| |
| |
| |
Deletie in het kader van ‘topic’ en ‘comment’: een taalkundige beschouwing
I. ‘Topic’ en ‘comment’.
Kraak1 stelt, dat bij een kommunikatieve situatie het altijd zo is ‘dat er een onderwerp van gesprek is waarover de spreker de hoorder iets meedeelt waarvan hij meent dat het voor de hoorder nieuwe informatie is’. Dit onderwerp van gesprek wordt ‘topic’ genoemd, terwijl de nieuwe informatie erover ‘comment’ of ‘focus’ heet. Kraak geeft als voorbeeld o.a. de zinnen
‘Jan heeft een BOEK gekocht’ en
‘Het boek is geschreven door een ENGELSMAN’,
waarbij in de eerste zin ‘Jan’ de ‘topic’ is en ‘BOEK’ de ‘comment’ (= het nieuwe informatieve element), terwijl in de tweede zin het nu immers bekend veronderstelde ‘boek’ (vgl. ook de aanwezigheid van het lidwoord van bepaaldheid ‘het’!) de ‘topic’ is en ‘een ENGELSMAN’ de ‘comment’ is als nieuwe informatiefaktor. Het hoofdaccent is hierbij derhalve bepalend voor de situering van de ‘comment’.
Een gesprek nu kan worden beschouwd als een reeks achtereenvolgens gegeven ‘comments’, waarbij elke ‘topic’ tevoren ‘comment’ is geweest. Het beginnen van een gesprek vereist een minimum aan gemeenschappelijk referentiekader, waarbij soms de gesprekssituatie zelve de ‘topic’ is. Hier door Kraak gegeven voorbeelden zijn o.a.
‘Uw PORTEMONNEE is gevallen’ en
‘Uw portemonnee is GEVALLEN’,
waarbij in het eerste voorbeeld sprake is van de gesprekssituatie dat de portemonnee gevallen is en waarbij dus dat ‘gevallen zijn’ de ‘topic’ is, terwijl het geaccentueerde ‘PORTEMONNEE’ de ‘comment’ is. In het tweede voorbeeld daarentegen is sprake van een gesprekssituatie waarbij bv. de toegesprokene naar zijn portemonnee aan het zoeken is (en deze zoekaktie derhalve ‘topic’ is) en de spreker hem wijst op het feit dat de portemonnee is GEVALLEN, waarbij het ‘GEVALLEN’ zijn de nieuwe informatie, en dus de ‘comment’, is.
Teneinde te vermijden achter het woord ‘spreker’ steeds de zinsnede ‘c.q. schrijver’ en vice-versa te moeten vermelden, gebruiken we zowel voor spreker als voor schrijver de term ‘codeur’, voor hoorder en lezer de term ‘decodeur’, en voor de mededeling of vertelling de term ‘code’ (vgl. de titel).
Tevens gebruiken wij bij voorkeur de term ‘comment’ in plaats van ‘focus’, behalve in citaten uiteraard.
Elk onderdeel van de ‘topic’, het zij hier herhaald, kan tot ‘comment’ worden, waardoor de ‘comment’ zich voortdurend wijzigt. Kenneth L. Pike2 is een der eersten geweest die op de ‘change of focus’ heeft gewezen in het kader van een ‘conversation-in-progress’. Zeer onlangs nog heeft Jan N. Schenkein3 de onderscheiding ‘topic’ (‘consists in what the persons are talking about’) en ‘comment’ geanalyseerd in het kader van de semiotiek. Voordien echter had een Susan Ervin-Tripp4 reeds twee soorten ‘topic’ onderscheiden, nl. één in het grotere verband van het gesprekskader en één in het kleinere verband van de taaluiting zelf. Schrijfster zegt hierover o.a. dat beide soorten van topic ‘must include both gross categories such as subject matter (economics, household affairs, gossip), and the
| |
| |
propositional content of utterances’. In het eerste geval zou men overigens kunnen spreken van een ‘macro-topic’, in het tweede van een ‘micro-topic’. In het kader van dit artikel, dat immers niet beoogt een indeling in gespreksonderwerpen te geven, zal slechts sprake zijn van de ‘micro-topic’ daar wij ons uitsluitend bezig houden met het specifieke onderdeel van de ‘propositional content of utterances’ dat betrekking heeft op het onderscheid ‘topic’ < - > ‘comment’.
