De Nieuwe Taalgids. Jaargang 68
(1975)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Leopold, Marcus Aurelius en LucretiusIn dit tijdschrift heeft A.L. Sötemann twee artikels gepubliceerd onder de titels: Leopold en Chrysippus, en: Leopold en Dionysius van Halicarnassus.Ga naar voetnoot1 In het eerste artikelGa naar voetnoot2 komt de auteur tot de conclusie dat Leopolds befaamde gedicht Van wijn één druppel slechts geïnterpreteerd kan worden als de door hem gegeven achter- en ondergrond gekend wordt. Toch komt het me voor dat door de dichter vertaalde teksten, in zijn verzameld werk opgenomen, nog eerder tot een dergelijke conclusie aanleiding zouden kunnen geven. De bibliografie van Leopolds geschriftenGa naar voetnoot3 leert ons onder meer het volgende:
In 1904 verschijnt Stoïsche wijsheid, waarin vertalingen gepubliceerd zijn van fragmenten uit Marcus Aurelius tot zichzelven.
In 1908 verschijnt een wetenschappelijke uitgave van het volledige boek van de romeinse keizer, en wel in Oxford: een uitgave met inleiding en filologische aantekeningen, natuurlijk zonder vertaling. Deze editie is het belangrijkste wetenschappelijk werk van Leopold en wordt nog steeds in de vakliteratuur genoemd. In bovengenoemde bibliografie staan niet de twee artikels opgenomen die in het tijdschrift Mnemosyne gepubliceerd zijn, respectievelijk in 1902 en 1907, eveneens handelend over Marcus Aurelius.Ga naar voetnoot4 Tussen 1902 en 1908 moet Leopold wel zeer intensief bezig geweest zijn met de filosofische keizer. Het is bekend dat het gedicht Van wijn één druppel in 1970 verschenen is, hetzelfde jaar dat het gedicht voltooid werd.Ga naar voetnoot5 Eveneens in 1910 verschijnt Leopolds Uit den tuin van Epicurus, waarin o.a. vertalingen uit het werk van Lucretius opgenomen zijn.
Stoïsche wijsheid begint, na een Horatius-citaatGa naar voetnoot6 met een uiterst korte biografie van, of biografische noot over Marcus Aurelius, die na in 161 het keizersschap verworven te hebben een zeer moeilijke en zwaar leven geleid heeft: oorlogen namen bijna al zijn tijd in beslag; zijn rijk leed onder de terreur van binnenvallende stammen. In 180 sterft de keizer. En dan lezen we verder bij Leopold: Hij liet na 12 boeken ‘tot zich zelven’, betrachtingen, vermaningen, ontboezemingen van een wijsgeerig geschoolden geest, en in de jaren 170-173, vol zorgen en beslommeringen, te midden van barbaarsche volkstammen, te velde doorgebracht, zich zelven tot troost en toevlucht neegeschreven. | |
[pagina 207]
| |
Het boekje eindigt met een zeer kort overzicht van de geweldige invloed van het stoïcijnse denken van de keizer en van Epictetus in West-Europa gedurende de zeventiende eeuw op ‘staatslieden, denkers en schrijvers’. Tenslotte wijst Leopold op de steeds voortdurende belangstelling voor het geschrift van Marcus Aurelius, die blijkt uit vele uitgaven en vertalingen, zowel in het Frans, Engels en Duits.Ga naar voetnoot7 In het geheel niet denkend aan Leopold en zijn grote gedicht las ik enige tijd geleden in een gedeeltelijke Franse en een volledige Engelse vertaling van Marcus Aurelius. Het wonder voltrok zich: ik stuitte op passages, waarvan ik zeker wist ze nooit eerder onder ogen gehad te hebben, en die me toch bekend voorkwamen. Eerst later dacht ik aan Leopold-regels. Maar ter zake. Uit de door Leopold neergeschreven biografische aantekeningen over de Romeinse keizer is op zichzelf met geen mogelijkheid iets te halen wat belangrijk geacht zou kunnen worden voor een nader beeld van de auteurdichter. Maar er is een coïncidentie die het citaat toch misschien belangrijk maken. In het befaamde opstel van Dr F. Schmidt-Degener: Herinnering aan LeopoldGa naar voetnoot8 lezen we: Enkele schooljaren