich geestelijke elite voelt.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||
Wat zijn nu de klassieke hoogtepunten van deze libertijnse literatuur? Als zodanig beschouwt Foxon achtereenvolgens:
En daarmee zijn we al terechtgekomen in de 18e eeuw, tijd waarin dit libertijnse proza aanzwelt tot een brede stroom met uitschieters als Le portier des Chartreux (1743) van Latouche en Thérèse philosophe (1748) door de Marquis d'Argens. De climax van stoutmoedigheid wordt echter voor velen bereikt in het werk van de Sade, ‘de goddelijke Markies’. Onze eerste vraag luidt nu: welke repercussies vond dit alles in Nederland? Werden dergelijke geschriften ook in onze taal bewerkt? | |||||||||||||||
IIIMen mag zonder meer aannemen, dat de liefhebbers hier te lande een kleine, ontwikkelde en verlichte groep vormden die best in staat was om de genoemde teksten in de oorspronkelijke taal, althans in een franse versie, te lezen. Een nederlandse vertaling wijst dus meteen al op een iets ruimer publiek zonder dat er van eigenlijke populariteit gesproken kan worden. Welnu, zulke vertalingen of bewerkingen zìjn er, al kost het thans vaak de grootste moeite om een exemplaar in handen te krijgen. Wat Aretino betreft, we kennen een gedeeltelijke vertaling van zijn Ragionamenti: Het Leven En d'Arglistige Treken der Courtisanen Te Romen. Zijnde Een t'Samenspraeck tusschen Laïs en Lamia, twee gerieffelijcke en welbekende Dames aldaer. In 't Italiaensch beschreven Door Aretin. [vignet] Te Leyden, By Pieter Koelaart. in 12. [IX], 180; titelprent, gedateerd 1680, en 6 eveneens anonieme tekstillustraties. Geraadpleegd exemplaar K.B. Den Haag (28 E 22);Ga naar voetnoot18 ook aanwezig U.B. Halle. Het is een enigszins vrije bewerking van de derde dag van het eerste deel der Ragionamenti, door de onbekende vertaler ‘waarschijnlijk via de spaanse vertaling “Coloquio de las damas” van Fernán Suárez of uit de latijnse vertaling van de “Coloquio” door | |||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||
Caspar Barthius, de “Pornodidascalus” in het nederlands (...) overgezet.’Ga naar voetnoot19 De fraaie tekstgravures blijken van niemand minder te zijn dan van Romeyn de Hooghe, die volgens Landwehr ook achter de uitgeversnaam Koelaart zou schuilgaan.Ga naar voetnoot20 Dezelfde Romeyn de Hooghe werd in 1690 door politieke vijanden ervan beschuldigd, dat hij in 1677 gravures zou hebben vervaardigd voor een nieuwe uitgave van De Dwaelende Hoer of Pieter Aretyns Uylenspiegel op Nooten. Bedoeld is natuurlijk de vertaling van La Puttana Errante, waarvan eerder al (kort vóór 31 januari 1669) een onmiddellijk verboden druk verschenen was,Ga naar voetnoot21 nota bene de oudste vertaling die van deze tekst bestaat! Ondanks deze twee nederlandse uitgaven schijnt het boek thans spoorloos verdwenen. Van L'Escole des Filles moeten diverse nederlandse vertalingen bestaan hebben. Buisman vermeldt er twee: - L'Escole des Filles, Ofte Schoole voor de Jonge Dochters. Waar in geleert wort De Kunst der Vryery, Verdeelt In verscheyde Lessen, Reden en Zeden der Jonge Dochters. Uyt het Francois in onse Nederlandsche tael gebracht, door D.V.W. Amsterdam, Jacob Benjamins, 1658, in 12o. 130 pp. (aanwezig: K.B. = Buisman, nr. 808). Evenals De dwaelende Hoer werd ook L'Escole des Filles in Holland verboden,Ga naar voetnoot23 maar het is de vraag of die censuur veel heeft uitgehaald. Komen we aan Chorier's Satyra sotadica, door Foxon gerekend tot ‘the most advanced