| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis 54 (1976), nr. 1
W. Waterschoot geeft een overzicht van het Heinric van Veldeke-symposion dat in Gent werd gehouden; G.A.R. de Smet bundelde de teksten van de lezingen. - Christe Renardy prijst de nieuwe editie van de kroniek van Johannis de Beka: de Chronographia Johannis de Beka, uitgegeven door H. Bruch. - W.P. Gerritsen gaf te Brussel tijdens het congres van de Société pour le progrès des études philologiques et historiques, dat als thema had: Littérature et histoire, een lezing over Le poète médiéval et l'histoire.
| |
Dietsche warande & Belfort 121 (1976), nr. 8
Karel Hellemans bekijkt De dialoog tussen dichten en denken bij Heidegger. - De reeks Manteau marginaal wordt door Marcel Janssens besproken, en zeven Vlaamse dichters in Een toevallige samenkomst, door Hugo Brems, terwijl Wiel Kusters De heerlijkheid en de windlust van Leo Herberghs (Ik nader soms heel dicht het glanzende) beschouwt.
| |
nr. 9
Willy Spillebeen bespreekt Vier Noordnederlandse dichters (Maurits Mok, Sybren Polet, F. Harmsen van Beek en Jan Arends) en Hugo Brems: Gedichten 1950-1975 van Jan Gommert Elburg (Prijs de dag voor het avond is). - Albert Westerlinck heeft het Over bespiegelend werk, n.l. het essay Karel van de Woestijne en het Symbolisme van Anne-Marie Musschoot en De leerjaren van Jan-Albert Goris van Marnix Gijsen.
| |
Driemaandelijkse bladen 28 (1976), nr. 2
In Het toponiem Lent geeft J. Wieringa een herinnering aan de scheepvaart op de Hunze. - De schipper likte zijn lippen af is een bijdrage van H. Entjes, aangeboden aan Mevr. Daan. - H. van Bommel vult een artikel van Ebeling aan: Nogmaals de familienaam Margadant. - H.J. Leloux bespreekt de studie van Mevr. G.M. de Meyer Latijn en volkstaal, schrijftaal en spreektaal in niet-literaire teksten onder de titel Over geschreven en gesproken taal, over baven/boven enz. in laatmiddeleeuwse Noordoost-nederlandse teksten. - G.P. Mulder schrijft over De zoolsteden van Appelsche. - Verder besprekingen van A. Tinneveld Vertellers uit de Liemers, van G. Kuipers Volksleven in het oude Drente, van Drenthe in de kaart gekeken. grepen uit de geschiedenis van veen, water en wegen en van E.H. Kossmann De Lage Landen 1780-1940.
| |
Forum der letteren 17 (1976), nr. 4
Bernard T. Tervoort brengt verslag uit van een rapport over Herstelverloop van afasie. - F. Deprez en G. Geerts deden een onderzoek naar Pronominale varianten in West-Vlaanderen. - Ton Anbeek heeft enige bedenkingen bij De interpretatie als hypothese. - J.M. van der Horst bespreekt Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands. Voorafgegaan door enige aspecten uit de geschiedenis van de Nederlandse lexicografie; tegen het eerste gedeelte van dit boek heeft hij nogal wat bezwaren. - En Peter van Zonneveld bespreekt de bundel Comparative Poetics. In honour of Jan Kamerbeek jr.
| |
| |
| |
De gids 139 (1976), nr. 8
Leo Ross zet de ‘postume triomftocht’ van Jacob Israël de Haan voort met de publicatie van diens Nerveuze vertelling. - Peter van Zonneveld schrijft over Goethe en de Romantiek.
| |
Leuvense bijdragen 65 (1976), nr. 2
T Hofstra houdt zich bezig met Germanisch des l. nachchristlichen Jahrhunderts. - Verder veel boekbesprekingen o.a. van de laatste druk van Koenen-Endepols, bewerkt door J.B. Drewes. - Van W. van den Berg's dissertatie De ontwikkeling van de term ‘Romantisch’ en zijn varianten in Nederland tot 1840, voor welk boek J.C. Brandt Corstius veel waardering heeft. - Van Dialecten in Nederland door H. Entjes, van W.L. Braekman Medische en technische middelnederlandse recepten, een tweede bijdrage tot de geschiedenis van de vakliteratuur in de Nederlanden, van A. Ampe Ruusbroec, trouw en werkelijkheid en van A.K.H. Moerman's dissertatie Daniël Heinsius, zijn ‘spiegel’ en spiegeling in de literatuurgeschiedschrijving.
