| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bijdragen tot de geschiedenis 57 (1974), nr. 1-2
In ‘Reyn genuecht’, Zuidnederlandse kamers van Rhetorica in Noordnederland 1585-1630, schetst J.G.C.A. Briels de geschiedenis van de vier rederijkerskamers, door Vlamingen en Brabanders gesticht in Amsterdam, Gouda, Haarlem en Leiden; hij besluit zijn studie met een bijlage met archiefstukken uit de vier genoemde steden.
| |
Dietsche warande & Belfort 121 (1976), nr. 4
Lieve Scheer geeft Een creatieve interpretatie van het gedicht Miró van Lucebert en van de verhouding tussen de schrijver en de schilder. - In Als een stervend paard geeft Jef van Elst Enkele bedenkingen over de moederfiguur bij Elsschot. - Geen blad valt ooit omhoog, onder dit motto schrijft Hugo Brems over Chris van Geel. - ‘Qu'elle est triste la pluie qui pleure dans l'automne’ is evenzeer Van de Woestijne als ‘En mijn geloof is zo diep en zo trouw [...]/ dat ik slechts leven kan, voor jou, voor jou’ Verlaine is; d.w.z. beide regels zijn Poëzie in vertaling, gesignaleerd door José Lambert. - Marcel Janssens bespreekt een bundel prozateksten, Bezoek aan de dodengang, van Een schrijver langs de binnenkant (dat is Clem Schouwenaars) en Leo de Haes Bitter & zoet van Rudolf Geel.
nr. 5
Christian de Paepe kijkt wat er van F. García Lorca en het Lorca-onderzoek veertig jaar later geworden is en hij wijst op de dringende noodzaak van de ‘kritische uitgave van zijn volledige werk’. - Nederlands proza, waaronder De persconferentie van S. Vestdijk wordt door André Demedts besproken, die o.m. zegt: ‘Nederlanders zijn in het algemeen, en Vestdijk was dat in het bijzonder, knappe stilisten. Soms hebben zij minder te zeggen dan de Vlamingen, maar doorgaans doen zij het veel beter.’ - Albert Westerlinck ziet Een briljant prozadebuut in De bruine engel van José de Poortere en Marcel Janssens vertelt Wat er van komt, als een dame een heer de hand drukt..., in zijn bespreking van een proza-experiment van Mark Insingel.
nr. 6
Albert Westerlinck bespreekt nieuwe publikaties in de Zuidnederlandse letteren (werken van Jonckheere, Ruyslinck en Gijsen). - Het leven een bries betekende Een Couperusprijs voor Adriaan Venema; Marcel Janssens beoordeelt het boek. - Hugo Brems recenseert, wederom onder zo'n onmogelijk motto (Het zuur van de nederlaag), de nieuwe bundel van Hans van de Waarsenburg en Guy van Hoof de poezie van Tom van Deel onder het hoofd: Tweemaal de werkelijkheid.
| |
Dokumentaal 5 (1976), nr. 2
In Vakgenootschap: Trefwoordenregister op de ‘Kamper Spreekwoorden’, Multatuli-onderzoek aan de R.U.-Leiden, Onderzoek naar de veilingscatalogus van Cornelis Claesz uit 1610 en Onbekende letterkundige prijzen. - Twee promoties te Leuven over een Middelnederlands onderwerp. - Drie aanvullingen op respectievelijk Unger (Bredero bibliographie), Landwehr (Emblem books in the Low
| |
| |
Countries) en op Claes (Nederlandse woordenlijsten en woordenboeken). - Ada Deprez en W. Waterschoot komen met de bibliografie van De Neerlandistiek op dertig Vlaamse filologencongressen. - In de rubriek Pas verschenen de aankondiging van de aan H.A. Wage aangeboden bundel Reisgidsen vol Belluno's en Blaauwbaarden, opstellen over S. Vestdijk en anderen.