Hoewel Schenkein (op. cit.) van ‘topic’ en ‘comment’ zegt dat het ‘potentially distinct... phenomena’ zijn, komt een en ander in verschillende voorbeelden helaas niet goed tot uiting. Wanneer hij bv. stelt dat in de zinnen
‘We were trying to draw him out (focus) by talking about his school (topic)’ en
‘They rambled on about nothing (topic), but everyone was trying to impress the girl from Dallas (focus)’,
de verdeling in ‘topic’ en ‘comment’ is zoals hij die in beide zinnen aangeeft, dan moet toch worden opgemerkt dat de prominentieverhoudingen in beide zinnen de verdeling precies omgekeerd kunnen maken.
Aanzienlijk duidelijker lijkt ons de opvatting van Kraak (op. cit.), die het begrip ‘identificatie’ erbij betrekt. ‘Topic’ zou in elk geval altijd betrekking hebben op reeds geïdentificeerde zaken, terwijl de ‘comment’ (nog) niet geïdentificeerde zaken onder de loupe neemt. Zo heeft bv. het lidwoord van bepaaldheid de funktie te verwijzen naar een voorafgaand iets, waardoor identificatie mogelijk wordt gemaakt. Ook kan aan de eis tot identificatie worden voldaan zowel door de gemeenschappelijke situatie van spreker en toegesprokene als door de kennis die beiden hebben t.a.v. deze situatie, terwijl er tenslotte ook nog een identificerende kontekst aanwezig kan zijn. Kraak konkludeert dan ook dat
a) | iets dat niet is geïdentificeerd, altijd ‘comment’ is; |
b) | iets dat ‘topic’ is, altijd is geïdentificeerd; |
c) | iets dat geïdentificeerd is, of ‘topic’ of ‘comment’ is |
al naar gelang het in de aandacht van de toegesprokene wordt verondersteld of niet. Dat de onderscheiding in ‘topic’ en ‘comment’ niet alleen interessant is voor zowel de kommunikatie- als de informatieleer, maar tevens bepaalde taalkundige konsekwenties kan hebben, is wel duidelijk. Zo blijkt uit de door Kraak gegeven, en hierboven geciteerde, voorbeelden, dat het Nederlands in dit kader een en ander kenmerkt door accentuering; in de voorbeelden heeft de ‘comment’ het hoofdaccent en de ‘topic’ relatief minder accent.
In andere gevallen wordt de woordorde erdoor bepaald, en in weer andere gevallen komt bv. deletie van bepaalde ‘topic’-element regelmatig voor en zeer frekwent. Dat de mogelijkheden van emfatische en/of kontrasterende geledingen niet ‘grammatisch’ zouden zijn (vgl. S.C. Dik en J.G. Kooy5) is uitsluitend te verdedigen wanneer men die term gebruikt in de chomskyaanse zin des woords. Gaat men echter uit van eenheden die groter zijn dan de zin, gaat men derhalve transfrastisch te werk, dan is er geen enkel bezwaar tegen de uitbreiding van de term ‘grammatisch’ tot deze eenheden. Schrijvers van laatstgenoemd werk zeggen trouwens zelf dat deze prosodische verschijnselen soms toch wel degelijk op conventionaliteit berusten in grotere eenheden dan de zin: ‘Ze horen eerder bij de
| |
| |
analyse van grotere gehelen van taalbouwsels en worden daarom ook wel aangeduid met termen als ‘topic’ en ‘comment’ of ‘focus’’.
Persoonlijk willen wij het begrip ‘grammatisch’ duidelijk óók toepassen op die eenheden die groter zijn dan de zin, en in dit bestek zullen we een taalverschijnsel behandelen dat het taalkundig gevolg is van de onderscheiding ‘topic’-‘comment’, nl. de deletie, het weglaten van (series van) woorden. Het gebied van de geïsoleerde zin wordt hierbij dikwijls verlaten om dat van grotere eenheden dan de zin, dat van de transfrastische verbanden derhalve, te betreden.
| |
II. Deletie.
a. Gedwongen deletie: ‘overlappingen’ door de decodeur.
