Toelichting bij de taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland II
In afwijking van wat in Toelichting I gebeurd is, wordt nu, naast een bewerkingstechnische verantwoording, ook een taalkundige interpretatie van de kaarten gegeven, die van de vervaardigers zelf afkomstig is, zodat de bezorger van het boek, J. Stroop, zich als redacteur aandient. De kaarten waarover het boek handelt, hebben als nieuwigheid dat er ook dialectgegevens op verwerkt zijn uit streken die buiten het Nederlandse taalgebied liggen. In de inleiding, die van de hand van de redacteur is, wordt o.m. de vraag aan de orde gesteld, wat er met behulp van de beschikbare gegevens op een dialectkaart moet worden aangegeven. De inleider herinnert eraan, dat Kloeke er een voorstander van was, op de kaart een zo objectief mogelijke weergave van alle verzamelde gegevens te bieden, terwijl Heeroma daarentegen een taalkundig interpreterende visualisering van het materiaal als ideaal van een dialectkaart beschouwde. Zelf staat hij, m.i. terecht, een dialectkaart voor die meer geeft dan alleen maar een vervanging van inventarisatielijsten door gelocaliseerde tekens. De kaart moet voor zichzelf spreken, en wel in die zin, dat de geografische aspecten, d.w.z. de verspreiding van de typen of vormen, onmiddellijk voor iedereen duidelijk af te lezen zijn, m.a.w. zo, dat het kaartbeeld expressief is, maar niet ook al taalkundig interpretatief. De taalkundige interpretatie en de toelichting heeft betrekking op tien kaarten, nl. 1 doornen (door E. Eylenbosch), 2 dooier (door E. Eylenbosch), 3 ponderboom (door J. Stroop), 4 paardebloem (door J. Stroop), 5 wagenmaker (door E. Eylenbosch), 6 wendakker (door E. Eylenbosch), 7 melkbocht (door J. Stroop), 8 meikever (door J. Stroop), 9 ruif (door J.B. Berns) en 10 ovenpaal (door G. de Schutter en J. Taeldeman). De bundel bevat verder drie bijlagen. De eerste geeft een literatuuroverzicht betreffende onderwerpen die op kaarten van de
taalatlas in de afleveringen 5, 6, 7 en 8 in beeld gebracht zijn. De tweede verstrekt een inhoudsopgave van aflevering 1 tot en met 9 en de derde een alfabetische lijst van de kaarten van aflevering 1 tot en met 9. Het typewerk en de uiterlijke verzorging door R. van der Schaaf verdienen met waardering te worden genoemd.
Het boek is in 1974 als no XLVI van de Bijdragen en mededelingen der Dia-