| |
Forum der letteren 17 (1976), nr. 2
Paul van Hauwermeiren geeft in Het leesbaarheidsonderzoek: doelstellingen en methoden een beschrijving van de methoden die het leesbaarheidsonderzoek aanwendt om de begrijpelijkheid te meten en te voorspellen. - J.F.P. de Smit en L. Pepplinkhuizen reageren met De verhouding tussen atomistische en symbolische interpretatie op een door D.J.M. ten Berge geschreven artikel. Zij vinden dat uiteenlopende methoden van tekstanalyse niet tegenover elkaar staan, maar elkaar aanvullen. - J. Mönnik vindt Taalgebruik en taalwetenschap. Inleiding in het onderzoek van verbale kommunikatie van Theo Walraven een goed boek, helder geformuleerd en met een minimum aan vakjargon.
| |
De gids 139 (1976), nr. 5/6
A.L. Constandse schrijft over François Rabelais - een geleerd pornograaf. - Adriaan van Dis geeft een inleidinkje Bij ‘Een blik van buiten’ een toespraak van Breyten Breytenbach, die eveneens wordt afgedrukt. - Twee vrouwen over tijd geeft Frans C. de Rover als titel aan Een receptie-esthetische analyse van H. Mulisch' Twee vrouwen. - Stefan Morawski laat zien hoe de kunsten afhankelijk kunnen zijn van politieke feiten in Kunst en politieke censuur. - ‘De ‘Kelten’ zijn een geheimzinnig en onberekenbaar element in West-Europa, en dit geeft onkundige enthousiastelingen het recht nonsens [...] over hen te verkopen’; ‘Wetenschapsmensen zijn bekrompen lieden die het talent missen om ‘algemene’ problemen te onderkennen en ze in aantrekkelijke beschouwingen voor te dragen’; dit zijn twee misvattingen die Maartje Draak aan de kaak stelt en op grond waarvan zij Lampo's Kroniek van Madoc ‘een rommelig geschrift, zonder pointe’ acht.
| |
Levende talen (1976), nr. 317
A. Hagen publiceerde de eerste van een tweetal bijdragen over Sociolinguïstiek en moedertaalonderwijs; hij houdt zich vooral bezig met enkele sociolinguïstische achtergronden. - C.M. Bolle geeft een perspectief van de Commissie Modernisering Moedertaalonderwijs (de C.M.M.). - Helge Bonset vertolkt het Standpunt van het sektiebestuur Nederlands inzake het rapport tekstbegrip Nederlands V.W.O. op het centraal schriftelijk examen. - Ton Luyten en Ton van der Linden komen met een Reactie op het ‘Standpunt van het SB’. - Marleen Wijma-Van der Laan bespreekt in haar rubriek vier jeugdboeken onder de titel Abortus in jeugdboeken en M. Klein bespreekt Taalgebruik en taalwetenschap. Inleiding in het
| |
| |
onderzoek van verbale kommunikatie van Theo Walraven en De germanismen in de moderne Nederlandse woordenschat, het proefschrift van S. Theissen.
| |
Maatstaf 24 (1976), nr. 7
Dit Maatstaf-nummer is voor iets meer dan de helft aan F. (ten) Harmsen van (der) Beek gewijd; met bijdragen (afgezien van die van de schrijfster zelve) van J.P. Guépin, Joop Waasdorp en Wam de Moor (Lachen in een wig van wanhoop; over de ontvangst van een debuut en een wezenlijk element in het werk van F. (ten) Harmsen van (der) Beek).
