| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis 53 (1975), nr. 3
A. Derolez heeft grote waardering voor de dissertatie van P.F.J. Obbema Een Deventer bibliotheekcatalogus van het einde der vijftiende eeuw. Een bijdrage tot de studie van laat-middeleeuwse bibliotheekcatalogi; hij noemt dit boek een uitstekende, originele studie.
| |
Dietsche warande & Belfort 121 (1976), nr. 7
André Demedts bespreekt Dichters der innerlijkheid (Buckinx, De Vos, De Belder, Helderenberg) en Marcel Janssens ‘Thuis’ van Hugo Claus. - Willy Spillebeen geeft een beeld van De troubadour Clem Schouwenaars en Hugo Brems ziet De coninck van de poëzie in Herman Cruyff.
| |
Dokumentaal 5 (1976), nr. 3
Vakgenootschap biedt weer allerlei nieuws, zoals een vertaling van de ‘Mariken van Nieumeghen’ in het Hongaars. - Eric Hulsens geeft een Inventarisatie van De studie van de jeugdliteratuur in de Neerlandistiek. - Vervolgens Aanvullingen op..., Pas verschenen, Gepromoveerd en de Bibliografie: Taalzuivering in Vlaanderen (2) door Tony Suffeleers.
| |
Driemaandelijkse bladen 28 (1976), nr. 1
H. Doedens schrijft over Potgieter en de Groninger vrienden, terwijl J. Wieringa De straatnaam ‘De Waard’ te Donderen en Het toponiem Hoedekast verklaart. - R.A. Ebeling onderzoekt de zelden voorkomende familienaam Witmaker en tevens De familienaam Schulenklopper. - Over volkstaal en syntax is de tekst van een voordracht die H. Entjes hield op het 34ste Nederlandse Filologencongres te Amsterdam in 1976; hij besteedt verder aandacht aan het woord Smartlap. - H. Bloemenhoff brengt verslag uit van zijn ervaringen opgedaan tijdens Een cursus ‘Stellingwarfs’ en P. Boekholt bespreekt het boek Historie van Groningen, Stad en Land.
| |
Forum der letteren 17 (1976), nr. 3
Ut musica poesis. Literaire muzikalisering bij romantici, burgers en expressionisten van Alfred G.H. Kerckhoffs gaat over de spanningen tussen het burgerlijke en het romantische. - A. Ollongren geeft enkele Overpeinzingen bij een rede nl. bij Taal en taalwetenschap van E.M. Uhlenbeck. - Alfred Kerckhoffs en H.A.Wage bespreken de bundel Expressionism as an international literary phenomenon: 21 essays and a bibliography en A.G. Sciarone beveelt het werk van Jan van Bakel Automatische zinsontleding met computer aan, aan iedereen die zich een beeld wil vormen van een aantal mogelijkheden en onmogelijkheden van de computer bij taalanalyses.
| |
De gids 139 (1976), nr. 7
Het taaldier F.G. Droste zegt wat Over wreedheid, oorlog en taalgebruik. - Jacques Kruithof's Zegge en schrijve (waarin de literatuur ‘als een zich door de geschiedenis heen zelfstandig ontwikkeld proces van toenemende verschriftelijking’ beschouwd wordt) is, volgens Ruud Kraayeveld, een staaltje van Schrijven zonder bewijs.
| |
| |
| |
Leuvense bijdragen 65 (1976), nr. 1
Paul Claes heeft veel kritiek op Een grammatica voor het onderwijs in het Nederlands en de moedertaal van W.I.M. van Calcar. - F. Claes s.j. bespreekt de dissertatie van P.G.J. van Sterkenburg Het Glossarium Harlemense. Een lexicologische bijdrage tot de studie van de Middelnederlandse lexicografie: hij noemt dit boek een standaardwerk op dit gebied.
| |
Levende talen (1976), nr. 319
A. Hagen sluit zijn artikelen over Sociolinguïstiek en moedertaalonderwijs af met het geven van enkele taaldidactische aspecten en Bernhard Schut reageert op Het standpunt van het sektiebestuur Nederlands inzake het rapport tekstbegrip Nederlands VWO op het centraal schriftelijk examen.
| |
nr. 320
Communicatiewetenschap bestaat niet volgens P. Leenheer. - In Aan de collega's n.a.v. het Examen HAVO 1976 Nederlands A [tekst], eerste tijdvak leveren P.L. Eggermont e.a. in elf punten kritiek op de gang van zaken bij voornoemd examen. - Hoe kinderboeken door kinderen zelf worden besproken, laat Marleen Wijma-van der Laan in haar rubriek zien.