Hoewel het terecht veelal als onbeleefd wordt ervaren, komt het in de zg. ‘face-to-face interaction’ maar al te vaak voor (en geenszins beperkt tot het zg. ‘harde interview’, waarbij de interviewer zich het recht aanmatigt de geïnterviewde regelmatig te onderbreken) dat de decodeur de codeur in de rede valt en zelf daarbij de rol van decodeur verruilt voor die van codeur. In het kader van het bovenstaande kan gesteld worden dat in dat geval de door de codeur genoemde ‘topic’-elementen reeds dermate zijn geïdentificeerd door de decodeur of ook dat de voorspelbaarheid van een volgend ‘topic’-element dermate groot is voor laatstgenoemde, dat deze komt tot het interrumperen van de codeur, m.a.w. tot het overlappen van de code van de codeur door die van zichzelf. Soms gebeurt het zelfs dat een door de codeur als ‘comment’ beschouwd taalelement door de decodeur met diens eigen code wordt overlapt, omdat dit taalelement voor de decodeur allang was geïdentificeerd en dus tot de ‘topic’ voor hem behoorde.
De overlapte elementen zijn weliswaar veelsoortig van aard, maar ze hebben in elk geval gemeen dat ze voor de decodeur overbodig zijn, dermate redundant zelfs dat hij ze niet meer wil horen uit de mond van de codeur. En het spreekt vanzelf dat de overlapte codefragmenten voor de decodeur overbodig zijn (of althans als zodanig worden ervaren!) omdat ze ‘voorspelbaar’ voor hem zijn, bv. op grond van de conventie. Men denke hier slechts aan begroetings- en afscheidsformules en aan benamingen c.q. namen, die uiteraard reeds lang geïdentificeerd waren door de decodeur. De redundantie kan derhalve zowel op het situationele als op het conventionele vlak liggen.
Hier volgen nu voorbeelden van deze ‘gedwongen’ (= door de decodeur afgedwongen) deletie, waarbij een door de codeur nog onvoltooide uiting wordt overlapt door de woorden van de decodeur. Als transcriptiemiddel gebruiken we het teken //, dat het exakte punt aangeeft waarop de decodeur de code van de codeur overlapt. De voorbeelden zijn door ons zelf geregistreerd.
Eerst volgt hier het voorbeeld van door de decodeur overlapte benamingen of aansprekingen:
Voorbeeld 1: |
Barkeeper: -Er is een nieuwe zending Côte du Rhône aangekomen// meneer... |
|
Bareigenaar: -Oh ja, zet maar op de gewone plaats, Henk! |
| |
| |
Voorbeeld 2: |
Els: -Dan tot ziens maar weer. |
|
Piet: -Ja hoor.// Dag Els... |
|
Els: -Nou dáág! |
|
Piet: -Dáag! |
Beide voorbeelden hebben de overlapping aan het einde van de conversatie, waarbij de eerste overlapping betrekking heeft op een benaming of aanspreking, en de tweede op een als zodanig ervaren afscheidsterm met aanspreking.
Erving Goffman6 heeft een speciale studie gemaakt van situaties van vertrek en afscheid vanuit taalkundig oogpunt bezien, en hij komt daarbij tot de konklusie dat er een grote mate van systematiek aanwezig is in wat wij hebben genoemd de ‘gedwongen deletie’. Zo blijkt bv. deletie van benamingen en aansprekingen vrijwel niet voor te komen bij een afscheid voor lange tijd van elkaar na staande mensen, omdat men in zo'n situatie juist zeer is gesteld op die aansprekingen.
Ook Emmanuel Schegloff en Harvey Sacks7 hebben de overlapping van aansprekingen en benamingen, waaronder eigennamen, bestudeerd, en wel in het kader van een ‘Closing Sequence’, d.w.z. van een ‘discrete conversational object, whose workings involve participants in particular and characterizable orientations and tasks’. Ook zíj komen tot de konklusie, dat aansprekingen en benamingen, die immers dienen tot het (opnieuw) formuleren c.q. handhaven van de relatie codeurdecodeur, het eerst voor overlapping in aanmerking komen.
Anderzijds toont Gail Jefferson8 de vaak uiterst intensieve interaktie codeurdecodeur aan, en ze komt daarbij tot een drietal konklusies:
1) de decodeur beschikt over het technisch vermogen om de codeur te onderbreken op een precies aan de gehoorde uiting gerelateerd punt;
2) de codeur zijnerzijds situeert soms bepaalde codefragmenten op een bepaald punt juist met het oog op dat technisch vermogen van de decodeur om hierop ‘hic et nunc’ in te haken;
3) naar aanleiding van deze gezamenlijke ‘handelingen’ worden bepaalde conversatiepatronen gerealiseerd. Uit die conversatiepatronen kiezen de gesprekspartners tenslotte dat model, dat hun de meeste kans op kommunikatief sukses biedt. Duidelijk is, dat een en ander des te beter verloopt naarmate de ‘communicative competence’ van de gesprekspartners groter is.