pornographically’. Maar opnieuw vinden we een nederlandse vertaling: Akadernie der Dames, of vermakelyke Gesprekken van Alosia. Uit het Fransch vertaald. Met Plaaten. Te Paphos z.j. (circa 1770); 2 dln. in kl. 8o met 4 anonieme platen; VIII, 248; 202 pp. Ik ken van deze extreem-zeldzame uitgave slechts één exemplaar, thans in het bezit van dokter B. Luza te Amsterdam. Het is hetzelfde exemplaar dat Buisman vermeldt uit de collectie-Scheepers en dat via de auctie-Versnel in handen van de Huidige bezitter is gekomen.Ga naar voetnoot24 Het feit dat er van dit boekje waarschijnlijk nog slechts een enkel exemplaar bewaard is gebleven, zegt overigens totaal niets over de oplage waarin het gedrukt is. Zulke boeken hebben maar weinig kans om hun eigenaar te overleven. Voor alle volledigheid nog dit: In cat. 109 (mei 1973), van antiquariaat F. Knuf trof ik onder nr. 72 aan: De nieuwe Academie der Dames, of Magazijn der verliefden. Alkmaar-Amsterdam 1809, 2 dln. Ik heb het werk, dat door geen van onze bibliografen (Muller, De Vries, Waller, Buisman, Scheepers) genoemd wordt, echter niet in handen kunnen | |||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||
krijgen, zodat geen vergelijking met Chorier's Akademie der Dames mogelijk was. Beslist veelgelezen, blijkens de vele herdrukken, is de galante kloosterroman Vénus dans le cloître, gelijk bijna elk van de hier besproken teksten in dialoogvorm gesteld. Buisman vermeldt liefst vier uitgaven uit 1682, 1694, 1724 en een ongedateerde van omstreeks 1730.Ga naar voetnoot25 Eerstgenoemde druk schijnt onvindbaar, maar de editie-1694 berust thans in de K.B. Den Haag: Venus in 't Clooster, Of de Nonne in haar Hembde, Zijnde een naeukeurige Samen-spraeck, Opgedragen aen Me Vrouwe d'Abdisse van Beau-Lieu, door den Abt du Prat. [vignet] Anno 1694. in 12o met frontispice; 204 pp. = Buisman nr. 92. Van Fanny Hill bestaat, voor zover ik weet, geen 18e-eeuwse vertaling, maar het vergelijkbare Margot la Ravadeuse door Fougeret de Monbron vond bijv. weer een nederlandse bewerker: Margriet in de Ton [etc], Zalt-Boemel, Johannes Willem Kan-neman, 1764 (= Buisman, nr. 1542). Onze conclusie kan kort zijn: bijna alle door Foxon genoemde libertijnse ‘klassieken’ zijn betrekkelijk kort na hun ontstaan in het nederlands vertaald.Ga naar voetnoot26 Dat wijst op de aanwezigheid van een publiek, hoe gering ook in omvang, dat openstond voor zulke dwars tegen de publieke moraal ingaande beschrijvingen van seksueel gedrag. Hoe staat het echter met oorspronkelijk-nederlandse werken op dit gebied? | |||||||||||||||
IVBij het zoeken naar oorspronkelijk-nederlandse libertijnse romans doen zich aanstonds twee problemen voor. Allereerst blijkt het vaak moeilijk vast te stellen of een in aanmerking komende tekst al dan niet vertaald is, aangezien titelblad of voorwerk in vele gevallen geen betrouwbare gegevens hieromtrent verschaffen. Op de tweede plaats is daar het genreprobleem. Er zijn in de loop van de 18e eeuw in Nederland tientallen, zo niet honderden romans gepubliceerd. En die romans bestaan bijna allemaal uit min of meer gedetailleerd beschreven liefdesgevallen. Men zou de verwarring alleen maar vergroten door op allerlei openhartig-erotische prozawerken het etiket libertijns te plakken. Zulk een benaming heeft alleen maar zin, wanneer we duidelijke criteria stellen. Doorslaggevend moet zijn de attitude van de schrijver, de tonaliteit van zijn verhaal. Die grondhouding is, gelijk reeds gezegd, een min of meer filosofisch gefundeerd streven om de gangbare moraal op seksueel gebied te ‘ontmaskeren’.Ga naar voetnoot27 Dikwijls gebeurt dat in gesprekken - de dialoogvorm is een formeel kenmerk van primaire betekenis - tussen een jong, onschuldig meisje en een ervaren leidsman (c.q. leids-vrouwe). De struktuur van het verhaal is dus kort gezegd die van een initiatie, waarbij | |||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||