| |
Naamkunde 7 (1975), nr. 3/4
H.T.J. Miedema behandelt Typen van terpnamen vooral in de oude kern van Westergo; hij besluit met een uitvoerige bibliografie. - H. Halbertsma ziet Terpnamen in het licht der Oudheidkunde. - A. Spenter signaleert Vroegoudfriese relicten in Holland en Zeeland en de stamvocaal van Nederlands ‘taling’. - Het artikel Een aanwinst voor de Nederlandse antroponymie door F. Debrabandere is een bespreking van het proefschrift van Wilfried Beele over de Middelieperse persoonsnamen. - M. Gysseling over de naam Dries. - A. Thiry-H. Draye geven in Naamkundig repertorium een jaarverslag over 1974-1975. - Bij de boekbesprekingen recenseert H. Draye Geschiedenis van Oostakker en Sint-Amandsberg, Toponymie, Oud-Geraardsbergen, De oude plaatsnamen van St. Martens-Latem en het Vriendenboek Dr. Jozef Weyns, terwijl R. van Passen Ons oud Sint-Willibrords bespreekt. - In de kroniek een overzicht van de activiteiten op het gebied van de naamkunde in Nederland en Vlaanderen en de rubriek Uit de naamkundige tijdschriften (1974-1975) door F. Dekoning.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 29 (1976), nr. 5
Herman Sabbe geeft het eerste deel van zijn artikel waarin hij kijkt naar waar en hoe Literatuur en muziek verenigd zijn in theorie en praktijk; hier bespreekt Sabbe Het contemporain geval Michel Butor - Henri Pousseur. - Georges Adé plaatst René Gysen tussen rechts en links.
| |
Ons erfdeel 19 (1976), nr. 3
Guy van de Putte sluit zijn artikelen over de Kulturele betrekkingen tussen Nederland en Denemarken af. - Over de struktuur en de interpretatie van Achterbergs ‘Ballade van de gasfitter’ gaat Piet Pikaarts bijdrage De fitter bevit wegens zijn overspel. - De bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling. - In de kulturele kroniek: Rudolf van de Perre over Gedichten 1955-1973 van Jos Vandeloo. - Hanneke van Buuren over Twee vrouwen van Harry Mulisch onder de titel De draak achter het toneel was de hoofdpersoon. - Hector-Jan Loreis noemt Erwin van Joyce en Co een autentiek meesterwerk. - Aldert Walrecht over
| |
| |
Woordfrekwenties. Basis voor een nieuwe kulturele basis?. - Hugo Bousset over Het leven, een bries van Adriaan Venema en tenslotte Willy Spillebeen over Een zachte, wrede okerbruine dood van Patricia Lasoen.
| |
Ons geestelijk erf 50 (1976), nr. 2
K. Porteman publiceert zijn interessante op het 34e Nederlands Filologencongres gehouden lezing: Mystiek tegenover taal en literatuur in de 17e eeuw. - In het eerste hoofdstuk van z'n studie Philips van Meron en Jan van Denemarken is A. Ampe ‘op zoek naar de verspreiding en de herkomst van de aan Philips van Meron toegeschreven ‘Historie van den heiligen patriarch Joseph’’. Ampe geeft hier de tweede paragraaf van het caput.
| |
Onze taal 45 (1976), nr. 6
In Voorzetsel zowel als voorzetsel vestigt C.A. Zaalberg de aandacht op fouten bij het gebruik van zowel... als. - Vervolgens J.J.M. Bakker met Hoe gek zijn we eigenlijk?. - De resolutie van de Provinciale Commissie voor Letterkunde en Taal in West-Vlaanderen. - De brandweerterm ‘Hoei’ en Bezeten.
nr. 7/8
Dit nummer is geheel gewijd aan een uitvoerige, door J. Veering geschreven bespreking van het boekje De troonrede van Ridderzaal naar huiskamer van A. Vondeling en J. Renkema.