Met een vergevorderd en welbekend stadium van die ‘communicative competence’ hebben we o.a. te maken, wanneer codeur en decodeur zozeer op elkaar zijn ‘ingespeeld’ dat de decodeur, bij zijn overlappen, het codefragment van de codeur òf letterlijk in codeurs (veronderstelde) bewoordingen òf in eigen bewoordingen zelf voortzet, in welk laatste geval hij de betekenis soms ironisch wijzigt.
Een simpel voorbeeld van het letterlijk in codeurs (veronderstelde) bewoordingen overlappen is het volgende:
Voorbeld 3: |
Koos: -Nou Piet, bye//bye! |
|
Piet: -Bye! |
Een voorbeeld van het overlappen en in eigen bewoordingen voltooien:
| |
| |
Voorbeeld 4: |
Man: -Gisteren heb ik zo'n akelig ongeluk meegemaakt; ik heb op straat een man zien// doodbloe... |
|
Vrouw (wrevelig): -Ja, hij bloedde dood, dat heb je nu al tien keer verteld. |
Tenslotte een voorbeeld van een ironisch-wijzigend voltooien van de zin na overlapping:
Voorbeeld 5: |
Dezelfde man: -Ik ben nog even bij moeder geweest, ik vind haar eigenlijk met de dag ouder worden// en... |
|
Dezelfde vrouw: -ook krenteriger zeker. |
Overigens kent iedereen het fenomeen van voortreffelijk kommunikatief op elkaar ingestelde gesprekspartners, die soms tot beider verbazing op gelijke wijze en gelijktijdig een door één van hen aangevangen codefragment voortzetten. Wèl is het dan veelal zo, dat de gekozen voortzetting in de lijn der verwachting lag.
Voorbeeld 6: |
Dezelfde man: -Ik denk niet, dat ik het langst gebleven ben, maar beslist ook niet het kortst. |
|
Dezelfde (gefrustreerde) vrouw: het kortst. |
Naast overlapte, en derhalve in kommunikatief opzicht ‘gedwongen gedeleerde’, ‘topic’-elementen als aansprekingen en konventionele formules, worden soms codefragmenten overlapt onmiddellijk na een door de decodeur als ‘comment’ ervaren van het gehoorde, waarop deze ad hoc wil inhaken, terwijl de codeur het codefragment in kwestie als behorende tot de ‘topic’ beschouwt. Dat is bv. het geval met een telefoongesprek, waar degene die wordt opgebeld en zijn naam zegt, er gewoonlijk van uit gaat, dat de opbeller weet, wie hij opbelt.
Voorbeeld 7: |
Fred: -U spreekt met Fred Tenhave// Met wie... |
|
Opbeller: -Fred Tenhave? O sorry, dan ben ik verkeerd verbonden. |
Tenslotte nog voorbeelden van de kategorie overlappingen, waarbij de ‘voorspelbaarheidsgraad’ van het codefragment voor de decodeur zo groot is, dat hij meent de zaak perceptueel al geheel ‘rond’ te hebben; de identifikatie had bij hem reeds lang plaats gevonden, wat de codeur helaas ontgaan was.
Voorbeeld 8: |
De heer A.: Ik bel de politie, omdat er in een huis aan de Laan van Meerdervoort// een... |
|
Politieman: -Ja, dank u meneer, maar we hebben die melding al driemaal door gekregen... |
Een op physieke faktoren berustende voorspelbaarheid ligt opgesloten in het volgende voorbeeld:
| |
| |
Voorbeeld 9: |
Els: -Wat is er met jou aan de hand, voel je je niet goed? |
|
Ans: -Nee hoor, niks byzonders. Ik had alleen wat haast om bij de telefoon te komen en nu moet ik hij//-gen... |
|
Els: -Oh, was het dàt! |
Op ‘auditief-situationele’ gronden is het door de codeur als ‘comment’ opgevatte codefragment door de decodeur reeds lang als ‘topic’ ervaren.
In zijn ‘Studies in Social Interaction’ (1972) wijst D. Sudnow9 er enkele malen op, dat het in de ‘face-to-face interaction’ tijdens gesprekken vaak zo is, dat codeur en decodeur zozeer op elkaar zijn ingespeeld, dat de codeur, die op een gegeven moment een overlapping door de decodeur ziet ‘aankomen’ (bv. dank zij kinesische en/of mimische, en derhalve paralinguistische, faktoren), de eigen code corrigerend (in de, verhoopte, geest van de decodeur!) alvast zelf overlapt, aldus anticiperend op de gevreesde overlapping door de decodeur. Niet zelden wordt zo'n zelfcorrectie voorafgegaan of vergezeld door uitingen van spijt c.q. excuus voor de reeds gemaakte of nog te maken fout.
