De Nieuwe Taalgids. Jaargang 70
(1977)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. InleidingEr is een of-zin die aanloop kan zijn, Δ, geen deel van de middengroep, maar wel uitloop:
Die of-zin kan ond., lv, vv en - altans bij lijken - niet-ww rest zijn, maar geen bw bep.:
Hij kan al dan niet bestaan uit een nevenschikking en al dan niet een zinsdeel, een zinsdeelstuk enz. bevatten dat uit een nevenschikking bestaat:
Maar die weinig beperkte of-zin wil ik nu niet bespreken; ik geef hem enkel als achtergrond tegen z'n sterk beperkte pendant die ik wél beschrijf: de of-zin nl. die zonder verwijswoord aan- en uitloop kan zijn, nauwelijks deel van de middengroep, maar zeker geen Δ:Ga naar voetnoot1
Ik herhaal: alleen als bw bep. is de of-zin beperkt, o.a. doordat ie dan per se een nevensch. met of moet bevatten:
In elk geval is als hoofdzinsdeel een frekwente - maar misbare - begeleider van dit type bijzin (net als nou als bijzinsdeel), maar het bevat natuurlijk geen verwijswoord, o.a. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de nu volgende beschrijving valt de aandacht uiteraard vooral op de verplichte nevensch. binnen de bijzin en dus op het karakter van de twee of's: zijn ze respektievelijk een gewoon onder- en nevensch. vw? Om dat te onderzoeken noemen we nu eerst een paar eigenschappen van onder- en nevensch. of. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Een paar eigenschappen van onder- en nevensch. ofOnder- en nevensch. of vertonen - zoals bekend - een aantal typische verschillen.
A. Ondersch. of
a. Er kan een zinsdeel aan voorafgaan met een indir. vra. woord:
b. Je kunt of uitbreiden tot of dat:
c. In kombinatie met de reeksvormer of ... of ... zijn er komplikaties:
De middelste zin is voor mij uitg. (óf dat aan het begin van dit Iv dus), maar óf dat kan wel de tweede helft van dit lv inleiden (de laatste zin), al is dat nu onweglaatbaar.
B. Nevensch. of
a. Je kunt het uitbreiden tot ofwel bij bij- en hoofdzin:
b. Je kunt het meestal vervangen door en ... en ...:
c. Het kan altijd een zware klemtoon krijgen:
Van elk of hebben we dus drie eigenschappen genoemd; we gaan nu na of het eerste en het tweede of uit de titelzin diezelfde eigenaardigheden laten zien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. Is het eerste of onder- of nevensch.?Ik beperk me nu tot het geven van voorbeelden van ons beperkte type, De hoofd- en kleine letters aan het begin daarvan (dus Aa enz.) verwijzen telkens naar de eigenschappen die ik in het vorige nummer onder Aa enz. genoemd heb.
Konklusie: het eerste of vertoont maar één eigenaardigheid van het ondersch. of (Ab) en geen enkele van het nevensch. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 Is het tweede of onder- of nevensch.?Bij het tweede of krijgen we de volgende resultaten (sommige zijn zoëven al genoemd):
Konklusie: hier lukt hoogstens een proef, nl. Ba. Een kleine verduidelijking: onder 1.1 zagen we bij Ab of dat ... of dat ..., maar het eerste dat was misbaar, het tweede onmisbaar. Hier in 1.2 gaat het uiteraard om het tweede of en opnieuw is dat er onmisbaar, altans in dit ondertype. In 1.3 kom ik op die zaak terug. We konkluderen dat noch het eerste of zonder meer ondersch. is noch het tweede zonder meer nevensch. Ze zijn ondanks hun onmisbare kombinatie in geen geval natuurlijk een reeksvormer. Dat is een van de dingen die ons type zo uniek maken. Eigenschappen van het tweede of zullen die uniekheid nog bevestigen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Welke elementen kan het tweede of verbinden?Hier zijn zoveel mogelijkheden dat ik niet durf te zeggen of m'n indeling ervan adekwaat is. Ik begin met gevallen met twee ww-patronen. In A vormen die samen onze héle bijzin, in B een zinsdeel daarvan, in C een zinsdeelstuk ervan; daarna komen andere patronen aan de beurt in D, dan twee ww-vormen in E, twee gróépen patronen enz. in F, en gevallen met of wel/of niet in G.