| |
Maatstaf 24 (1976), nr. 8/9
In deze aflevering, gewijd aan het anarchisme, o.a. een artikel van E. Kummer over Alexander Cohen als anarchist en van Max H. Knoek over Félix Fénéon en het anarchisme in de Franse literatuur. Hans Ramaer geeft een Korte inventarisatie van libertaire uitgaven.
| |
Moer 1976, nr. 5
Onder gastredactie van Johan Eimers verschijnt dit nummer van Moer met als thema Taalonderwijs - projectonderwijs; Eimers schrijft een inleidend artikel over Projectmatig taalonderwijs. - Carla Reijnhoudt gaat in op de Projektmatige taalontwikkeling in de kleuterschool. - Projekten lijken op een beestenboel zegt Ruud Gorter, die laat zien hoe leerkrachten van een basisschool projekten voorbereiden, uitvoeren en evalueren. - Frans van de Pieterman en Jona Maitland geven een verslag van ‘Werken’, een projekt op 3 LBO-scholen. - Joke Schoot Uiterkamp geeft een overzicht van Projektonderwijs op de V.H.B.O. in Nijmegen en Els Hogeweg en Johan Marteijn van Projektonderwijs aan het Wagenings lyceum. - De Volggroep C.M.M. vindt de activiteiten van de C.M.M. maar gehannes aan de top.
| |
Naamkunde 8 (1976), nr. 1-2
W.J.J. Pijnenburg opent met een uitvoerige studie over het woord Eeuwsel. - J. Devleeschouwer vervolgt zijn bijdrage over Nervische hydroniemen (IV). - Eveneens van deze auteur is De naam Woluwe. - J. van Loon behandelt de namen Turnhout, Torhout en aanverwante toponiemen en H.T.J. Miedema Namen en latinisering in de eerste oudfriese oorkonde; van hem is ook Mare Fresicum: de Noordzee? - C. Marynissen bekijkt Het aandeel van Vlaanderen aan de bewerking van de nieuwe Förstemann (het Altdeutsches Namenbuch). - J. Molemans verrichtte Een naarnkundig,
| |
| |
historisch en volkskundig onderzoek naar St. Huibrecht in Lille, terwijl W. Beele De familienaam Laga(e) onderzocht. - K. Roelandts brengt verslag uit van Het Xle nationaal kongres van de V.V.F. - Tenslotte twee boekbesprekingen door F. Debrabandere: van Hoe komen wij aan onze namen? (G.J. Uitman) en van Geschiedenis en genealogie van het geslacht Bouderave-Boerave-Boerhave (door R.J.G. en H. Boerhave).
| |
Nederlands 1975/1976, nr. 4
Hans van Dam laat zien hoe Dramatische werkvormen ten dienste van het moedertaalonderwijs kunnen staan; een omgewerkte versie van dit artikel verschijnt als D.C.N.-cahier. - Over het analyseren en waarderen van fiktionele teksten schrijft Jan Boland, met gebruikmaking van de noties Confrontatie (van ‘je eigen werkelijkheid’ en ‘de werkelijkheid van de tekst’) en selectie (door de lezer die ‘uit de niet-referentiële werkelijkheid van de tekst die elementen die hij waardeert’ kiest). - Wat willen we met ons moedertaalonderwijs in elk geval tenminste bereiken? is een uiteenzetting over een onderzoeksprojekt op het gebied van doelstellingen voor het moedertaalonderwijs (SVO 0259, uitgevoerd aan het RITP). - In Tekst en oordeel schrijft George Lubbers Over het beoordelen van fiktionele teksten. - Klaasbert Moed heeft het over Anaforische elementen en uitdrukkingen in het Nederlands.
| |
Neophilologus 60 (1976), nr. 4
Lilian M. McCobb plaatst An additional note bij de studie van Helaine Newstead over The traditional background of Partonopeu de Blois.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 29 (1976), nr 6/7
Dit dubbelnummer is een bijzondere aflevering gewijd aan Hugues C. Pernath. - Wilfried Adams geeft Een syntaktische benadering van ‘Mijn gegeven woord’ van Hugues C. Pernath. - De doolhof van de eenvoud, zo karakteriseert Hedwig Speliers De vermoedelijke poetica van H.C. Pernath. - Michel Oukhow publiceert zijn herinneringen aan Pernath (In opdrachf). - La solitude mortelle de l'hérésiarque heet het artikel over Pernath van Jo Verbrugghen. - M. Adriaens, J. Gerrits en F. Willaert plegen Een isotopische en psychoanalytische lectuur van Pernath. - ‘Ga maar eens dood. Je zult er versteld van staan hoeveel vrienden je opeens blijkt te hebben’, aldus opent Fernandus Auwera zijn In memoriam H.C. Pernath, Ga maar eens dood. - Pernath ‘vermeed angstvallig sporen van de genesis van zijn gedichten achter te laten’ stelt Henri Floris Jespers, die het dichten van Pernath een zaak van Schrijven en twijfelen noemt. - Tony Rombouts staat een tien jaar geleden afgenomen en nooit gepubliceerd interview, Praten met Pernath, af.