We geven het voorbeeld van een oud-leerling, thans studerend aan een Pedagogische Akademie, die op straat een oud-docent ontmoet, waarna de geijkte dialoog over de huidige aktiviteiten van de oud-leerling volgt.
Voorbeeld 10: |
Oud-docent: -Zo, Jan, dat mag ik nog wel zeggen, hoop ik, ben je inderdaad leerling op de Kweekschool// oh sorry, student op de Pedagogische Akademie geworden, zoals je dat twee jaar terug wilde? |
|
Oud-leerling Jan: -Ja inderdaad, meneer, maar van dat ‘student’ is nog steeds niet zo heel veel te merken, want het is nog maar het begin van de cursus en we doen nog niet zo veel. |
Het ‘larderen’ van een codefragment met clichés als ‘O.K.?’, ‘Goed?’ of het langzamerhand wel volledig ‘versteende’ ‘weetjewel’ is overigens een eerste stap op weg naar die ‘zelf-overlapping’ en ‘zelfcorrectie’, daar immers bij voorbaat om adhesie van de decodeur wordt gevraagd; anders zou deze immers zelf eens kunnen gaan overlappen! Overigens blijkt uit de gegeven voorbeelden, dat de overlapping zowel vóór, midden als achter kan zijn gesitueerd, en dat niet alleen in het kader van één enkele zin, dus frastisch, maar eveneens en zelfs vooràl in een groter geheel dan de zin, in casu een sekwentie van zinnen, derhalve transfrastisch.
Heeft de ‘gedwongen deletie’ gewoonlijk plaats op het vlak van de ‘topic’, het is duidelijk dat er eveneens gevallen zijn van puur individuele overlapping, van de kant van de decodeur, van fragmenten van de ‘comment’. Iets dergelijks komt bv. nogal eens voor in hierboven reeds genoemd ‘hard interview’, maar het blijven idiolektische uitzonderingen.
Tenslotte zij reeds thans vermeld, dat de, niet door de decodeur afgedwongen, maar natuurlijke deletie, evenzeer als de ‘gedwongen deletie’ is gebaseerd op het beperken van taalkundige redundantie. Alleen gaat het hier niet meer om een eenzijdige ingreep van de kant van de decodeur, maar om een taalkundig ‘besparend’
| |
| |
verschijnsel, gereguleerd door de codeur(s) op grond van zijn (hun) taalcompetentie en met de automatische consensus van de gesprekspartners.
| |
b. Natuurlijke deletie.
Over de gevolgen van de deletie, nl. de elliptische zinnen, zegt Kraak (op. cit.) terecht dat deze veelal ‘comments’ zijn op in de situatie redundante ‘topics’. Zo geeft hij het voorbeeld (p. 48):
‘Van m'n VROUW gekregen’, waar de in de situatie redundante ‘topic’ is: de hoorder weet, veronderstelt de spreker, dat de spreker iets gekregen heeft, alleen weet hij niet van wie. Derhalve is hier de ‘comment’ het geaccentueerde ‘m'n VROUW’. Indien echter het hoofdaccent op ‘gekrégen’ was gevallen (voorbeeld:
‘Van m'n vrouw GEKREGEN’), zou de in de situatie redundante ‘topic’ geweest zijn: de hoorder weet, veronderstelt de spreker, dat de spreker iets heeft dat eens van z'n vrouw was, of in ieder geval van z'n vrouw afkomstig is. Hij wist alleen niet of de spreker het van zijn vrouw gekrégen of bv, gekécht had. ‘GEKREGEN’ is hier derhalve de ‘comment’.
Wederom zijn het de ‘in de situatie redundante’ (en dus ook door de hoorder als zodanig ervaren) ‘topics’ die worden weggelaten.
Roger Fowler10 stelt zich voor de uitleg van het verschijnsel ‘deletie’ op het transformationeel-generatieve standpunt. Is een (serie van) element(en) in een zin weggelaten, dan kan z.i. uitsluitend de dieptestruktuur, immers niet aangetast door kontekst en/of situatie en tevens alle benodigde taalelementen bevattend, de verklaring geven. Letterlijk zegt Fowler (p. 128) o.a.: ‘Deletion is self-explanatory: transformations (of this type) remove constituents. There are many sentences where, for the sake of the meaning, some item is posited in deep structure which does not appear on the surface’. Schrijvers explicatie komt echter in feite neer op de konstatering dat er deletie is ‘for the sake of the meaning’. O.i. is de enig juiste explicatie echter die, welke de deletie baseert op in de kontekst en/of situatie te overduidelijk aanwezige redundantie.