| |
De revisor 3 (1976), nr. 4
Onder gastredactie van Gerrit Bussink, Frank Schuitemaker en Wouter Tieges wordt in deze aflevering aandacht gegeven aan De nieuwe Duitse literatuur, met bijdragen van Frans Schuitemaker, Peter Handke, Gerrit Bussink (die in gesprek is met Peter Schneider en die schrijft over Progressieve literatuur temidden van felle reaktie: ‘De Bondsrepubliek [is] het Westeuropese land waar de jonge literatuur [...] het meest in beweging is, waar vormen worden ontwikkeld waartoe elders pas de eerste pogingen worden ondernomen, waar de inhoud er blijk van geeft dat ze iets met de alledaagse werkelijkheid te maken heeft, waar meer dan elders eindelijk weer op een zinvolle manier arbeidersliteratuur van de grond komt [...]’, Franz Xaver Kroetz, Jan Voss, Volker Braun, F.C. Delius, Heiner Müller, Hans Christoph Buch, Günter Kunert, Wouter D. Tieges (in gesprek met Max Frisch), Hans W. Bakx, Thomas Bernhard, Günter Grass, Erich Fried, Roswitha Wiegmann, Gabriele Wohmann, Hans Magnus Enzensberger, Jan Christ, J.F. Vogelaar (over Peter Weiss) en H. Verdaasdonk (over Arno Schmidt).
| |
Septentrion 5 (1976), nr. 1
Over Belle van Zuylen, madame de Charrière, écrivain néerlandais de renommée européenne schrijft Helma Wolf-Catz. - Elly Jaffé-Freem vervolgt haar in het
| |
| |
vorige nummer begonnen beschouwing: Amsterdam vu par deux poètes français; die twee dichters zijn Gérard de Nerval en Paul Verlaine. - Eugène van Itterbeek over Maurice Gilliams, poète et autobiographe, gevolgd door enkele van diens gedichten in Franse vertaling. - Paul Dibons artikel gaat over Le séjour de Descartes en Hollande en Sadi de Gorter besteedt aandacht aan l'Action de l'Institut néerlandais à Paris. - Verder een aantal Middelnederlandse gedichten vertaald door Liliane Wouters en besprekingen van de zo juist verschenen vertalingen van Herfsttij der Middeleeuwen. Van den Vos Reynaerde, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan en van Schuim en as.
| |
Spektator 5 (1975-76), nr. 10/11
Een tweede speurtocht, nu in de Parijse Bibliothèque Nationale en de Bibliothèque de l'Arsenal, leverde R.J. Resoort en H. Pleij Nieuwe bronnen en gegevens voor de literatuurgeschiedenis van de zestiende eeuw op. - H. David Brumble III schrijft over Bredero's Spaanschen Brabander; hij doet een poging dit werk vooral als een geheel te interpreteren en de historische achtergrond, de thematiek, de beeldspraak en de boodschap van het stuk met elkaar in verband te brengen. - Mieke B. Smits-Veldt gaat met de studie Samuel Costers Teeuwis de Boer: ‘vol soeticheyt van sin en woorden’ in op thema en strekking van dit toneelstuk. - Hanna Stouten brengt verslag uit van een onderzoek naar het leven en de publikaties van de achttiende-eeuwse predikant Jacob van Loo: Het dagboek van Jacob van Loo. Een verkenning I. - Verder een bespreking van W.J.H. Bronzwaers inaugurele rede Pas en onpas. Over ekwivalentie en deviatie in het poëtisch taalgebruik. - Aandacht voor nieuwe boeken over Multatuli, Marsman en Gezelle; kritiek op de door R. Erbe bijeengebrachte verzameling van Nagelaten werk van Couperus en besprekingen van de nieuwe uitgave van het verzameld werk van Maurice Gilliams, van een briefwisseling van Jacobus van Looy, van de herdruk van Van Deyssels De kleine republiek en van een nieuwe druk van Bredero's kluchten door C. Kruyskamp.
| |
Standpunte 29 (1976), nr. 2 (122)
‘Pornografie is gelyk aan die ongeïntegreerde’ is een van de ‘belangrike afleidings’ die F.I.J. van Rensburg maakt in zijn artikel Welvoeglik en welgevoeg. - Johannes Degenaar gaat ten tweeden male in op Die politieke filosofie van N.P. van Wyk Louw, die ‘die taal met sy groot literatuur as die regverdiging vir die aparte bestaan vir 'n volk’ ziet.
| |
Streven 1975/1976, nr. augustus/september
‘Een op zijn zachtst gezegd onkritische en onzorgvuldige publikatie van een aantal brieven van Jacobus van Looy was voor de auteur [H. Hermans] aanleiding om de persoon van de schilder Dunselman, die in zijn tijd bekend was om zijn Kruiswegen, in het licht te plaatsen.’
