Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69

(1976)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De

Vorige Volgende
[p. 256]

Betekenis van de comparatief

Antwoord op Een vraag tot Neerlandici, door Professor dr. J. Gijsel De Nieuwe Taalgids, Jg. 1974, p. 505-507

In zijn Vraag tot Neerlandici heeft Professor dr. J. Gijsel het hoofdzakelijk over de verminderende comparatief (de vorm met minder). Hij merkt op dat ‘de moderne talen de verminderende comparatief liefst uit de weg gaan’ en dat feit doet hem blijkbaar geen plezier. De auteur spreekt van ‘slordig taalgebruik’, vraagt zich af of dat allemaal aanvaardbaar is enz. Kortom, zijn Vraag tot Neerlandici was een uiting van ongenoegen, het zat hem dwars!

 

Voor wij over slordig taalgebruik spreken, moeten wij toch weten wat het correcte gebruik van de comparatief is. Wat betekent een vergrotende trap in het Nederlands van 1975?

Onze spraakkunsten spreken bijna allemaal over de vorming van de comparatief. Sla eender welke spraakkunst open - wij hebben ze wel niet allemaal nagekeken - en u vindt bij adjectief en bijwoord de trappen van vergelijking, hoe ze gevormd worden en in het beste geval nog een aantal opmerkingen over onregelmatige vormen e.d. De spraakkunsten spreken over een comparatief of een vergrotende trap alsof iedereen al wist wat dat precies inhoudt. En de meeste mensen weten het ook! Alleen hebben wij het niet zó op school geleerd!

 

Bij een vergelijking kunnen wij zeggen:

Frans is groot;
Pieter is groter;
Jan is de grootste.

Het Nederlands heeft geen vorm van groot om minder groot uit te drukken, het Latijn en het Grieks hadden dat wel. De ‘verkleinende trap’ moeten wij omschrijven:

Frans is groot;
Alex is minder groot;
Johan is de minst grote.

Spontaan vervangt elke taalgebruiker bij ons minder groot door kleiner, de minst grote door de kleinste. En toch zijn geen van allen klein! Hier merken wij reeds dat de betekenis van de Nederlandse comparatief uitgebreider is dan het begrip waarvan we vertrokken. De comparatief wordt gebruikt voor de vergrotende trap van het grondwoord of voor de ‘verkleinende trap’ van het tegenovergestelde van het grondwoord. Wij kunnen nog verder gaan: heel dikwijls duidt de comparatief uitsluitend op de ‘verkleinende trap’ van het tegenovergestelde begrip. De gevoelswaarde van onze woorden, de hele context moeten ons duidelijk maken over welk gebruik het gaat.

 

Een paar voorbeelden mogen deze stelling verduidelijken.

Eerst een bekend voorbeeld: ‘Voor professor X. moet het erg zijn met een assistent te moeten werken die zoveel dommer is dan hijzelf!’ Professor X. is niet dom, zijn assistent is alleen minder verstandig.

[p. 257]

Een student vertelt na het examen: ‘Voor het eerste examen heb ik geluk gehad; het volgende was echter erger!’

Het eerste examen was niet ‘erg’! Erger betekent hier alleen minder gelukkig, minder goed.

 

Een politieagent toont u de weg: ‘U kunt door de stad rijden of het kanaal volgen; neemt u de singel, dan bent u er wel vlugger.’

Daarmee bedoelt de politieagent helemaal niet dat u er vlug bent als u door de stad rijdt. Via de singel duurt het alleen minder lang.

 

‘Vandaag maakt de zieke het beter.’

Dat kan men alleen maar zeggen als het de zieke niet goed ging en er nu enige beterschap is. Beter betekent dus minder slecht.

 

Het is niet moeilijk nog meer voorbeelden te bedenken: tot een student zeggen we dat hij vlijtiger moet werken, regelmatiger moet studeren enz. Dat betekent dat hij niet vlijtig is, niet regelmatig studeert.

Zo kunnen we nog lang doorgaan.

 

Kunnen wij met dommer, erger, vlugger, beter enz. dan geen vergrotende trap naar traditionele opvatting meer uitdrukken?

Toch wel, als wij er een woord als nog aan toevoegen:

De assistent is nog dommer;
het tweede examen was nog erger;
via de singel bereikt u de brug nog vlugger;
vandaag maakt de zieke het nog beter.

Het spreekt vanzelf dat ook hier de context heel belangrijk is.

Zo kan ik zeggen:

‘De zieke maakt het vandaag nog slechter’; (d.w.z. dat het gisteren al slecht was);

‘De zieke maakt het vandaag slechter’; (d.w.z. dat het gisteren nog vrij goed was).

 

‘Ik heb vandaag examen wiskunde gedaan; dat was toch gemakkelijker.’ Dat betekent niet dat het vorige examen gemakkelijk was, integendeel, het was moeilijk, dit was gemakkelijk.

Konden wij hier ook minder moeilijk in de plaats stellen? Is er geen verschil tussen gemakkelijker en minder moeilijk?

De twee uitdrukkingen liggen zeer zeker dicht bij elkaar. Als er een verschil is, kan dat ten hoogste een nuanceverschil zijn. Toch hebben wij de indruk dat er inderdaad een klein verschil is.

‘Het examen was gemakkelijker.’

Ik spreek over dit examen en beklemtoon dat het vrij vlot ging (een vorig examen was moeilijk).

[p. 258]

‘Het examen was minder moeilijk.’

Wij hebben gisteren een moeilijk examen gehad! (Vandaag ging het beter). Het is een kwestie van klemtoon, misschien ook van interpretatie.

 

Willen wij nu de mogelijkheden tussen zeer onrustig en zeer kalm, bijvoorbeeld, nagaan, dan krijgen wij het volgende schema:

De zieke was vannacht zeer onrustig; (1)
nog onrustiger; (2)
onrustig; (3)
kalmer; (4)
zeer kalm; (8)
nog kalmer; (7)
kalm; (6)
onrustiger. (5)

In (1), (3), (6) en (8) wordt er geen vergelijking gemaakt. (2) en (4) worden gebruikt in vergelijking met (3), als versterking of verzachting. Hetzelfde geldt voor (7) en (5) tegenover (6).

 

Samenvattend kunnen wij zeggen dat de comparatief inderdaad een ‘vergrotende trap’ is, zoals de theorie het ons leert, maar dat diezelfde comparatief in het dagelijkse Nederlands veel vaker een ‘verkleinende trap’ van het tegenovergestelde begrip is. Als de taalgebruiker bij ons ‘de verminderende comparatief liefst uit de weg gaat’, zoals Professor Gijsel vaststelt, dan is dat niet terwille van slordig taalgebruik, maar omdat hij de vorm met minder niet nodig heeft. De gewone comparatief drukt precies - en veel eenvoudiger - uit wat hij wil zeggen.

De comparatief versterkt met nog drukt de echte vergrotende trap uit.

 

Meer voorbeelden en verder wetenschappelijk onderzoek op dit gebied zijn wenselijk om uit te maken of wij het hier bij het rechte eind hebben of niet. Ook in dit laatste geval zou het ons wijzer maken. Wat niet betekent dat wij nu al wijs zijn!

 

B 2000 Antwerpen, Carnotstraat 165-8

Reinhilde Haest