| |
Ons geestelijk erf 50 (1976), nr. 3
In een artikel getiteld Angelus sane nuntius (de uitgebreide versie van een lezing gehouden tijdens het 34e Nederlandse filologencongres) geeft H.W.J. Vekeman Een
| |
| |
interpretatie van het visioenenboek van Hadewijch. - A. Ampe vervolgt zijn studie Philips van Meron en Jan van Denemarken en geeft in een bijlage een ‘Tekstuitgave’ van net Brussels handschrift dat ‘Die legende vanden Heylighen Joseph’ bevat. -Stephanus G. Axters geeft een uitgebreide aanvulling op zijn in 1970 verschenen boek met een dominicaanse handschrifteninvèntaris met de titel Bibliotheca Dominicana Neerlandica Manuscripta.
| |
Onze taal 45 (1976),nr. 9
P. van Hauwermeiren schrijft over Zinsbouw en leesbaarheid en A.B. Frielink doet enkele Waarnemingen; verder o.a. Arrestant, Variëteit en variété, Hoedetruuk, Meewerkend voorwerp en Nog eens: gijzelaar.
| |
nr. 10
J.M. van der Horst gaat uitvoerig in op de nieuwe spelling van het Fries in Niet zoo maar zo in het Fries. - Vervolgens Variëteit en variété, Opperlands, De Troonrede 1975 en ander stijf Nederlands, Kundig, Bloot en Naakt en Is dit de man die u beroofd heeft?
| |
Quaerendo 6 (1976), nr. 2
Herman de la Fontaine Verwey schrijft het In memoriam Leendert Brummel. - C. Wybe de Kruyter vestigt de aandacht op een interessant boek uit het midden van de 17de eeuw: Jacobus Heyblocq's album amicorum in the Koninklijke Bibliotheek at The Hague.
| |
Septentrion 5 (1976), nr. 2
Olga Weijers geeft in Les Pays-Bas au moyen âge enkele réflexions sur les origines de la culture néerlandaise. - Marc Galle schrijft over Louis Couperus en France; het artikel besluit met een bibliografie van in het Frans vertaalde werken van Couperus. - Willy Devos vertaalde voor dit nummer diens verhaal ‘De binocle’. - Trente ans d'historiographie néerlandaise 1945-1975 is een bijdrage van Hans van der Hoeven.
| |
Spektator 6 (1976-1977), nr. 1
Robert S. Kirsner betoogt in De ‘onechte lijdende vorm’ dat ‘de welbekende beperking van het zogenaamde “pseudo-passief” tot menselijke handelingen geen rechtvaardiging is voor het traditionele onderscheid met het zogenoemde “echte passief” in het Nederlands’. -Arjen Florijn publiceert een overzichtsartikel Over semantiek. - Nope 2:D-Deletion as Peyton Place (discussie) is een bijdrage van Wim Zonneveld. - Een doctoraal werkgroep Algemene Taalwetenschap komt met een kritische beschouwing over het boekje Je weet niet watje weet. Moderne taalkunde voor het eerste leerjaar in het artikel De eigele grammatika. - Verder nog boekbesprekingen van de dissertatie van J.W. de Vries Lexicale morfologie van het werkwoord in modern Nederlands, van W. Kempen De taalgebruiker in de mens. Een uitzicht over de taalpsychologie, van Th. Walraven Taalgebruik en taalwetenschap; inleiding in het onderzoek van verbale communicatie en een uitvoerige bespreking door C. van de Ketterij van Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands voorafgegaan doorEnige aspekten uit de geschiedenis van deNederlandse lexicografie van P.G.J. van Sterkenburg.
| |
| |
| |
nr. 2
P.P.J. van Caspel vindt dat het tijd wordt de figuur van Awater uit Martinus Nijhoff's gelijknamige gedicht aan een proces van ontmythologisering te onderwerpen; hij doet dat in Er staat wel wat er staat. - N. Wijngaards vestigt de aandacht op De wijsgeerige verhandeling over de schouwburg (1775), pleidooi voor een vernieuwd, modern toneel door Cornelius van Engelen. - Hanna Stouten sluit haar verslag van een onderzoek naar het leven en de publikaties van Jacob van Loo af: Het dagboek van Jacob van Loo, een verkenning (II). - Besprekingen van o.a. C. Lührs Mijn zuster Anna Blaman, van W. Paap Literair leven in Utrecht tussen de beide wereldoorlogen en van Constantijn Huygens Zes zedeprinten.