| |
nr.3
E. Vorlat stelt de vraag Are the persuaders well hidden? On language in advertising. - H.K.J. Cowan komt met een uitvoerige studie over Menapiërs, Bataven en het ‘mediterrane’ substraat in de Nederlanden. - Dezelfde auteur bespreekt het boek van A. Quak Wortkonkordanz zu den Altmittel- und Altniederfränkischen Psalmen und Glossen. - R. Willemijns geeft een overzicht van de inhoud van aflevering 9 van de Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland en de daarbij behorende Toelichting, tenslotte bespreekt W.J.J. Pijnenburg Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands van P.G.J. van Sterkenburg.
| |
Levende talen (1976), nr. 321
A.J. van Essen sluit zijn bijdragen over Etsko Kruisinga, 1875-1975 af. - W.I.M. van Calcar en H. Meddens willen met Nederlands: eenheid van taalgebruik en taalbeschouwing meer geven dan een grammatica die zich alleen bezig houdt met taal- en redekundige ontleding. - M. Klein prijst de publikaties Oefenboek ontleding enkelvoudige zin en Oefenboek ontleding samengestelde zin door M. Verhaar e.a.
| |
Maatstaf 24 (1976), nr. 10
Sal Santen bepaalt De plaats van Henk Sneevliet in de geschiedenis. Van Henriëtte Roland Holst worden Twee brieven aan Sneevliet gepubliceerd. - J.B. Charles schrijft wat er 10 jaar geleden in hem omging in Songkla, toen hij hoorde dat Jacques Bloem overleden was en hij geeft terloops een Engelse vertaling van de eerste strofe van ‘Insomnia’.
| |
nr. 11
Anton Korteweg en Ad Zuiderent zijn In gesprek met J.M.A. Biesheuvel (‘Het is moeilijk uit te leggen, maar ik ben nu eenmaal heel erg bang van de werkelijkheid’). - Frédéric Bastet brengt verslag uit van een Bezoek aan Mario Praz. - De Portfolio is deze maal gewijd aan Arthur van Schendel. Charles Vergeer schrijft over Van Schendels Noodlot en publiceert De vroegste brieven van Arthur van Schendel.
| |
nr. 12
Jeroen Brouwers houdt een lange tirade over J. Weverbergh en ergher.
| |
| |
| |
Moer 1976, nr. 6
Dit Moer-nummer heeft als thema Dialekt en school. - Jan Sturm introduceert in Een eigenzinnig (doch niet onzinnig), leesverslag de opvattingen van de Engelse linguist Trudgill, die de mening verkondigt dat leerlingen in het onderwijs gerust hun dialekt mogen gebruiken en dat een leraar geen tijd moet verspillen aan het aanleren van een ander dialekt, n.l. de standaardtaal. Voorzover dialektspreken in het onderwijs problemen oplevert zou dat worden veroorzaakt door verkeerde attitudes t.o.v. taal en taalgebruik. Trudgills tolerantie is volgens Sturm een oplossing voor de problematiek rond dialekt en school. - Toon Hagen vindt dat Trudgill te ver gaat; hij bepleit in Didaktische benaderingen van het dialektspreken de zgn. twee-talige aanpak, waarbij de standaardtaal geleerd wordt op basis van het dialekt. - Jan Sturm maakt in De CMM en de problematiek rond school en dialekt een selectie uit de School en dialekt nota van de CMM, een bloemlezing van meningen uit het veld. - Tenslotte geven A. Hagen, A. Vallen en J. Stijnen in Dialekt en onderwijs Enkele beschouwingen over de problematiek van dialektsprekende kinderen in het basisonderwijs, toegelicht aan de hand van eerste onderzoeksresultaten van het Kerkrade-projekt.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 29 (1976), nr. 8
Martien J.G. de Jong opent zijn reeks Kritische warande der critici met een bespreking van de opstellen van Vestdijk en Westerlinck. - Het citaat als Musico-Literaire Dramatische Techniek is het tweede deel van een aantal artikelen van Herman Sabbe over Literatuur en muziek verenigd in theorie en praktijk. - Wiel Kusters heeft ‘Kort Amerikaans’ herlezen en legt daar in De torso van de eenzaamheid verslag van af.
| |
nr. 9
In deel twee van Kritische warande der critici bespreekt Martien J.G. de Jong Kemp-Bousset-Calis-Berger-Den Besten.