Ook Roderick A. Jacobs11 (‘Studies in Language. Introductory Readings in Transformational Linguistics’), die in het hoofdstuk ‘Syntax’ het verschijnsel ‘deletie’ onder de loupe neemt, gaat transformationeel-generatief te werk. Hij zegt o.a. (p. 12): ‘Obviously not all the elements are physically represented in the surface form of a sentence in any language.... I treat this as deletion and claim it as a universal process in human language’. En hij vervolgt: ‘Although there is much redundancy in human language, a full semantic representation would involve considerably more redundancy. Obviously there must be certain conditions for deletion or the hearer would never be able to fill in the appropriate missing elements of the content’.
Tot zover gaarne akkoord, omdat inderdaad een ‘full semantic representation’ een onaanvaardbaar groter surplus aan redundante taalelementen zou bevatten dan nu, met de natuurlijke deletie, het geval is. Onze bezwaren beginnen echter, wanneer schrijver op zíjn beurt bij zijn explicatie de kontekst en/of situatie buiten beschouwing laat. Jacobs deelt de deletie in twee categorieën in:
| |
| |
I) de ‘deletion under identity’ en
II) de deletion of indefinite elements', zoals ‘anyone’, ‘someone’, ‘anything’, en ‘something’.
I. Tegen het principe-op-zich van wat Jacobs noemt ‘deletion under identity’ hebben wij geen bezwaar, mits men de deletie opvat als ‘volledige deletie’, waarbij derhalve geen substituutelement het oorspronkelijk taalelement gaan vervangen. Zodra het wèl het geval is, achten we de term ‘deletie’ onjuist omdat de term ‘substitutie’ hier aanmerkelijk beter op zijn plaats is. Voor ons is ‘deletie’ altijd een volledige deletie, en niet een vervanging in enigerlei vorm, zodat wij bv. een verschijnsel als ‘pronominalisatie’ niet willen onderbrengen in het hoofdstuk ‘deletie’, maar in een apart hoofdstuk ‘substitutie’.
Helaas onderscheidt Jacobs deletie en substitutie niet van elkaar, waardoor hij er bv. toe komt de wederkerende voornaamwoorden te behandelen bij de ‘deletie’. En daar zijn uitgangspunt bovendien nog transformationeel-generatief is, komt hij tot de volgende redenering: de zin (p. 14 op. cit.) ‘Caesar admired himself in the mirror’ kan worden verklaard uit de dieptestruktuur-zin ‘Caesar admired Caesar in the mirror’, waarbij z.i. ‘the second Caesar is deleted and replaced by a form having the same gender, number, and case interpretation but with the ‘properness’ removed, namely the reflexive pronoun himself’. Een voor ons onaanvaardbare ‘explicatie’ buiten kontekst/situatie om! In plaats van de term ‘deletion under identity’ zouden wij liever de term ‘deletion by a too evident identification’ willen gebruiken, waarbij uiteraard ‘too evident’ betrekking heeft op ‘too evident to be mentioned’. We zouden dan bovendien exakt kunnen aansluiten bij Kraaks identifikatie-theorie in het kader van de onderscheiding ‘topic’ en ‘comment’, hetgeen de duidelijkheid ten goede komt.