verder, toen ik Leopold ook buiten de klas ontmoette, en reeds iets ernstigers zijn trekken fronste, vloot zijn gestalte samen met die van Marcus Aurelius, den verlegen wijsgerigen keizer, zijn bewegingen zwaar geworden van de gravitas imperatoria, en in zijn ogen de eenzaamheid op de keizerstroon. En enkele bladzijden verder: Gaf een toeval, nog jaren daarna, mij een buste van Aurelius te aanschouwen, steeds leefde daarin iets op van Leopold's uiterlijk. Hij had, te Parijs vertoevend, een antieke munt gekocht met 's Keizers beeldenaar, die hij veel met zich omdroeg. Hij verhaalde van een antikuaar in de buurt van de Bibliothèque Nationale en van al wat daar aan kostbaarheid uit laadjes te voorschijn kwam, en van zijn weifelende keus tussen Sappho's profiel en den bedeesden rijksbestuurder. Of hij zich zelf van die gelijkenis bewust was? Hij bloosde eens onverwachts, op zijn vreemd-beschamende wijze, toen ik opmerkte dat de jeugd-portretten van Marcus een fleuriger aard en frisser intellect openbaren dan de trekken van den rijpen imperator. Voorlopig zij geheel toegegeven dat de citaten van Leopold en Schmidt-Degeneer maximaal een kleine gelegenheid geven om heel in de verte te veronderstellen dat we tussen de biografische aantekening van Leopold en het beeld dat Schmidt-Degener in het geciteerde van de dichter geeft, een zwak verband kunnen leggen: de voorliefde van Leopold voor de keizer, de gelijkenis tussen twee deze, door Schmidt-Degener geponeerd, dit vermeerderd met de bibliografische feiten uit het begin van dit artikel, verwijzen naar een merkwaardige relatie tussen keizer | |
[pagina 208]
| |
en dichter. Het slot van Leopolds aantekeningen, dat beeld van de eenzame keizer in permanente oorlogsomstandigheden, zou mede een beeld kunnen geven van de gevoelens van de dichter aangaande zichzelf. Wellicht zouden deze overeenkomsten de voorliefde van Leopold voor Marcus Aurelius zeer ten dele kunnen verklaren.
Enkele voorbeelden van verwantschap tussen de keizerlijke en dichterlijke uitingen volgen hier.
Marcus Aurelius: Pénètre dans l'âme de chacun; mais permets aux autres de pénétrer aussi dans ton âme.Ga naar voetnoot9 Of de engelse vertaling: Enter into every man's ruling Reason, and give every one else an opportunity to enter into thine.Ga naar voetnoot10 Leopold:Ga naar voetnoot11 Lagen voor hem
niet alle andere schijnbaar besloten
afzonderlijke zielelevens elk
alsnog geopend? Dit eenzelvig denken
zwelt naar waar overal een zielsbestaan
zich openbaart, .....................
En: En eindelijk, in omgekeerden trant,
hoe ongetelde storingen doorstroomen
dit ééne brein?
Het is bijna onbegonnen werk uit het oeuvre van Marcus Aurelius parallelle plaatsen te citeren. We geven nog een enkel voorbeeld.
Boek IX, 1: Celui qui commet l'injustice est un impie. En effet, la nature de l'univers ayant organisé les êtres raisonnables les uns pour les autres, afin qu'ils se prêtent, suivant le mérite de chacun, un mutuel secours, et ne se nuisent jamais, celui qui transgresse la volonté de la nature commet évidemment une impiété envers la plus ancienne des déesses. Tenslotte V, 30: The intelligence of the Universe is social. It hath at any rate made the lower things for the sake of the higher, and it adapted the higher to one another. | |
[pagina 209]
| |
Geheel tenslotte XI, 18: Consider thy relation to mankind and that we came into the world for the sake of one another;... Nog iets anders in verband met onze twee citaten uit Van wijn één druppel. In het eerste citaat lezen we een vorm van het werkwoord zwellen. In Sötemanns artikel Leopold en Chrysippus10 wordt dit woord in verband gebracht met een uitlating van Chrysippus. Ook Marcus Aurelius spreekt er over in VI, 38.
