De Nieuwe Taalgids. Jaargang 68
(1975)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 386]
| |
Een schotel rijm van StaringDe ‘Bibliotheek Arnhem’ beschikt over twee exemplaren van B.H. Lulofs' nogal curieuze Staring-biografie Gelderlands voortreffelijke dichter, letter- en huishoudkundige Mr. A.C.W. Staring van den Wildenborch, in zijn leven, karakter en verdiensten geschetst (Arnhem 1843). In beide boeken is een handschriftkopie bijgebonden van het gedicht dat Staring maakte ter gelegenheid van het huwelijk van zijn dochter Dientje (Charlotte Everdina Winanda) met Jhr. C.A.E.A. van Panhuys op 17 juni 1834. De dichter heeft het niet willen opnemen in de uitgave van zijn verzameld werk, naar hij zelf schrijft omdat daarin al vier andere bruiloftsgedichten zouden komen,Ga naar voetnoot1 wel werd het in 1837 gepubliceerd in de Almanak voor het Schoone en Goede, een tijdschrift dat ‘vooral voor dameslectuur bestemd’ was.Ga naar voetnoot2 Hoewel het gedicht weinig kans maakt ooit tot de hitparade van de Nederlandse poëzie te zullen doordringen, loont het de moeite er nader kennis mee te maken. Ter Bruiloft van een dogter
den zeventienden Junij 1834
Géén Bruiloft zonder Vers! Dit eischen Hymens wetten,
Geheel de waereld door; mits Rijmer of Poëet
Ter hand zij, die van 't kunstje weet,
Om woorden in 't gelid te zetten.
Hier staat er van dat volkjen een; gereed
Naar eisch van 't werk wat regels saam te scharen;
En plant zijn schotel Rijm hulpvaardig op den disch,
Waarvan de President Cupido's Broeder is.
Het hart des Sprekers, schoont 't bij de acht en zestig jaren
Geslagen heeft, sinds zijnen eersten slag,
Bleef jeugdig tot op dezen dag!
't Is voor de vreugde nooit gesloten;
En 't zoet dat andren streelt wordt steeds als zijn genoten.
't Voelt ook uw vreugd bewogen meê,
Wel saamgevoegde Twee!
En zou' dan uit dat hart geen Zegen tot u spreken?
De Heilwensch van een Vader hier ontbreken?
't Zij verre! - O, volge uw Echt den voet
Der eedle Toonkunst, wie gij beide hulde doet:
Dier Kunst - Meestres van ons gemoed,
Waar de adem, 't Speeltuig ingedreven,
| |
[pagina 387]
| |
Ter stem wordt, of de hand zijn snaren wekt tot leven.
Waar 't gaave en 't heldre straks in schoone melodie
Elkander volgen - straks in zuivre harmonie
Versmelten; waar geen wanklank, voor onze ooren
Onopgelost, den vreê der eendragt blijft verstoren.
Waar ernst zich voegt naar ernst - jok antwoord geeft op jok -
En toon met toon afwisselt zonder schok.
Zij - naast dat lieflijke - een Maat, naar eisch geslagen,
Het kenmerk van een Echt, die u slechts Heil bereidt.
Al blijft de waereld zich, rondom u twistig, plagen,
En hijgend magtig goed of schittrende eer bejagen,
Het beste deel den stervling toegeleid
Is dan het uwe: Rust! Rust door eenstemmigheid.
Dàn wordt - als Vriendschap woont, waar Liefde plagt te wonen,
Als de Ouderdom uw hoofd gelijk nu 't mijn zal kroonen -
De stond, die u tesamen bragt,
Door u met blij gelaat herdacht.
