Of + inversie (II)
Mijn bladvulling in de NTg van 1976/1 heeft twee reacties uitgelokt. Ten eerste een categorische van de heer J. van der Stap, docent Nederlands in Nanterre: ‘Ik weet niet wat J. de Rooij geschreven heeft, maar ik meen U te kunnen zeggen dat de zinswending: Ik had het gevoel of kreeg ik een klap in mijn gezicht door en door Nederlands is en dat ze niet dialectologisch hoeft te worden verklaard (. . .) Ik denk dus dat de teksten van Streuvels volkomen correct zijn en dat die niets met dialect te maken hebben’. Aldus Van der Stap, een Zuid-Hollander, die echter tot zijn 11de jaar in Hengelo (O.) heeft gewoond.
Voorts was er een reactie van prof. Zaalberg, die mij er op wees dat Overdiep in zijn Stilistische Grammatica (2/1949, pag. 644) de bewuste constructie noemt met een voorbeeld uit Van Looy: Het spoor (. . .) werd zo smal of reden ze op de nok van een kerkdak. Hierbij merkt Zaalberg op: ‘Deze wonderlijke syntaxis bij vergelijkingen is me menigmaal bij Van Looy opgevallen, b.v. in Jaapje, en ik dacht dat het diepgeworteld Haarlems dialect uit zijn kinderjaren was. Maar nu ik wat ben gaan bladeren, zie ik in Proza, Gekken, Feesten alleen vergelijkingen van het type “als waren ze” en “alsof ze waren”. Pas toen ik mijn boven alles geliefde Zebedeus opsloeg, las ik op de eerste bladzij van de eerste der Nieuwste Bijlagen eerst: alsof ze ons verschenen, maar daarna: Hoe zielig de acacia zijn leêge takken in de lucht verhief of had hem de lente vergeten. Een paar bladzijden verder weer die afwisseling: het was mij wel eens of ik droomde en 10 regels lager: dikwijls (. . .) zag ik in het hemelveld of zag ik den spiegel mijner jeugd. Op grond van de context houd ik het laatste geval voor onderschikkend. Het vermoeden dringt zich op, dat “of + inversie” (dat eruitziet als een contaminatie van “[als]of + bijzinconstructie” en “als + inversie”) op later leeftijd door Van Looy is afgekeken van Streuvels’.
Om te zien of de constructie ‘of + inv.’ werkelijk leeft en, zo ja, of er soms verband bestaat tussen het gebruik ervan en de regionale afkomst heb ik onlangs de 20 Nederlandstaligen, die aan de jaarlijkse bijeenkomst van docenten Nederlands in Frankrijk deelnamen, verzocht mij schriftelijk (en onmiddellijk) te laten weten 1) of ze die constructie a) correct, b) desnoods toelaatbaar of c) onmogelijk achtten en 2) uit welke streek ze afkomsig waren. Het resultaat van die mini-enquête was als volgt:
‘Correct’: 2, en wel 1 uit NH (Waterland), 1 uit Overijssel (Twente);
‘Desnoods toelaatbaar’: 3, en wel 1 uit NH (Amsterdam), 1 uit ZH (Den Haag), 1 uit WV1 (zonder meer);
‘Onmogelijk’: 15, en wel 2 uit NH (Haarlem, Amsterdam), 4 uit ZH (2 keer Den Haag, 1 Vlaardingen, 1 Leiden), 2 uit NB (1 Eindhoven, 1 z.m.), 2 uit OVl (1 Gent, 1 ZOVl), 3 uit Antwerpen, 1 uit Friesland maar woonachtig in Den Haag, 1 uit WVl maar woonachtig in Brabant.
Uit zo'n enquête valt uiteraard geen vèrgaande conclusie te trekken: het aantal deelnemers was veel te gering en de tweede vraag veel te vaag. Wel mag men zeggen dat een verpletterende meerderheid uit Noord en Zuid de constructie, waar het om ging, afwijst. Het tegenovergestelde zou trouwens een grote verrassing zijn geweest. Hiermee is echter hot probleempje, waarvoor Streuvels, de door De Rooij aangehaalde voorbeelden en nu ook Van Looy ons plaatsen, allerminst opgelost.
Ook het Mnl. kan ons geen hulp bieden. Weliswaar bestonden er toen al twee constructies met of in de betekenis van alsof. Naast ‘Du gebaers oftu spiers waers’ vindt men: ‘Die mane sceen oft ware dach’, ‘Daer viel hi neder of hi ware al steendood’ (Stoett, Syntaxis, 3/1923, § 329). Maar van of + inversie is hier geen sprake.
75008 Parijs, 81 boulevard Malesherbes
p. brachin