| |
Spiegel der letteren 18 (1976), nr. 3
M. Rutten wil in De poëtiek van Martinus Nijhoff de vormtheorie van Nijhoff ‘linguïstisch, literair en poëtisch onderzoeken, en verder zo belichten dat misschien kan worden aangetoond dat bij een erudiet en totaal kunstenaarschap als dat van Nijhoff, deze ars poetica tot uiting komende in zijn moreel, religieus en metafysisch wereldbeeld, over sommige contemporaine bronnen [.,.], haar verre wortels heeft in de ars poetica van de Middeleeuwen en de Renaissance, in het bijzonder in die van Dante [...].’ - In haar reeks opstellen over belangrijke vertegenwoordigers van de fenomenologische literatuurstudie publiceert R. Bouckaert-Ghesquiere nu Fenomenologie en rêverie bij Gaston Bachelard. - In Margine uit K. Porteman enkele Bedenkingen bij een geval van verkeerde embleeminterpretatie. -F. Willaert bespreekt Tanis M. Quest, Some aspects of Hadewijch's poetic form in the ‘Strofische gedichten’, K. Porteman het Jaarboek 1973-1974 van ‘De Fonteine’ en L. Rens de tweede herziene druk van Bredero's Kluchten in de editie van C. Kruyskamp. Lieven Rens bespreekt voorts vrij uitvoerig de ‘model-editie’ van de Toneelwerken van Jan Vos door W.J.C. Buitendijk: ‘Zonder de minste twijfel heeft Jan Vos met dit boekwerk in alle opzichten het eerherstel gekregen waarop hij [...] recht heeft.’ - De tweede druk van Jacob Smit's uitgave van Florence van Potgieter wordt beoordeeld door A.P. Braakhuis. M. Rutten plaatst bij de gelijknamige studie van Anne Marie Musschoot wat opmerkingen hoe je Karel van de woestijne en het Symbolisme comparatistisch zou moeten bestuderen. Hilda van Assche schrijft over de eerste in de reeks Literaire Tijdschriften in Nederland verschenen delen, n.l. die van P.J. Verkruijsse over het Critisch Bulletin, dat de auteur ‘een schat
aan gegevens verzameld’ heeft, maar dat het ‘streven naar volledigheid, tot in de details althans wat de eigennamen betreft, [...] een vlotte bruikbaarheid niet ten goede gekomen’ is. Werner Waterschoot recenseert de Studies voor Zaalberg en het eveneens door de vakgroep Nederlands te Leiden aan de emeritus-hoogleraar aangeboden Spel van sinne. - C. Kruyskamp is nogal teleurgesteld over het Amsterdams smaldeel Populaire literatuur. - Tenslotte bespreekt Marcel Janssens de oratie van A. Kibédi Varga, De wetenschappelijkheid van literatuurwetenschap.
| |
Spiegel historiael 11 (1976), nr. 9
J. Brants schrijft over Hildebrand en Piet Paaltjens.
| |
| |
| |
Standpunte 29 (1976), nr. 3 (123)
F I.J. Rensburg toetst de implicaties van zijn artikel in de vorige aflevering, Welvoeglik en welgevoeg, aan de hand van een paar concrete gevallen, n.l. Leroux' Sewe dae by die Silbersteins en André Brink's Lobola vir die lewe en Die Ambassadeur.
| |
Streven 30 (1976/1977), nr. oktober
C. Tindemans ziet het vastlopen van de interpretatie van het middeleeuws theater en het weer vlot raken daarvan als beïnvloed.door Oude en nieuwe inzichten; de oude die het religieus karakter als irrelevant voor de wetenschappelijke bestudering terzijde schoof en de nieuwe die ‘het wezenlijke verschil tussen de symbolische verbeelding in de liturgie en de letterlijke en ritualistische uitbeelding in het theatraal gebeuren’ aangaf. - Kuifje en het neokoloniaal tijdperk en Een striptologische verkenning van Paul Claes; een iconologische, tekstuele en narratieve analyse loopt uit op een ‘ideologische striptease’.