| |
Ons geestelijk erf 50 (1976), nr. 4
A. Ampe zet zijn studie over Philips van Meron en Jan van Denemarken voort. - M. Hereswitha schrijft over de Reguliere Kanunnikessen van het Heilige-Graf. - Jozef Christiaens bekijkt Enkele muziekhandschriften in Karmelitaans bezit.
| |
Onze taal 45 (1976), nr. 12
Onder de titel Nederlands als Multinational geeft J.J.M. Bakker een verslag van het zesde congres van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, die ter gelegenheid van dit congres een tentoonstelling over het Nederlands in de wereld had gehouden. - Verder o.a. Varieteit en varieté, Afbouwen, Ge-, Over het aforisme en een bespreking van P.G.J. van Sterkenburg's Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands.
| |
Quaerendo 6 (1976), nr. 3
Herman de la Fontaine Verwey schrijft een uitvoerig artikel over The Family of Love.
| |
De revisor 3 (1976), nr. 5
Deze aflevering van De revisor is gewijd aan ‘De grote spraakverwarring’ oftewel aan
| |
| |
het vertalen. Onder het hoofd Dichters vertalen dichters zetten dertien Nederlandse poëten (en half-poëten) een favoriet gedicht over in de moerstaal - en één levert een geslaagde benadering van Achterberg's ‘Spirogeet’ in het Frans -, waarbij de vertalers kort commentaar geven over de (on)mogelijkheid van het vertalen. - André Matthijsse, Hans Hom, Paul Beers, Dirk Ayelt Kooiman en Pé Hawinkels hebben Een gesprek over de vertaling van de laatste van De Toverberg. - Naar aanleiding van de eerste regel van Nijhoff's ‘De moeder de vrouw’ (‘I went to Bommel for the bridge to see’, ‘I went to Bommel to see the bridge’, ‘I went to Bommel to behold the bridge’) formuleert James S. Holmes in De brug bij Bommel herbouwen de ‘twee belangrijkste regels van het spel van poëzievertalen’, nl. dat ‘het eindresultaat (1) voldoende overeen moet stemmen met het origineel om als vertaling te kunnen worden beschouwd (het kriterium van de minimale overeenstemming) en (2) zodanig moet zijn dat het kan worden beschouwd als poëzie (het poëtisch kriterium).’ - Dolf Verspoor meent de Pontifex te kunnen zijn van de eerste regel van de Engelse ‘De moeder de vrouw’ (‘I went to Bommel Town to see the bridge’), nadat hij op de praktische kant van Holmes hiervoor genoemde bijdrage is ingegaan. - Peter Verstegen pleegt een vertaalonderzoek aan de hand van 700 woorden uit het begin van Malcolm Lowry's Under the vulcano in drie vertalingen (van Vandenbergh, Brassinga en Van den Broek); één van zijn conclusies is dat ‘ook het individuele vertalen altijd zal winnen door gedeeltelijke samenwerking met anderen, en dat het image van de literaire vertaler als begenadigd solist in feite een mythe is.’
| |
nr. 6
T. van Deel en Sjoerd van Paassen hebben een Gesprek met Leo Vroman. - 'k Weet niet wie mijn lied zal gedenken schreef Hélène Swarth; Jeroen Brouwers herdenkt in ieder geval de gebeurtenissen Rondom de dood van Hélène Swarth. - Frans C. de Rover is de volgende St. Joris die zijn mes trekt tegen de draak Verdaasdonk - uit z'n muil loeien de voor de literatuurwetenschap al te felle methodologische vlammen - n.a.v. Het mes in het beeld, een bundel ‘avant-garde’-verhalen met een theoretische bijdrage van Verdaasdonk. De Rover laat zien dat V. een ‘doorzichtige truc’ hanteert: ‘een stand van zaken in de traditionele literatuurwetenschap schetsen die al geruime tijd niet meer “de huidige” is’ (Mensentrekkers en wetenschappers). - H. Pleij publiceert dl. I, De zot draait de rollen om, van z'n artikel over Volksfeest en toneel in de middeleeuwen, waarin hij tracht ‘ten dele onbekende teksten te bespreken in het licht van de dramatische gebeurtenis waaruit ze zijn voortgekomen. Daarbij zal vooral de middeleeuwse feestcultuur ter sprake komen’; en hij gaat in op de vraag ‘wat ons bekend kan zijn over de akteurs die zulke teksten gespeeld hebben’ en zegt iets over de betekenis van deze ‘veelal dolle vertoningen, met hun sterk aardse, lichamelijke humor’. - ‘Welke eisen kunnen in feite aan een toneelrecensie gesteld worden’ vraagt H. van den Bergh zich af in Toneelkritiek in het kwadraat. - Frans A. Janssen bespreekt Michel Dupuis' studie over het werk van Hermans tot Splinters. - Frans A. Janssen (dezelfde) heeft het over (alfa-)wetenschappelijkheidjes, vier typen fouten betreffende ‘de verhouding tot de bronnen, die men verkeerd overschrijft, niet controleert, verkeerd gebruikt of überhaupt niet kan lezen.’
