De Nieuwe Taalgids. Jaargang 68
(1975)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdHooftiana IIHoe raek aen?
In een schertsende brief van 23 dec. 1635 (Van Vloten III, p. 82) aan de erotisch lichtbewogen Barlaeus, die last heeft van eenzaamheid na het overlijden van zijn Barbara (19 juni 1635), en bezwaar gemaakt heeft tegen de hem door Hooft gezonden patrijzen, omdat uit het eten daarvan een speelziekte en losheit van zinnen voortspruit, komt Hooft quasi de wanhoop nabij, omdat ook andere land-, lucht- en waterdieren in dat opzicht niet onschuldig blijken te zijn. Tenslotte meent hij dat dat halfslacht, 't welk zijn keur heeft van landt- en waeterleeven (hij noemt ‘Swaenen, gansen’ enz.) goed voor hem zal zijn. Dan volgt de vraag: Maer hoe raek aen? De betekenis is in de context volkomen duidelijk: Hoe eraan te komen, Hoe kom ik eraan? Maar wat een onmogelijke zin! Hoe zit die in elkaar? Wat is de structuur van deze vraag? Het volgende is een poging om deze structuur te benaderen, door de beschouwing van parallelle plaatsen. Deze zijn er. We hebben blijkbaar te maken met een eigenaardige 17e-eeuwse vraagvorm, waaraan eigenlijk alleen Eymael in zijn uitgave van de Zedeprinten aandacht besteed heeft. Met behulp van het WNT, dat zo vaak uitkomst biedt (en even vaak teleurstelt), vond ik de volgende twee parallelplaatsen, beide van Huygens (WNT raken (I) 203, 205):
1. Costelick Mal, vs 228-230a (geciteerd naar Korenbloemen 1672, I, p. 81):
We vinden hier hetzelfde hoe raak aan, maar nu, minder mysterieus lijkend, vergezeld van een ‘complement’, dat ik bijw. bep. noem (maar de keuze tussen bijw. bep. en voorzetselvoorwerp is hier niet aan de orde). De betekenis is weer duidelijk: Hoe aan het lieve blond te komen, Hoe kom ik aan het lieve blond.
2. Een onwetend medicijn, vs 22-23 (Korenbloemen 1672 I, p. 128):
Er is weer een bep., ditmaal bestaande uit aan plus lidw. plus infinitief. De ver- | |
[pagina 399]
| |
taling is duidelijk: Hoe aan het geldschrapen te raken, dat kost hem geen bedenken (daar hoeft hij niet over na te denken). Het WNT omschrijft de betekenis van raken aan (kol. 204) hier als: ‘In een toestand of tot een handeling komen als in de bepaling wordt uitgedrukt.’ Het gaat hier niet om het in handen krijgen van iets, maar om het met een handeling beginnen, tot een handeling komen.
3. Een derde plaats bij Huygens vond ik via Eymael's commentaar op Huygens' Zedeprinten (C. Huygens' Zede-printen, Groningen, 1891, p. 67). Evenals bij Hooft ontbreekt hier een aanvulling na het voorz. In Een rijcke Vrijster, laatste 2 vss (Korenblemen 1672, I, p. 123) lezen we: D'een heetse Roos of Ster, en d'ander Son of Maen,
Maer meeste van gevoel, Wanneer Van Waer-Raeck-Aen.
Vertaling: Maar de sterksten van gevoel (die het meest op het meisje gebrand zijn, Heinsius (Korenbloemen I, II, Zutphen 1925, p. 82): die er het heetst op zijn; Eymael: ‘die den meesten trek in haar hebben’), noemen haar Wanneer van Waar eraan te komen, of vrijer vertaald: Wanneer en hoe eraan te komen (kom ik eraan). De ingenieuze Huygens weet een naam samen te flansen, bestaande uit de voornaam Wanneer, gevolgd door de achternaam van Waer-raeck-aen, maar hij bedoelt de nevenschikking: Wanneer raak aan en Van waar raak aan. Wat is nu de structuur van deze semantisch wel duidelijke uitdrukking? Hoe is het mogelijk dat soms de aanvulling weg kan blijven (Hoe raak aan? Van waar raak aan?). Is er geen subjekt? Is raak persoonsvorm? Eymael, degelijk Huygensuitlegger, is de enige die bij mijn weten een verklaring beproeft, die door anderen (Heinsius, en de laatste herziener van deze Pantheonuitgave, Strengholt, wordt overgenomen (zonder toelichting). In zijn uitg. van Zede-printen p. 59 vertaalt hij het vs uit Een rijcke Vrijster aldus: ‘die de meeste trek in haar hebben, noemen haar met haar voornaam: Wanneer d.i. hoe lang zal het nog duren? en met haar geslachtsnaam van Waer-raeck-aen, van welken kant (op welke wijze) raak ik er aan.’ Dan volgt zijn verklaring: ‘Het voorn. ik is achter raeck weggelaten, of met de ck van dit woord versmolten. Evenzoo Een onw. Medicijn, cs 22, en Cost. Mal., vs 229.’ Op p. 67 schrijft hij n.a.v. het vs uit Een onw. Medicijn: ‘Bilderdijk houdt dit voor eene verouderde spreekwijze, die men als één woord bezigde. Ik betwijfel dit en verwijs naar mijn aanteekening Eene rijcke Vrijster, vs 42: Wanneer, Van Waer-Raeck-aen; wat ook betekent: wanneer en op wat wijze raak ik er aan. Zie ook Coster, T.v.d. Schild., vs 934: hoe raeck an gheweer.’ (deze plaats loopt geheel parallel met 1) Ik denk dat Bilderdijk (Korenbloemen, Aanteekeningen 5e deel, p. 100) ondanks zijn wat vage formulering dichter bij de waarheid is dan Eymael en zij die hem volgen. Waarom zou juist in déze combinatie en alléen in deze combinatie ik zijn weggelaten of in de slot-k van de persoonsvorm verdwenen zijn, en niet in: maak ik, slaak ik enz.? En waarom kan in Hoe raak aan enz. er gemist worden (Hoe raak ik er aan)? Zou hier niet sprake zijn enerzijds van één woord, een compositum raak aan (niet aaneengeschreven) met de betekenis: verwerving, verkrijging, aankomen (Hoe raak aan = Hoe verwerving etc.), anderzijds van een | |
[pagina 400]
| |
woordgroep, waarin raak,Ga naar voetnoot1 oorspronkelijk stam van raken, met de actieve betekenis: raking, verwerving, een bep. achter zich kon krijgen, beginnend met het ‘vaste’ voorz. dat bij raken hoort: aan (Vgl. Thans: hoop op genade, waarnaast men zich een woord hoop op voorstelle). In deze richting van een substantief wijst ook 2, waar eerder past de vertaling: Hoe aan het schrapen raken, (subj. hervat in steunpron. dat) dat kost hem geen bedenken, dan: Hoe raak ik aan het schrapen, dat kost hem geen bedenken. Ik houd mij aanbevolen voor opgave van andere plaatsen met dit geheimzinnige raak aan, die misschien meer helderheid kunnen geven.
A'dam-Z., Cliostraat 48 hs. f.l. zwaan |
|