A.C.W. Staring
‘Van 't geen mij dubble pligt gebiedt moet ik mij, blijkbaar, pratend kwijten’, verzucht Staring in Jaromir Gewroken en dat schijnt ook voor dit gedicht te gelden. Enerzijds zijn er ‘Hymens wetten’ die van hem eisen ‘wat regels saam te scharen.’ Voor zo'n karweitje hoeft men geen bezield dichter te zijn - men moet slechts behoren tot ‘'t volkjen’ van rijmers of poëten die ‘'t kunstje’ kennen ‘om woorden in 't gelid te zetten’. Anderzijds echter heeft het bewogen vaderhart er behoefte aan zich uit te spreken en zouden we dus meer dan een gewoon gelegenheidsgedicht mogen verwachten - een gedicht dat zich niet voortsleept van het ene cliché naar het andere, maar waaraan door de speciale relatie van de dichter tot de toegezongene een extra dimensie wordt gegeven. Het ziet er echter naar uit dat Staring er in dit geval nogal moeite mee had die persoonlijke toon te laten meetrillen in zijn gedicht. De eerste drie strofen wekken nergens het vermoeden dat ‘het hart des Sprekers’ meer voor het bruidspaar voelde dan verwacht zou kunnen worden van iemand die een vriendelijk versje op bestelling schreef: ‘'t zoet dat andren (!) streelt wordt steeds als zijn genoten’. Pas in de vierde strofe blijkt dat er een vader aan het woord is, maar het wordt zelfs niet duidelijk of het de vader van de bruid of van de bruidegom is. Het enige dat we van de jonggehuwden te weten komen, is dat ze beiden aan muziek doen, een hobby waarin Staring zijn kinderen graag stimuleerde: ‘Een weinig kennis van de Muziek baant voor een jong Mensch overal den weg, en geeft vatbaarheid voor een genoegen, waarvoor wij ons gehele leven lang niet onverschillig worden.’Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 388]
| |
De muzikaliteit van het bruidspaar inspireert hem tot de ingenieus geconcipieerde vierde strofe van zijn gedicht, een vergelijking van het huwelijk met de ‘eedle Toonkunst’, waarin ‘de Heilwensch van een Vader’ vervat is, die tenslotte wordt samengevat in wat hij noemt ‘het beste deel den stervling toegeleid (...): Rust! Rust door eenstemmigheid’. Wat Staring onder ‘rust’ verstond, blijkt uit zijn brief van 12 december 1834 aan Ds. O.G. Heldring: ‘... rust dat is: vrede der ziel - stil genieten van het goede ons in onzen huiselijken kring aangeboden’.Ga naar voetnoot4
Het is verleidelijk Ter Bruiloft van een Dogter te vergelijken met het gelijknamige gedicht dat Staring schreef bij het huwelijk van zijn dochter Caroline met Dr. A. Brants op 11 juli 1828 en dat afgedrukt werd in de bundel Winterloof. Caroline is er met háár feestgedicht bepaald beter afgekomen dan haar jongere zusje. Niet alleen is het door z'n bijzonder eenvoudige bouw en het ontbreken van geforceerde metaforiek aanmerkelijk gemakkelijker toegankelijk, maar bovendien wordt dit gedicht doorstraald van een warme hartelijkheid die ook Dientjes ‘schotel Rijm’ had moeten kruiden om er een smakelijker gerecht van te maken. Dankbaar releveert vader Staring in '28 de bijzondere plaats die Caroline in het gezin had ingenomen: MIJN DOGTER! zeegnend vlecht ik u,
Door 't Bruiloftsmirteblad,
Die PALM - met dank aan God geplukt -
Van oudertranen nat.
Ik schenk ze uw kinderlijke deugd -
Uw zusterlijke trouw -
Gij Raadster, Helpster, Troosteres,
Beproefd in druk en rouw!
Gij! Pleegster, Leidster van dat Kroost,
Nà u, aan de eigen borst
Met moederlijke zorg gekweekt -
Op d'eigen arm getorscht.
Dientje moet het stellen met een stuk maakwerk dat een vaardig dichter had kunnen construeren voor ieder bruidspaar dat van muziek houdt, en waarin te weinig blijkt van de bewogenheid waarmee haar vader haar vreugde zegt mee te voelen. In 1833 verzuchtte Staring in een brief aan zijn uitgever, dat hij ‘bij de beslommeringen der waereldsche zaken en het toenemen van (zijn) jaren’ steeds minder door de muzen bezocht werdGa naar voetnoot5 - toen hij Ter Bruiloft van een Dogter | |
[pagina 389]
| |
dichtte, hebben deze wispelturige dames zich naar mijn mening inderdaad weinig aan hem gelegen laten liggen. Waarschijnlijk echter gelden ook in dit geval Starings woorden: Jaap ziet mijn werk, en bromt,
Als Cerberus! ‘Het wil hem niet behagen!’
'k Geloof den Man! 't is op geen leest geslagen,
Die uit zijn winkel komt.
al hoop ik niet dat men de titel van dit epigram: Bekrompen Oordeel, zal beschouwen als de kernachtigste kwalificatie van mijn opmerkingen.
Doetinchem, Van Karnebeeklaan 23 w.a. wijnands |