| |
Studia neophilologica 48, 1976
J.O. Fichte laat in Der Einflusz der Kirche auf die mittelalterliche Literaturasthetik zien, hoe de dichters in de middeleeuwen steeds weer tot overeenstemming moesten zien te komen met de voorschriften van de geestelijkheid, doordat de kerkvaders alleen die letterkunde wilden aanvaarden die strookte met hun opvoedingsidealen. De platonisch geschoolde kerkvaders sloten zich in dit opzicht aan bij Plato, die dichters wier geschriften op filosofische gronden niet bij zijn opvoedingsidealen pasten, uit zijn ideale staat wilde verbannen. N.F. Blake betoogt in The English Language in Medieval Literature dat er een nauwe relatie bestaat tussen letterkunde en taal in de middeleeuwen en dat een middeleeuwse letterkunde niet kan worden beoordeeld zonder diepgaande kennis van de mogelijkheden die de taal en het taalgebruik in die periode bieden. Hij pleit hiermee voor de handhaving van de studie van de geschiedenis van individuele talen die in de hedendaagse linguïstiek op de achtergrond dreigt te raken.
| |
Tirade 20 (1976), nr. 217
Brieven over Douwes Dekker en Lebak (van W.B. Bergsma aan R.A. van Sandick) worden uitgegeven en toegelicht door Rob Nieuwenhuys. - R. Marres bespreekt de studie van Peter King over Multatuli (Multatuli in de ogen van een moderne literatuurbeschouwer). - Aad Nuis bespreekt in zijn Poëziekroniek bundels van Kneepkens, Tentije, Korteweg, Koenegracht en nr. 9/10 van het onder redactie van Remco Campert staande Gedicht. - Van J.H. Donner wordt een Ingezonden brief naar aanleiding van een afschuwelijk misverstand geplaatst, dat bestaat uit Jaap Goedegebuure, of liever, diens artikel ‘De liefdesroman als leesvoer’ in het vorige nummer, waarin, volgens Donner, Mulisch' Twee vrouwen verkeerd beschouwd werd; in een Naschrift reageert Goedegebuure op Donner.
| |
Tydskrif vir geesteswetenskappe 16 (1976), nr. 2
G.J. van Jaarsveld publiceert een artikel geheten Semantiese aspekte by nominale komposita, dat als doel heeft om ‘die belangrikste resultate van 'n langer ondersoek [n.l.: Semantiese verband tussen simplekse en hulle korrelate in komposita] kortliks
| |
| |
bekend te stel.’ - Maar liefst veertien Nuwe digbundels worden door T.T. Cloete besproken.
| |
Tydskrif vir letterkunde 14 (1976), nr. 2
T.T. Cloete schrijft over Die Hipertrofie van die ego in Leroux se Isis, en Rense Koen over Die Ek-verteller in Etienne Leroux se 18-44 en Isis Isis ... - In de Boekbesprekings o.a. een recensie van J.P. Smuts' Karakterisering in die Afrikaanse roman door D.H. Steenberg.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 35 (1976), nr. 3
Lammert Buning vervolgt zijn in het vorige nummer begonnen artikel De ‘Quickborn’ en Vlaanderen. - Maurits Gysseling kondigt zijn Corpus van de Middelnederlandse teksten tot 1300 aan; het zal bestaan uit twee gedeelten: I De ambtelijke bescheiden en II De literaire handschriften. - E. Cramer-Peeters komt terug op De betekenis van Hebban olla vogala. - F. de Tollenaere brengt verslag uit van een te Oxford gehouden symposium over Het gebruik van de computer voor taalkundig en literair onderzoek.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 43 (1976), nr.2
The derivation of underlying stops in Cologne dialect is een goed voorbeeld van de superioriteit van de generatieve fonologie boven andere methoden van dialektologie, aldus Gerda Gemmil. - Hermann Bluhme vergelijkt Sprache en sozio-ökonomischer Index van een aantal Nederlandse sprekers. - In dit nummer weer veel boekbesprekingen: Roger G. van der Velde, Zur Theorie der linguistischen Forschung besproken door Hans J. Vermeer; Helmut Gipper, Gibt es ein sprachliches Relativitätsprinzip? door Dieter Stellmacher; Siegfried Schödel, Linguîstik door Klaus Beyer; Hans Ramge, Spracherwerb. Grundzüge der Sprachentwicklung des Kindes door Heinrich löffler; H. Entjes, Die mundart des Dorfes Vriezenveen [...] door Dieter Stellmacher; Siegfried Jäger, Sprechen und soziale Schicht door Rolf Müller; Hendrik Mol, Fundamentals of Phonology, II door Jana Ondrácková; Sprache in Studium und Schule, hrsg. von Olaf Schwencke door Dieter Stellmacher; Jens Ihwe (Hrsg.), Literaturwissenschaft und Linguistik door Eduard Benes.
G.J. Dorleijn
A.G.M. Vermeulen
|
|