ook de lezer voortdurend geschokt wordt. Plaats van handeling: bij voorkeur salon of klooster. Het zou een vergissing zijn te menen, dat 18e-eeuwse libertijnse romans zich ook zouden kenmerken door obsceen taalgebruik. Eer treft ons juist de lichtvoetige perifrase, de galante formulering. Op grond van deze (wellicht nog nader aan te vullen) criteria lijkt het mij mogelijk om ogenschijnlijk gelijksoortige romans duidelijk uit elkaar te houden als behorend tot verschillende literaire categorieën. Ik kan hier niet meer doen dan dit fundamentele verschil aan twee voorbeelden demonstreren.
In 1760 verscheen bij Steven van Esveldt te Amsterdam een alleszins merkwaardige roman. Het titelblad geeft naar gewoonte een verkorte inhoudsopgave: De Middel-burgsche Avanturier. Of het Leven van een Burger Persoon. Bevattende zyne zeldzame opvoeding; kinderlyke Minnaryen; Leeroeffeningen; rampspoedige Koophandel, veroorzaakt door eene menigvuldige Minnenhandel; Boerenleven, totale Ruïne; Gevangenis; zeldzame Verlossing, en togt naar Surinamen, alwaar hy door het geluk dermaten gezegent werd, dat hy na een kort verblyf aldaar, ryk in zyn Vaderland te rug keert, en zich in een gewenscht Huwelyk begeeft. Doormengt met veele zeldzame Geschiedenissen, wonderlyke Minnaryen, en verbazende ontmoetingen. Door hem zelf beschreven. Met Platen. II, 218 pp ( = Buisman, nr. 71). De auteur is niet bekend.Ga naar voetnoot28 Het boek heeft een wat hybridisch karakter. In menig opzicht sluit het aan bij de picareske traditie: pseudo-autobiografische vertelwijze (ik-vorm), snelle, chaotische opeenvolging van gebeurtenissen (‘the Fortune pattern’),Ga naar voetnoot29 episodische plot. Anderzijds vinden we ook typisch ‘moderne’, Verlichtings-kenmerken op het niveau van de ideële inhoud. Bijvoorbeeld een pleidooi voor tolerante opvoeding, een aanklacht tegen de slavernij. Maar wat toch het meest opvalt zijn de erotische escapades van Lodewijk, de Middelburgse avanturier. Het titelblad belooft niets te veel door tot driemaal toe op zijn ‘Minnaryen’ te preluderen. In feite is de enige draad die alle episoden moet verbinden Lodewijk's ‘uitgerekt verlangen’ om over Angelika, ‘het schoonste Vrouwenbeeld’, te zegepralen. Eer het zover komt, weet onze held nog enkele andere ‘vrouwenbeelden’ te overwinnen, want hij is van jongs af aan door ‘de schone Sexe’ gebiologeerd. Dat was juist zijn grootste fout, de oorzaak van al zijn rampen, zo wil ons het voorwoord doen geloven. Flauwekul of menens, die wijze moraal? Voor de recensent in de Vaderlandsche Letter-Oeffeningen was dat geen vraag,Ga naar voetnoot30 maar ik zou De Middelburgsche Avanturier toch onder geen beding een | |||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||