| |
| |
| |
Spektator 6 (1976-1977), nr. 3
In Object en doelstelling in de linguïstiek maakt Sies de Haan enkele kanttekeningen bij de oratie van A. Kraak Wetenschapsbeoefening, universitaire opleiding en beroepspraktijk in de taalkunde. - J.P. Vet wil met Aspekten: een kwestie van tijd laten zien dat er een verklaringsprincipe voor de aspecten in het Nederlands gevonden kan worden dat algemener is dan hetgeen onlangs door Daalder en Verkuyl was voorgesteld. - Geert Booij, Harry van Grunsven en Martha Heesen komen met een aanvulling op de Bibliografie van de taalkunde, supplement la. - Fokkelien von Meyenfeldt heeft veel kritiek op Taalbeschouwing. Een bijdrage tot een materialistische taaltheorie voor het onderwijs door W.I.M. van Calcar.
| |
Spiegel der letteren 18 (1976/1977), nr. 2
W.E. Hegma publiceert De fragmenten van een zogen. ‘Roman van Caesar’, zijnde een mnl. berijmde Romeinse geschiedenis. - In margine bespreekt J.D.P. Warners een stuk uit Vondel's Samson of heilige Wraeck, dat een Kleine Filistijnse poetica (met Aristotelische en Horatiaanse elementen) bevat. - R. Bouckaert-Ghesquiere zet haar reeks over Fenomenologie en literatuurstudie voort; ze besprekt nu een fors aantal werken die de relatie fenomenologie-literatuurstudie kunnen verhelderen. - K. Porteman bespreekt H. de la Fontaine-Verwey's Uit de wereld van het boek dl. I.C. de Deugd bespreekt R. Henrard's De Spinozistische achtergrond van de Beweging van Tachtig en J. Goffard recenseert Harry G.M. Prick's editie van Een liefde van Van Deyssel.
| |
Standpunte 29 (1976), nr. 4 (124)
‘Die kuns is aanstootlik!’ zegt André Brink, daarbij weer eens een terechte schop gevend tegen de Zuidafrikaanse censuur: ‘Ons roep “die volk” op net wanneer ons vir onssélf beskerming soek: ek het nog nooit één mens hoor sê dat 'n bepaalde boek of beeld of film vir homsélf skadelik was of sou kan wees nie: elkeen is net ewiglik bekommerd oor “die ander”: elk minnag daarmee die ander.’
Tabu 7 (1976-1977), nr. 1-2
Theo A.J.M. Janssen plaatst De volgorde S (subject)-IO (indirekt objekt)-DO (direkt objeki) naast de volgorde IO-S; die volgorde blijkt bij twee typen zinnen verschillend te zijn. - M.C. van den Toorn gaat in op enkele punten uit het betoog van Van Zonneveld in Tabu van het vorig jaar: Gekloofde zinnen en NC's. - H. Chr. Wekker komt Nogmaals terug op ‘kunnen’ en ‘misschien’.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 91 (1975), nr. 3-4
G.A. van Es bespreekt kwesties betreffende Woordgeschiedenis en historische syntaxis. - Met Jonathan ende Rosafier is alsnog een bijdrage van D.J. Huizinga verschenen, waarin hij de aandacht vestigde op een onbekend postincunabel-fragment en de oorspronkelijke vorm van het handschrift van voornoemd werk. - G. Kamphuis geeft achtergronden van Het verhaal van Welf en de germaanse oudheid in Drost's ‘Henningard van de Eikenterpen’. - G. Kazemier bespreekt enkele problemen, die zich voordoen bij het uitgeven van een zestiende-eeuws liedboek naar aanleiding van de
| |
| |
