De familie Rabus
In de Ntg 67 (1975) 457 merkt mevrouw dr M.A. Schenkeveld-van der Dussen op, dat Geerebaert ongelijk moet hebben als hij in zijn bekende Lijst van gedrukte Nederlandsche vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers een anomieme overzetting Lierzangen van Anakreon..., 's Gravenhage 1717, toeschrijft aan Pieter Rabus. De auteur meldt immers, dat hij gebruik maakte van een Franse vertaling van 1712, terwijl Rabus in 1702 overleed.
Voorshands vermoed ik, dat het hier om Pieter Rabus Jr. gaat (Rotterdam 1693 - Schiedam 1752), de jongste zoon van Pieter Sr., arts te Schiedam.
Een portret van hem van de hand van de Rotterdamse schilder Gerard Sanders (1702-1767) werd onlangs door het Historisch Museum van Rotterdam aangekocht. Nadere bestudering, naar aanleiding van die aankoop, van de gravure die sinds Frederik Muller (nr. 4357) geacht wordt Pieter Sr. voor te stellen (zie bijv. nog J. Melles, Joachim Oudaan..., Utrecht 1958, afb. 12) bracht de directeur van dit museum, de heer A.M. Meyerman, tot de conclusie dat diens oudste zoon, Pieter's broer Willem wordt afgebeeld (Rotterdam 1685-1708). Deze conclusie is onweerlegbaar juist, omdat, zoals ik vond, het opschrift dat op het daar afgebeelde graf is aangebracht: ‘Mortis Lydia causa fuit’, een citaat is uit Willems bundel Latijnse poezie, Carminum liber primus, Roterodami 1707, Elegia X, vs. 32. De drie aan het graf afgebeelde personen zijn m.i. Pieter Jr., diens moeder en diens stiefvader, tevens zijn collega aan de Erasmiaansche School van Rotterdam, Abraham Torrenius.
Voor dit alles, en voor aanvullingen en correcties op wat het boek van Hans Bots c.s., Pieter Rabus en de Boekzaal van Europe..., Amsterdam 1974 vermeldt met name wat Pieter Sr en Willem als leraren aan de Erasmiaansche School betreft, zie men nader mijn bijdrage die is aangeboden voor het Rotterdams Jaarboekje 1977.
Bergschenhoek, Hendrik Chabotlaan 45
n. van der blom