| |
| |
| |
Taal en tongval 28 (1976), nr. 1/2
Na een inleiding waarin afscheid wordt genomen van een viertal redactieleden volgt een in memoriam van Hendrika C.M. Ghijsen en van Winand Roukens. - H.T.J. Miedema deed een onderzoek naar Oudfriese oorkonden en ontdekte daar dialectische tegenstellingen in. - Samen met J. Boersma schreef hij over de Friese vogelnaam Skraits ‘Jager’. - M. Devos en H. Ryckeboer sluiten hun in het vorige nummer begonnen bijdrage over Het ‘Woordenboek van de Vlaamse Dialekten’. Een terreinverkenning met voorproef af. - In De standaardisering van het Nederlands in de 17de eeuw maakt G. Geerts enkele kanttekeningen bij Het algemeen beschaafd Nederlands in de 17de eeuw van A. Weijnen. - Verder F. Debrabandere over Oostendse Lapkoes. - Een uitvoerig overzicht van hetgeen besproken is tijdens de Dialectologenconferentie op 23 mei '75. - Sociolinguïstisch onderzoek en de voltooiing van de grote reeks Nederlandse dialectatlassen. - Boekbesprekingen van het Groot Uitspraakwoordenboek van de Nederlandse Taal, Het glossarium Harlemense, Medische en technische Middelnederlandse recepten, een overzicht van Spel van Zinnen (Album A. van Loey) en de Mededelingen van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde XIV / 1975.
| |
Tabu 6 (1975-76), nr. 3/4
R.M. van Zonneveld bespreekt Seurens Tussen taal en denken; hij geeft eerst een overzicht, daarna wat kritische noten en tenslotte uit hij persoonlijke bezwaren. - A. Sassen schrijft over een Chroningisme: wachten, over het in Oost-Nederland gangbare: ‘dat kan ik niet wachten’ = de tijd ontbreekt me daarvoor. - Het artikel van Frans Zwarts gaat Over de Disjunctieconditie op anafora en dat van Nanne Streekstra over Antecedentstoekenning en superioriteit. - P.A.M. Seuren antwoordt op de bespreking van zijn boek Tussen taal en denken door R.M. van Zonneveld.
| |
Tijdschrift voor geschiedenis 89 (1976), nr. 2
J.A. van Dorsten heeft veel kritiek op Ludiek met Constantijn Huygens en Constantijn Huygens, zijn plaats in geleerd Europa door H. Bots e.a. - C.S.M. Rademaker noemt Contributions to the history of Isaac Vossius's library door F.F. Blok een welkome aanvulling op onze kennis van de zeventiende-eeuwse geleerden- en wetenschapsgeschiedenis.
| |
Tirade (1976), nr. 215/216
‘Zolang er in Nederland aan literaire kritiek wordt gedaan, wordt er geklaagd dat de literaire kritiek in Nederland niet deugt’, zo opent Herman Verhaar het eerste deel van zijn Aantekeningen over literatuurkritiek, en zelf lijkt hij zich bij de traditie aan te sluiten. - Jaap Goedegebuure slaat de verloedering gade van de naoorlogse generatie romanciers: Van het Reve, Mulisch, Claus en Wolkers, die allen enkel nog maar Liefdesromans als leesvoer produceren. - Gerard (Van het) Reve
| |
| |
is een realist, symbolist en humorist volgens H.A. Gomperts, die zich bij het vinden van deze mooie predicaten voornamelijk op De avonden baseert. - Sjoerd van Faassen publiceert Vier brieven van Is. Querido en A.M. de Jong over ‘Nu’. - In de Kroniek van het proza bespreekt Jaap Goedegebuure Verhalen van een nutteloos toeschouwer (Oud-Zuid van Nicolaas Matsier) en J.H.W. Veenstra het onderzoek van Marc Geerinck die Hella Haasse in de computer stopte. - In de Poëziekroniek is Aad Nuis zeer positief over Van Geel's Vluchtige verhuizingen en tamelijk negatief over Boudewijn Maria Ignatius Büch's Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs.