A. Of verbindt twee ww-patronen die sarnen de héle bijzin vormen
Dat is dus het geval van de titelzin, waarover we gezegd hebben dat dat er onweglaatbaar was. Daarbij is een nuancering vereist: je kunt het nl. wél weglaten als ook het tweede het verdwijnt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat is precies ook de regel van - waarschijnlijk - álle onbeperkte bijzinnen met voorop een ondersch. vw en aan het eind een achter-pv:
De kombinatie en als komt hierin dus overeen met of dat uit de titelzin.Ga naar voetnoot2
B. Of verbindt twee ww-patronen die samen een zinsdeel van de bw bep. vormen
Ik geef voorbeelden met allerlei zinsdelen:
Komplikaties laat ik weer buiten beschouwing: ik heb de indruk dat er vooral bij het ond. nogal wat zijn.
C. Of verbindt twee ww-patronen die samen een zinsdeelstuk van de bw bep. vormen
Hier belanden we uiteraard vooral bij nabep.: Of je nou spelers hebt die je wilt óéfenen of die je wédstrijden wilt laten winnen (bv nabep.) Konklusie uit A, B en C: het tweede of kan twee ww-patronen verbinden die samen óf de grote bw bep. vormen of een zinsdeel daarvan of een zinsdeelstuk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Of verbindt twee andere als ww-patronen
Ik geef enkel een kleine bloemlezing: ook nu kunnen de twee patronen samen een zinsdeel zijn van de bw bep., een zinsdeelstuk enz.:
De twee bwbn-patronen zijn resp. zinsdeel, zinsdeelstuk en zinsdeelstukdeel van de bw bep. - Er volgen nu allerlei soorten voorbeelden:
Vanzelfsprekend rekenen we hieronder ook eendelig gerealiseerde patronen: vróég of láát, gróte of kléíne, óp of ónder enz.
E. Of verbindt twee ww-vormen
Ook nu doet het er niks toe of de nevenschikking zinsdeel is van de bw bep., zinsdeelstuk of zinsdeelstukdeel: of je nou wilt dat ik lóóp of fléts enz. F. Of verbindt twee groepen patronen enz.
Onder het ‘enz.’ uit de titel kunnen we ook gevallen rekenen als: of je nou springt of lóópt of fíétst of zwémt,Ga naar voetnoot4 [hoofdzaak] (is) (dat je in beweging bent) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Konklusie uit D, E en F: we vinden hier alle varianten terug van de ‘gewone’ nevenschikking, onder voorwaarde dat ‘het’ tweede verbindende woord maar of is: of je nou loopt en springt of Ieest en stil zit, (je) (moet) [je] in elk geval {ontspannen} Bij dit ene of is tweedeling bij de eerste nevenschikking de enigste mogelijkheid; bij het voorlaatste voorbeeld met z'n drie of's is het één van de mogelijkheden, naast de al gegevene: of je nou springt of lóópt of fietst of zwémt De klemtonen wijzen hier de weg. In dit verband moet ik nog wat zeggen over de onmogelijkheid van nevenschikkingen met of ‘met maar één klemtoon per nevenschikking’:
M.a.w.: de indirekte pendant van de twijfelvraag waarop we met ja of nee kunnen antwoorden, is hier uitg.; alleen de indirekte pendant van de vra. wijs waarop dat antwoord ja of nee uitg: is, is hier mogelijk:
G. Of in de groep of wel/of niet
De pendant van of niet is in de volgende twee voorbeelden makkelijk aan te geven:
Hier is het duidelijk wél. Maar moeilijker ligt de zaak in bv.: of ie nou kómt of níét Is het kómt omdat dat de klemtoon heeft? Dan zou kómt of níét in z'n geheel de pv zijn, en daar zijn bezwaren tegen, o.a. het feit dat je niet kunt zeggen: of ie nou mág of níét blijven (uitg.) Nu weten we uit talloze voorbeelden (o.a. uit F) dat een klemtoon op één woord ook optreedt als of een of meer woordgróépen verbindt (onder- of nevenschikkend). Hier ligt dus voorlopig de oplossing voor de hand dat of niet het hele eerste stuk als pendant heeft:
Het heeft weinig zin om hier uitvoeriger in te gaan op andere problemen m.b.t. of niet bij het zinstype dat we nu beschrijven, omdat we veel te weinig weten over of niet in het algemeen. Wel wijs ik er nog op dat of ook in of niet in ons type geen halve | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diezelfde eigenschap heeft of in of niet ook bij de vra. wijsGa naar voetnoot6 maar niet bij de onbeperkte wijs:
Dat suggereert een verwantschap van ons type met de vra. wijs ‘met twee klemtonen’, die we ook aan het slot van F ontmoet hebben. Dat lijkt me voorlopig de voornaamste konklusie uit G. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Besluit2.1. De verhouding tussen de beperkte en de onbeperkte of-zinnenNaar binnenbouw vormt de beperkte of-zin een uniek geval in het ABN: het eerste of had nauwelijks één eigenschap van het ‘gewone’ ondersch. vw of, het tweede nauwelijks één van het ‘gewone’ nevensch. of. Dat ons tweede of enkel gelijksoortige elementen bleek te kunnen verbinden en dat alle normale samentrekkingsmogelijkheden daarbij optraden, heeft overigens z'n nevensch. karakter ondubbelzinnig bewezen. De uniekheid van de beperkte of-zin is verder gebleken uit de verplichte nevenschikking ‘ergens in het tweede of een lager vlak’ binnen die zin:
Naar buitenbouw is de beperkte of-zin per se een bw bep. (zinsdeel) die vrijwel alleen aan- of uitloop kan zijn (zinsplaats) en die als aanloop het verwijswoord kan missen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inderdaad kent een bijzin met een vw enkel bw bep., ond., lv, vv en niet-ww rest als mogelijkheden binnen de zinsdelen. A en B vormen zoals bekend een aanvulling als ze niet binnen dezelfde omgeving voor kunnen komen (aan die voorwaarde is voldaan) en als ze bovendien dezelfde grammatikale waarde hebben. Aan die tweede voorwaarde is vanzelfsprekend niet volledig voldaan: we hebben juist uitvoerig aandacht besteed aan de beperkingen van de of-zin als bw bep. Wel heeft die beperkte met de onbeperkte of-zinnen een belangrijk element gemeen: ze kennen allemaal nevenschikking met de groep par.-loos of + niet / wel. En dat vinden we - dacht ik -binnen geen enkel ander bijzinstype:
Aan die tweede voorwaarde voor het bestaan van een aanvulling is dus niet overtuigend voldaan. Naast dat formele aspekt is er de betekenis-verhouding: het onbeperkte type of-zin betekent ‘onzekerheid’:
De beperkte of-zinnen betekenen niet ‘onzekerheid’ maar ‘ondanks die onzekerheid’: of ie nou komt of dat ie wegblijft, (we) (vertrekken) meteen (‘ondanks die onzekerheid’) Zowel de vorm- als de betekenis-verhoudingen tussen de onbeperkte en de beperkte of-zinnen laten dus gedeeltelijk een overeenkomst, gedeeltelijk een verschil zien. Konklusie: vóór we die verhoudingen de naam aanvulling mogen geven, moeten we eerst een grondiger studie gemaakt hebben van de soorten aanvulling die er bestaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. De verhouding tussen de beperkte of-zin en andere verwijswoordloze aanlooptypesDe drie andere types zijn:
a. dat met plaatsvast al: al komt ie niet, (we) (zullen) [ons] wel {redden} b. dat met wie ... ook enz.: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wie er ook komt, (ik) (doe) [open] c. dat met zo ... als ...: zo groot las ie was, (hij) (kreeg) [een pak slaag] van z'n vader Hebben die drie types net als de beperkte of-zin ook een pendant bij de groep ond., lv enz.? Bij twee van de drie is er altans bij ond., lv en vv geen twijfel, bij type b wél:
In het kader van die verhoudingen is de kwestie van de gramm. en de logisch verbindende vw's natuurlijk erg belangrijk.
Eindhoven, Anna van Engelandstraat 27 p.c. paardekooper |
|