nieuwe uitgave van 87 liederen uit Het Antwerps Liedboek door K. Vellekoop, H. Wagenaar-Nolthenius, W.P. Gerritsen en A.C. Hemmes-Hoogstadt. - In het artikel Het probleem van een syntactische verandering houdt M.C. van den Toorn zich bezig met enkele werkwoorden van aspect en te + infinitief. - Met de uitvoerige studie van Alb. Ampe S.J. Ruusbroec. Traditie en werkelijkheid is het Ruusbroec-onderzoek in een stroomversnelling gekomen, constateert P.C. Boeren. - W.L. Braekman noemt in zijn recensie van Fachprosaforschung. Acht Vortrage zur mittelalterlichen Artes-literatur van Gundolf Keil en Peter Assion, dit werk een stevige basis voor ieder die zich in deze wetenschap wil verdiepen. - P.J. Buijnsters heeft waardering voor de uitgave van De Torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia van Simon Stijl, die werd verzorgd door A.N.M. en N.C.H. Wijngaards. - Verder treffen we besprekingen aan van drie dissertaties: van Gertrud Zandt Die Sprache von ‘Karl und Galie’. Eine Vorstudie (Dagmar Helm), van C. van de Ketterij De weg in woorden; een systematische beschrijving van piëtistisch woordgebruik na 1900 (P.J. Meertens) en van W. van den Berg De ontwikkeling van de term ‘romantisch’ en zijn varianten in Nederland tot 1840 (Margaretha H. Schenkeveld). Tenslotte bespreekt L. Strengholt de nieuwste uitgave van G.A. Bredero's Spaanschen Brabander, die door C.F.P. Stutterheim werd verzorgd.
| |
Tirade 20 (1976), nr. 219/220
Ter gelegenheid van Van Oudshoorns honderdste geboortedag hebben Wam de Moor en G.A. van Oorschot de miskenning van deze auteur wat verkleind door een dubbel Tirade-nummer aan hem te wijden. - Maarten 't Hart zet uiteen waarom de werken van Van Oudshoorn voor hem tot Het beste aller dingen behoren, o.a. om ‘een soort van mystieke verheerlijking van eenzaamheid’, ‘die onomwonden verachting van en tegelijkertijd hang naar menselijk contact, tezamen met een aarzelend solipsisme’. - Het oordeel van Forum (of eigenlijk Du Perron en Ter Braak) over Van Oudshoorn wordt bekeken door Wam de Moor, die concludeert dat de mening onjuist is ‘dat Forum deze auteur verguisd heeft’, maar je kan ook niet zeggen dat hij met ‘warmte bejegend’ is. - Na twee herdrukte publicaties (van Bordewijk en van Vestdijk) volgt een nieuwe van Pierre Dubois over Van Oudshoorn, Emants en het pessimisme. - Van Oudshoorn, wat ik nie van hem herinner is een verslag van twee bezoeken aan en het bijwonen van de begrafenis van Van Oudshoorn;door Willem Frederik Hermans (‘Zo. Ik ben aan het eind van mijn schrijversloopbaan en u aan het begin. Dat lijkt me allebei even onaangenaam’). - Harry G.M. Prick publiceert Documenten over een versmaad dichter en een trotse epigoon. - De vertraagde verschijning van Pinksteren of zedelijkheid der uitgevers is een bijdrage van Wam de Moor. - Anneke Brassinga schrijft in Van Oudshoorn en een einde over In memoriam, waarvan het einde door de auteur naar aanleiding van de kritieken herschreven is.
| |
Vestdijkkroniek 1976, nr. 14
H. van den Heuvel schrijft over Vestdijk en A. Roland Holst. - R.F. Beerling reageert in Vestdijk over Heidegger en Beerling op een bespreking van Vestdijk uit 1946, Beerling's dissertatie. - De kluizenaar en de duivel is een verklaring van de betekenis van de gelijknamige novelle door L.F. Abell. - R.A. Cornets de Groot maakt een
| |
| |
paar kanttekeningen bij een artikel van P. Kralt over Vestdijks Ierse romans (Ierse en on-Ierse kwesties). - In Een zogenaamde splitsing behandelt Margaretha H. Schenkeveld het thema van het schrijverschap, zoals Vestdijk dit in Het glinsterend pantser verwerkt heeft.
| |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 1976, nr. 33
In dit nummer o.a. In memoriam Kees Geerars door P.J. Buijnsters.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 35 (1976), nr. 4-5
Irmgard Simon geeft een overzicht van het leven en de werken van Franz Jostes (1858-1925). Een Westfaals geleerde, die jarenlang lid geweest is van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
G.J. DORLEIJN
A.G.M. VERMEULEN
|
|