| |
Vestdijkkroniek 1976, nr. 12
H.A. Wage ziet een Spieghel Historiael in De vuuraanbidders. - Enkele vergelijkende en critische opmerkingen maakt N. Beets ‘over twee schrijversfenomenen, die ogenschijnlijk vrij weinig met elkaar te maken hebben’, Vestdijk en Beerling. - P. Kralt vergelijkt uitgebreid Vestdijks Ierse romans. - Literaire of semantische inversie treedt volgens C.L. Uitham op in ‘De oubliette’; Uitham onderneemt een leesexpeditie en duikt daarna in het handschrift van de novelle.
nr. 13
Dit nummer is geheel besteed aan de bijdrage van E.M. Beekman, geheten: Gentleman of sadness, Simon Vestdijk as poet, waarin in het eerste deel uitgebreid de Theory of poetry van Vestdijk wordt behandeld (zijn gedachten over ‘Intentional-dynamic poetry’ en ‘significative poetry’, zijn voorkeur voor de sonnetvorm en liefdespoëzie en zijn taalopvattingen en het bekende idee van ‘The poem as a germ-cell’); in het tweede deel van Beekmans studie komt de Practice of poetry aan de orde; praktijk en theorie blijken elkaar wederkerig aan te vullen, wat o.m. duidelijk wordt uit een uitvoerige analyse van ‘De uiterste seconde’; interessant zijn de lijnen die Beekman trekt naar de contemporaine buitenlandse poëzie.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 35 (1976), nr. 2
In De ‘Quickbern’ en Vlaanderen besteedt L. Buning aandacht aan de herleving van de Nederduitse taal- en letterkunde en de bestudering ervan. - Servus Gieben bespreekt onder de titel Franciscaanse incunabelen uit de Nederlanden en hun auteurs de door B. de Troeyer en L. Mees in drie delen uitgegeven Bio-bibliographia franciscana neerlandica ante saeculum XVI; hij uit veel lof over dit werk. - J. Leenen vindt de grammaticale term ‘Handelend voorwerp’ een verkeerde benaming.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 43 (1976), nr. 1
Wolfgang Bethge schrijft over het Werden und Wirken des deutschen Spracharchivs, een onderneming van Zwirner, die internationaal van invloed is (geweest). - Die Goten, Sprache und Kultur van Piergiusseppe Scardigli wordt besproken door
| |
| |
Herbert Penzl en The Nordic Languages and Modern Linguistics. Proceedings of the International Conference of Nordic and General Linguistics door Horst Munske. - Jo Daan recenseert Perspectives on Language Contact van Michael Clyne en Rudi Keller de Einführung in die generative Transformationsgrammatik van Johannes Bechert e.a., terwijl Andreas Lötscher twee andere inleidende werken op transformationeel gebied beoordeelt: Jacobs en Rosenbaum: Transformationelle Grammatik der Englischen Sprache en Nicolas Ruwet: An Introduction to Generative Grammar. - ‘Ein gegliedertes Gefüge wichtiger Stimmen einer um ihre Grundlagen ringenden Wissenschaft’ noemt Reiner Hildebrandt de bundel Texte und Varianten met belangrijke editietechnische studies. - Aan het slot van de Rezensionen bespreekt Anton Schrob Etliche Schriften [...], uitgegeven door Oskar Reichman, van Veit Dietrich in de reeks van de Vrije Universiteit van Amsterdam van ‘Erbauungsschriften des 15. bis 17. Jh.s, die wegen ihrer Wirkungsgeschichte von besonderem Interesse für die Sprachwissenschaft sein müssen’, en bespreekt Dieter Stellmacher een bundel opstellen over Angewandte Sprachwissenschaft und Deutschunterricht.
g.j. dorleijn
a.g.m. vermeulen
|
|