We verzetten ons echter, het zij herhaald, tegen op puur methodologische grondslag berustende simplifikaties waarbij bv. (en uiteraard in transformationeelgeneratieve zin) vraagzinnen worden gebaseerd op een onderliggende struktuur, die als begin steeds heeft (Jacobs, op. cit., p. 22) ‘an element signifying 'it is a question whether’. Op dezelfde wijze voortredenerend zou men er nl. zonder meer toe kunnen komen in mededelingszinnen in de dieptestruktuur steeds het element ‘ik zie (zeg, weet, vind, enz.) dat... ’ te veronderstellen als ‘begin’, een op zichzelf ongetwijfeld mogelijke hypothese, die echter helaas geen enkele taalkundige oplossing voor welk fenomeen dan ook geeft. Ook verwerpen we de eveneens uitsluitend methodologisch geconditioneerde opvatting volgens welke (Jacobs, op. cit., p. 133) ‘imperative sentences have ‘you’ as the subject of their underlying or deep structures although it is not present in the surface sentence’. De semantische interpretatie en de interpretatie met behulp van een dieptestruktuur liggen in dit geval trouwens wel zeer dicht bij elkaar, zo ze al niet volledig samenvallen. En we verwerpen tenslotte bepaalde deletie-verklaringen waarbij eerst een dieptestruktuur wordt gekonstrueerd waarna men door deletie van bepaalde, uiteraard dan redundant geworden, elementen tot de oppervlaktestruktuur moet zien te komen. Jacobs geeft ons bv. te kennen (op. cit., p. 13) dat het verschil tussen de beide zinnen
‘Cinderella promised her sisters to clean her room’ en
‘Cinderella ordered her sisters to clean her room’
| |
| |
berust op verschillende dieptestrukturen. De dieptestruktuur van de eerste zin zou nl. zijn
‘Cinderella promised her sisters for Cinderella to clean her room’ terwijl die van de tweede zin zou moeten zijn
‘Cinderella ordered her sisters for her sisters to clean her room’.
De deletie-transformatie bij zin 1 zou voortspruiten uit het feit dat ‘the second Cinderella is redundant here and is deleted’, terwijl in zin 2 ‘her sisters' is redundant and must be deleted’. Als Jacobs dan nog stelt dat het element ‘for’ (in ‘for Cinderella’ en ‘for her sisters’) ‘is deleted for different reasons although it was retained in earlier forms of language’, dan stijgt de verbazing wel helemaal ten top, want wat heeft zo'n opmerking van diachronische aard hier nu weer te maken? Kortom, wij prefereren verre de op kontekstuele en/of situationele redundantie gebaseerde deletie boven een op transformatie gebaseerde en derhalve puur virtuele deletieverklaring. Het is geenszins noodzakelijk een beroep te doen op een gefingeerde dieptestruktuur wanneer kontekst en/of situatie een bepaalde oppervlaktestruktuur adekwaat kunnen beschrijven. En dat laatste is altijd het geval wanneer men te maken heeft met transfrastische verschijnselen, waaronder de fenomenen ‘topic’ en ‘comment’ in de meeste gevallen ook ressorteren, en derhalve eveneens de ‘deletie’ van bepaalde als te redundant beschouwde ‘topic’-elementen.
II. Wat de deletie van onbepaalde elementen (als ‘iemand’ en ‘iets’) betreft, hierop is exakt hetzelfde van toepassing wat we zojuist hierboven stelden: ook hier worden er t.b.v. een dieptestruktuur elementen gekonstrueerd, die dan als tezeer redundant weer in de oppervlaktestruktuur gedeleerd moeten worden, terwijl de voor de hand liggende verklaring toch ook hier weer ligt in de ‘besparende’ werking van kontekst en/of situatie. Zo zou volgens Jacobs de zin
‘It is easy to please Sweyn’ als dieptestruktuur hebben de zin
‘It is easy for anyone to please Sweyn’, waartegenover wíj stellen dat het in het kader van de kontekst en/of situatie volkomen duidelijk moet zijn voor wie een en ander bedoeld is. Hetzelfde geldt ook voor een zin als
‘Philips disliked having to work late’ (Jacobs, op. cit., p. 35), die in het geheel niet behoeft te worden ‘verklaard’ uit een dieptestruktuur-zin als
‘Philip liked Philip's having to work late’, een deletie die Jacobs overigens de ‘Identical Noun Phrase Deletion’ noemt. En tenslotte lijkt het even overbodig om een zin als (Jacobs, op. cit., p. 39)
‘Joseph married Catherine last week’, die zonder kontekst en/of situatie inderdaad voor tweeërlei uitleg vatbaar is, te verklaren uit een dieptestruktuur als
‘Joseph caused Catherine to be married to X last week’.
Kortom, terwijl de zogeheten lexikalistische transformationalisten (in tegenstelling tot de generatieve!) in semantisch opzicht zich al willen ontdoen van ‘much of the transformational machinery by enriching the deep structure and the lexicon and relying heavily on semantic interpretation rules’, is het des te duidelijker dat men,
| |
| |
wanneer men grotere eenheden dan de zin beschouwt, derhalve transfrastisch te werk gaat en altijd een beroep kan doen op kontekst en/of situatie terwille van een adekwate beschrijving en verklaring, genoemde ‘transformatie-deletie’ geheel verwerpt. Daarvoor in de plaats komt de op kontekst en/of situatie gebaseerde weglating van als te redundant ervaren taalelementen in het kader van de ‘topic’, waarbij de niet-gedeleerde en derhalve overgebleven elementen van ‘het klinkend materiaal’ de ‘comment’ vormen (vgl. Kraak).