libertijnse roman willen noemen. De voornaamste pijlers van de gevestigde orde, zoals godsdienst en huwelijk, blijven onaangetast. Lodewijk belijdt (en er is geen reden om dit een praatje voor de vaak te achten) een redelijk ondogmatisch christendom. Op zijn manier is hij eigenlijk een conventioneel minnaar die tenslotte in de veilige huwelijks-haven belandt. Hoe onschuldig klinkt dit alles in vergelijking met De Belydenis van een Lichtmis, door Buisman gedateerd omstreeks 1770. Ik citeer eerst weer het titelblad in extenso: De Belydenis van een Lichtmis. Bevattende Een aantal voorvallen in de galante wereld zo in Nederland als elders; wonderlyke ontmoetingen met vrouwen van allerlei soort; veele potsen meest voorgevallen in de nacht, en achter de gordynen; zeldzame Karakters van beiderlei Sexe, enz. enz. enz. Alles beschreeven ten vermaake van de Kinderen dezer wereld door den Belyder zelve. Met natuurlyke Plaaten versierd, [vignet] Gedrukt voor de Liefhebbers, z.p., z.j., 184 pp. + 4 illustraties; = Buisman, nr. 132 (aanwezig: K.B., sign. 32 H 39).Ga naar voetnoot31 De anonimiteit rond deze tekst is aanzienlijk groter dan bij De Middelburgsche Avanturier het geval was. Vandaar dat ik niet kan garanderen dat de roman het predikaat ‘made in Holland’ verdient. Ook hier hebben we te maken met een in de ik-vorm gestelde pseudo-confessie. Karel vertelt zijn verloofde Charlotte - op haar verzoek - over zijn amoureus verleden. Volgt weer een bonte opeenvolging van (liefdes)avonturen zonder enige coherentie. Het is niet moeilijk om nog een aantal andere kenmerken aan te wijzen die De Belydenis van een Lichtmis met de picareske romantraditie verbinden: de onwettige geboorte van de hoofdpersoon, zijn proteïsch karakter zonder innerlijke stabiliteit, zijn onvermogen om emotionele bindingen aan te gaan. Maar wat deze Belydenis fundamenteel doet verschillen van De Middelburgsche Avanturier is de aard van de erotische ervaringen, de hele entourage daaromheen, de toon waarop alles verteld wordt en tenslotte de ideologische achtergrond die het hele gebeuren krijgt. Dit behoeft enige verduidelijking. Welnu, Karel's mingevallen spelen zich voor een flink deel af in kloosters, allerlei ‘abnormale’ varianten van seksueel gedrag komen omstandig aan bod (lesbische liefde, partnerruil etc.) en worden op verlekkerde toon verteld. Maar wat de doorslag geeft: de vrije erotiek wordt expliciet verdedigd vanuit een epicuristische filosofie. Alles wat het zingenot belemmert - de traditionele opvoeding, het monogame huwelijk, de celibataire staat van de kloosterling, het bijbels gebod - wordt scherp aangevallen. En dat gebeurt door kloosterlingen zelf, waarvan er een - een zuster - de veelbetekenende naam Pelagia draagt.Ga naar voetnoot32 Ter illustratie een enkel citaat. Aan het woord is zuster Pelagia die zich richt tot haar vriendin en mede-non Clementine: ‘ja lieve Zuster het moet er nu mede door, de heuchelyke ondervinding van den voorleden nacht heeft ons bevrijdt van volgens gewoonte te moeten bloozen, wy zyn vry, Natuur, Natuur, Clementine, God zy gelooft, lieve Zuster, dat de Natuur zo sterk is en het op de opvoeding, een zamenstelzel van duizende zwakheden, weet over te haaien: onze voorouders hebben gene | |||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||
opvoeding gehad, zy hebben de Natuur gevolgd, en deeze weet van geene lastige schaamte: wilt gy dat ik u zulks met duizende voorbeelden bewyze?’ (p. 75). Om elk misverstand te vermijden: ik zou De Belydenis van een Lichtmis kwalitatief niet graag op één lijn plaatsen met bijvoorbeeld Diderot's La Religieuse, maar zijn libertijns karakter lijkt me evident. Literair-historisch bezien hoort het boek tot een ander genre roman dan De Middelburgsche Avanturier, ondanks de picareske elementen in beide werken.
