De commentaar van dr Buitendijk is ook verder sober. Wellicht zijn de volgende opmerkingen van enig nut.
Couplet 2 gaat over ‘de Spaanse pokken’ die ‘onder 's Paus rokken... groeien altoos.’ Het komt mij voor, dat hier wordt gezinspeeld op de Paus als koning Herodes die, naar Hand. 12 vs. 22 vv. verhaalt, van de wormen gegeten werd nadat hij had geduld dat hem werd gezegd, dat zijn stem die van God was en niet die van een mens (dat laatste stelt hen beiden voor de Protestante auteur, Arent Dircxz. Vos, martelaar, op één lijn). ‘Ende van stonden aan sloeg hem een engel des Heeren daerom dat hij Godt de eere niet gaf’, heet het dan. Daarvoor vergelijke men vs. 39 van Slaet op den trommele, waarin God wordt toegesproken: ‘Prinse, der prinselijker Geuzen Prinse,/ Prinselijk met Uw Geest haar doch regeert;/Prinselijk drijvende Uw eer...’ De comm. heeft: ‘drijvende = nastrevende, beogende -God beoogt Zijn eigen eer: een typisch Calvinistische zegswijze.’ Arent Vos wist de bron van deze Calvinistische zegswijze in Hand. 22! Het geheel vormt zo een couplet vol drastisch, Biencorf-achtig sarcasme.
Couplet 3 over ‘De Spaanse Inquisitie, voor God malitie’, aan welke ‘haar spel ontvalt’ vraagt met dit ‘voor God’ om vergelijking met 1 Cor. 3, 19 ‘de wijsheid dezer wereld (= de Inquisitie) is dwaasheid voor God’. Terwijl ik voor ‘malitie’ (comm. terecht boosheid, ten onrechte bederf; zie Vulgaat Col. 3 vs. 8) denk aan een spottende toespeling op ‘militie’ en wel de ‘militia christiana’, waarvoor de inquisiteurs zich uitgaven.
Voor couplet 7 vgl. naast Openbaring 19 vs. 21 ook (zie boven) Openb. 6 vs. 9 vv.
In couplet 8 ‘'t Onschuldig bloed, dat gij hebt vergoten,/ 't Onschuldig bloed roept over u wraak’ etc. denke men naast Openb. 6 vs. 10 en 16 vs. 6 aan Matth. 23 vs. 35 en Luc. 11 vs. 51 waar Jezus tot de Farizeeën (!) zegt dat ze de profeten zullen doden en verjagen, ‘opdat op u kome alle het rechtveerdige bloedt dat vergoten is op der aerden van het bloed des rechtveerdigen Abels af.’, bijbelteksten die in het tweede lied van Buitendijks bloemlezing, Ik arm schaap aan de groen heide, in margine worden aangegeven (p. 33, bij vs. 24 vv.), en in Slaet op den trommele wel konden ontbreken omdat ze tot het vaste bestand waren gaan behoren. Hier keert dus impliciet het motief van de broedermoord van Kain op Abel terug, dat in de oudste twee bij Buitendijk opgenomen strijdzangen zo treft (zie ook p. 32, vs. 44 v.). Van ‘onschuldig’ bloed spreekt Matth. 27 vs. 4 waar Judas zegt ‘Ick hebbe gesondicht, verradende het onschuldig bloed’. Met de keus van het adiectief wordt de inquisitie (tevens) de Judas-rol toebedeeld en het verraden van Jezus, cf. Hand. 9 vs. 5.
In couplet 9 ‘Uw vleisen erm, daar gij op betrouwde,/Uw vleisen erm bezwijkt u nu’ worden de gedachten getrokken naar Jer. 17 vs. 5 ‘Vervloekt is de man die op eenen mensche vertrouwt ende vlees tot zijn arm stelt, ende wiens herte van den Heere afwijkt.’ Het vervolgt: ‘Uw vleisen erm, die uw huis bouwde,/Uw vleisen erm wijkt van u schu’ doet denken aan ps. 127 vs. 1 ‘Soo de Heere het huys niet en bouwt/te vergeefs arbeyden des selven boulieden daer aen’, toespeling op Granvelle (die in margine wordt aangeduid) en het bouwsel van zijn kerkelijke en staatkundige politiek dat, niet door de Heer gebouwd, met zijn vertrek ineenstortte.
Bergschenhoek, 22 juni 1976
Hendrik Chabotlaan 45
n. van der blom