Dat in dat kader zowel secundaire en niet-autonome elementen als voornaamwoorden, hulpwerkwoorden, lidwoorden, enz. evenzeer voor deletie in aanmerking komen als primaire en autonome elementen als zelfstandige naamwoorden en zelfstandige werkwoorden, ligt in de lijn der verwachting, omdat immers elk ‘topic’-onderdeel, van welke kategorie ook, kan worden gedeleerd.
Voorbeelden uit het werk van Jacobs hebben wij al veelvuldig gegeven, maar helaas waren de meeste o.i. gebaseerd op een fiktieve deletie. Hieronder volgen nog enkele andere voorbeelden, waarbij we het teken (V) als transcriptieteken gebruiken terwijl bovendien het gedeleerde element-in-eerste-instantie wordt onderstreept.
Voorbeeld: |
‘The small tables, which were purchased cheaply...’ |
‘The small tables (V) purchased cheaply...’ (Jacobs, op. cit., p. 92) |
Voorbeeld: |
‘John is here!’ of het samengetrokken ‘John 's here!’ (idem, p. 119) |
‘John (V) here!’, uitsluitend in het ‘black English’ gebezigd. |
Voorbeeld: |
‘Hij werd wakker en (V) keek in het licht...’ |
Voorbeeld: |
‘Hij zette zijn clignoteur en (V) lichten aan...’ |
Voorbeeld: |
‘Zulke plannen werken niet en (V) kunnen niet werken ook...’ |
Voorbeeld: |
‘Heb je Piet nog gezien? - Nee, (V) niet gezien...’ of ook:
Heb je Piet nog gezien? - Nee (V). |
Voorbeeld: |
Is de deur nog niet open? - (Nee), (V) nog niet (V). |
Zoals het ‘black English’ de eigen variant heeft op ‘John's here’, heeft ook dikwijls de Indische Nederlander een typische deletie-variant voor zinnen met het woordje ‘al’.
Voorbeeld: |
‘Ben je al klaar met eten?’ - Al! (Geschikt voor de sociolinguistiek!). |
Deze voorbeelden lijken ons voldoende om het deletieverschijnsel, gebaseerd in de simpelste vorm op het vermijden van herhalingen, en in de gewone vorm op het voorkomen van te overduidelijke redundantie, te adstrueren.
N.I.A.S. (= Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences, Wassenaar)
j.a. verschoor
| |
| |
| |
Bibliografie
1. A. Kraak: ‘Zinsaccent en Syntaxis’, in Studia Neerlandica 4, 1970.
2. Kenneth L. Pike: ‘Language in relation to a unified theory of the structure of human behavior’, Mouton and Co, The Hague-Paris, 1967.
3. Jan N. Schenkein: ‘Towards an Analysis of Natural Conversation and the Sense of Heheh’, in Semiotica VI, 4, pp. 344-378, 1972.
4. Susan Ervin-Tripp: ‘An Analysis of the Interaction of Language, Topic and Listener’, in American Anthropologist 66: 6, pp. 86-102, 1964.
5. S.C. Dik en J.G. Kooy: ‘Beginselen van de algemene taalwetenschap’, Uitg. Het Spectrum N.V., Utrecht/Antwerpen, pp. 108-110, 2e dr., 1972.
6. Erving Goffmann: ‘Supportive Interchanges’, Relations in Public, ch. 3, p. 87, New York: Basic Books, 1971.
7. Emmanuel Schegloff and Harvey Sacks: ‘Opening up Closings’, in Semiotica VIII, 4, pp. 289-327, 1972.
8. Gail Jefferson: ‘A Case of Precision Timing in Ordinary Conversation: Overlapped Tag-Positioned Address Terms in Closing Sequences’, in Semiotica IX, I, 1973.
9. D. Sudnow: ‘Studies in Social Interaction’ New York, Free Press, 1972.
10. Roger Fowler: ‘Understanding language. An introduction to linguistics’, Routledge & Kegan Paul, London and Boston, p. 128, 1974.
11. Roderick A. Jacobs: ‘Studies in Language. Introductory Readings in Transformational Linguistics’, Xerox College Publishing, Lexington, Massachusetts/Toronto, 1973.
|
|