Waar het nu op aankomt is te weten, of die Belydenis in onze letterkunde een geïsoleerd geval vormt. Een randverschijnsel is het zeker en in menigerlei opzicht. Respektabele schrijfsters als Wolff en Deken hebben zulk een instinktieve afkeer van alles wat zweemt naar libertinisme, dat de lichtmissen die in hun romans optreden onwerkelijke karikaturen geworden zijn. En een grotere tegenstelling dan die tussen de seksuele vrijbuiterij van Karel en de sentimentele ‘heilige’ liefde van Feith's helden is nauwelijks denkbaar. Maar zowel het moreel protest van Wolff en Deken als Feith's vrees zich met Julia in de salons belachelijk te maken (‘Voeg hier bij, dat ik eene Liefde predike, die zonder de deugd niet bestaat. - Ach! dit laatste bederft alles!’)Ga naar voetnoot33 veronderstelt toch de aanwezigheid van andere, lossere opvattingen. Als we Schalken moeten geloven zijn er hier te lande gedurende de 17e en 18e eeuw heel wat minder licencieuze boeken gepubliceerd, dan gewoonlijk wordt aangenomen.Ga naar voetnoot34 Deze conclusie lijkt mij bij de huidige stand van het romanonderzoek voorbarig. Elders heb ik al de aandacht gevestigd op de libertijnse inslag in de Reize door het Aapenland van J.A. Schasz uit 1788.Ga naar voetnoot35 Diens andere romans zijn er evenmin vrij van. Te denken valt verder aan een auteur als Jacob Campo Weyerman, al bezitten we van hem dan geen romans.Ga naar voetnoot36 Met opzet beperk ik me hier tot het proza, omdat dit het geëigende instrument is voor de propaganda van libertijnse denkbeelden. In principe zou echter ook de 18e-eeuwse erotische poëzie op mogelijke libertijnse invloeden onderzocht moeten worden.Ga naar voetnoot37 Ik denk bijvoorbeeld aan de vaak herdrukte verzen van Pieter Boddaert Junior (1766-1805). Opnieuw rijst dan de vraag: is er reden om in de amorfe massa van galante rijmen, anacreonteia, bruiloftsgedichten, priapeeën etc. een afzonderlijke categorie van libertijnse erotica te onderscheiden? Vragen stellen is gemakkelijker dan vragen te beantwoorden - zegt men. Voor wat de 18e-eeuwse libertijnse literatuur in Nederland betreft gaat die wijsheid toch niet helemaal op. Hier blijkt het antwoord zelfs al gegeven - door Schalken in negatieve zin - eer de vragen nauwkeurig waren geformuleerd. Dit staat in elk geval vast, dat | |||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||
verhaaltjes gelijk Le Canapé couleur de feu of Le Sopha, couleur de rose voor Wolff en Deken omstreeks 1782 nog een gegeven vormden, waartegen zij zich nadrukkelijk afzetten. Hun streven naar een zedenkundige roman met pedagogische strekking krijgt pas reliëf, wanneer men de aantrekkingskracht van het ‘zedenbedervend’ proza ook in de Republiek, en òòk op onze ‘Nederlandsche Juffers’, niet onderschat.
augustus 1976 P.J. BUIJNSTERS |
|