Buigingsvormen van bijvoeglijke naamwoorden
Het is bekend, dat de vergrotende trap van twee- of meerlettergrepige bijvoeglijke naamwoorden in het algemeen niet wordt verbogen. Het zinsritme verzet zich kennelijk tegen een opeenhoping van zwak beklemtoonde lettergrepen.
Ik heb wel eens de indruk, dat tegenwoordig meer tegen bovengenoemde regel c.q. goede gewoonte wordt gezondigd dan vroeger. De laatste tijd (toen ik speciaal op dit verschijnsel ging letten) noteerde ik o.m. de volgende voorbeelden:
1. | ‘Dat houdt in dat de linkse en ultra-linkse partijen, waaruit de militaire machthebbers zijn voortgekomen, zeker vóór zullen stemmen, terwijl de wat behoudendere partijen, zoals de socialistische van Soares, tegen zullen zijn’ (Algemeen Dagblad, 4 april 1975; redactioneel commentaar onder de titel Moord). |
2. | ‘Ik weet het: er zijn belangrijkere dingen om je over op te winden’ (De Tijd, 25 april 1975; Frans Boelen in het artikel Willem). |
3. | ‘Moeten wij niet laten zien, of, wat meer bescheiden, trachten te onderzoeken hoe deze wetenschappelijkere aanpak van enkelen zich manifesteert’ (Arnold Kaufmann, Grondslagen voor besluitvorming, vertaald door mej. V. Bosselaers en mr. P.J.J. Seebregts, blz. 9; Utrecht en Amsterdam z.j.).
Aanvankelijk vermoedde ik, dat deze onwelluidende buigingsvormen waren neergeschreven door minder ervaren of in haast werkende stilisten. Ik ben echter van mening veranderd, toen mijn oog toevallig viel op de volgende zin: |
4. | ‘Een volledigere verzameling daarvan heeft Verwijs in zijn derde afdeling uitgegeven naar een handschrift uit het begin der 15e eeuw’ (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 75e deel, blz. 145; G.I. Lieftinck in Fragment G van Maerlant's Eerste Partie van de Spiegel Historiael). |
Appingedam, Julianaweg 7
j. van delden