De Nieuwe Taalgids. Jaargang 70
(1977)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdBritter bij HuygensIn zijn uitgave ‘Tien gedichten van Constantijn Huygens’ (1976) tekent F.L. Zwaan bij de eerste regel van het eerste gedicht (De uijtlandighe herder), nl. de regel Aende blancke Britter stranden
aan: ‘Britter, niet in WNT op Brit; type afleiding als Noorder enz.;’ Er is reden om de juisheid van deze aantekening in twijfel te trekken. In de eerste plaats gaat er de suggestie van uit dat het WNT het zelfstandig naamwoord BRIT ‘inwoner van Brittannië’ als lemma bevat. Dit is niet het geval. Het WNT vermeldt het woord BRIT evenmin als bv. het woord BELG. In de tweede plaats wat de verklaring van de afleiding Britter betreft: hoewel deze formatie als attributieve bepaling bij het woord strand(en) - waarmee Zuider, Wester en ook het door Huygens in regel 11 van het genoemde gedicht in verbinding met golven als bepaling gebruikte Noorder in het huidige Nederlands samenstellingen vormen (Zuiderstrand, Westerstrand, Noorderstrand) - zich bij Huygens misschien wat makkelijker aandiende dan in verbinding met andere substantieven, moet zij toch als afleiding niet vergeleken worden met de genoemde windstreek-‘adjectieven’ - die historisch gezien een ander -er bevatten - maar worden opgevat als de -er-pendant van het adjectief Brits, te vergelijken met Muider, Haarlemmer, Groninger, enz. In de tijd van Huygens is het adjectief- (en inwonernaam vormende) -er t.o.v. -s(ch) stellig nog ‘konkurrenzfëhiger’ in Holland geweest dan het nu is. Britter is gevormd op basis van Brit, dat zowel inwonernaam is als eerste ‘element’ van de geografische eigennaam Brittannië. Welk van de twee als basis gediend heeft is een vraag die hier onbeantwoord blijft. Te vergelijken zijn: Schots, Grieks, Noors, Waals en eventueel ook Bels (van Belgs?) e.d. Ter zake van gegevens voor dit soort van vragen kan nu verwezen worden naar de publikatie ‘Adjectivering en appelativering van toponiemen - Een synchronische-deseriptieve studie’, door W.A.J. Smedts (1974). Met Britter vergelijkbare formaties (Grieker, Schotter e.d.) heb ik bij een vluchtige verkenning in Huygens' werk niet gevonden. Huygens gebruikt ook Britsch.Ga naar voetnoot1 Andere adjectivische -er-formaties die ik bij hem aantrof zijn: Hofwijcker, Scheveninger, Ydammer, Philistiner, Vlaender, Rapenburger, Vluchter, Sluyzer (= Maassluise, in de samentrekking Sluys en Schevelinger). Daarnaast gebruikt H. ook veel (in bepaalde gevallen voorzover ik heb nagegaan uitsluitend) -s(ch)-vormen. Over de alternantie van de beide formaties bij onze zeventiendeëeuwse schrijvers staat in de bekende studie van A. van Loey, ‘Het suffix -er in plaatsnamen’ (Hand. Kon. Cie. voor Top. en Dial. 17(279-)) niets vermeld. Andere bronnen zijn er naar ik meen te weten niet. Hoe Hollands was Huygens (nog) in zijn adjectivering van toponiemen?
Haren (Gr.), Rijksstraatweg 7 a. sassen |
|