We lezen daar: Meditate often on the intimate union and mutual interdependence of all things in the Universe. For in a manner all things are mutually intertwined, and thus all things have a liking for one another. For these things are consequent one on another by reason of their contracting and expanding motion [in het Grieks τὴν τονιχὴν χίνησιν], the sympathy that breathes through them, and the unity of all substance. Het zou weinig moeite kosten uit Marcus Aurelius' geschriften veel meer materiaal aan te dragen. Het zou weinig zin hebben dat alles hier te citeren. Ik meen dat alleen een uitvoerige commentaar de verwantschap van de keizer en Leopold geheel tot haar recht zou kunnen doen komen. En een dergelijke verwantschaps-commentaar zou weliswaar niet het hele gedicht kunnen verklaren, maar de klassieke achtergrond zou toch wel vele moeilijkheden kunnen helpen oplossen.
Ook Leopolds boekje Uit den tuin van Epicurus is een opvallende publicatie voor de lezer van Van wijn één druppel. We vinden11 ook een vertaling van enkele Lucretius de wijze, die hoog boven het aardse gewoel in veiligheid en afzondering het gebeuren op aarde overziet. En die wijze ziet neer op het ijdele bezig zijn van de mensen: Van waar op anderen men neer mag zien,
Die men ziet dolen en naar elken kant
Verdwalen, zoeken naar het levenspad,
Wedijveren in geest, in adeldom,
Den dag, den nacht doorzwoegen om te rijzen
Tot oppermacht en wereldheerschappij.
O onverstand der menschen, o verblinding!
In welk een duister, welk een hachlijkheid
Vergaat dit luttel leven!
Het is wel duidelijk dat deze ‘dolende’ door de dichter niet hoog gewaardeerd wordt: hij is op weg naar heerschappij en macht, en dat is niet de weg van de ware wijze. Des te opvallender is het dat in het slotcouplet van Leopolds gedicht, dat hier onze aandacht heeft, deze regels te lezen zijn: Wel werd het groote heir
veelal geweerd en onderdrukt de horden,
| |
[pagina 210]
| |
maar brak het volzijn van de tijden aan,
dan kon een dolende, een vreemde komen
tot wondere heerschappij en tot den troon
over de volkeren; geheim verbaasd
bespeurden wij zijn jonge vorstendaden,
het werk van zijn gebod en zijn genade
en zijn triumf en oppermachtigheid.
Nogmaals: de beginregels doen ons de biografische aantekening van Leopold over Marcus Aurelius in de gedachten komen. Dan tekent Leopold met onmiskenbaar christelijke termen de volheid des tijds. De dolende van Lucretius is nu in zijn tegendeel veranderd: het is een dolende die tot ‘wondere heerschappij’ gaat komen, tot ‘oppermachtigheid’. En nu is natuurlijk het zeer opvallende dat ‘oppermacht en wereldheerschappij’ van Lucretius' dolende hier zo positief terugkomen, zo hoog gewaardeerd zijn in Leopolds eigen gedicht. In hetzelfde boekjeGa naar voetnoot12 vertaalt Leopold ook nog een aantal regels uit een uiterst onbekend klassiek geschrift, waar we weer dezelfde gegevens in tegenkomen. Er is sprake van ‘het eenzame verblijf der wijzen’ en we citeren, buiten het verband het volgende: Van waar op 's menschen doling wijd en zijd
Ter wereld overal ik neer kon zien
En al de laagheid van hun zorg versmaden,...
Wie de ‘wijze’ is die eens komt, is uit onze parallel-citaten niet op te maken. Dat is ook niet nodig. Ik eindig met weer een citaat, ditmaal uit een prachtig boek van Paul Wendland:Ga naar voetnoot13 Die individualistische Richtung der hellenistischen Philosophie äussert sich auch darin, dass die stoïsche, epikurische, skeptische Ethik in der Ausmalung des Ideales des Weisen gepfelt. Das Bild der freien, auf sich selbst gestellten, die breite Masse überragenden Persönlichkeit soll geschaut werden. Auf einsamer gottähnlicher Höhe steht, unberührt von allen äusseren Verhältnissen, von Liebe und Hass der Menschen... in unerschüttertlichem Gleichmut der stoische Weise da, als gehöre er zu einer ganz anderen Welt. Dit soort wijze heeft Leopold door zijn klassieke studie zeer goed gekend, en toch had hij uiteindelijk een eigen en andere voorstelling van ‘de wijze’.
j.d.p. warners |
|