Boekbeoordelingen
Dr. W. van den Berg: De ontwikkeling van de term ‘romantisch’ en zijn varianten in Nederland tot 1840. Assen, 1973. VIII+496 pp. Prijs: gebonden f 90,00.
De titel van deze Utrechtse dissertatie zou een taalkundig-semantische inhoud kunnen doen verwachten; in feite heeft de studie vooral een literair-historische aanpak.
Van de varianten romans, romansch, romanachtig, romaniek, romanesk en romantisch krijgt het laatstgenoemde woord omstreeks 1810 een gespecialiseerd gebruik als literaire vakterm. Het zijn de introductie van dit gebruik als vakterm uit het buitenland (het woord is bij uitstek internationaal) en de toepassing ervan tot het jaar 1840 die de auteur speciaal interesseren.
Dit wil niet zeggen dat het gebruik als niet-vakterm verwaarloosd wordt. De auteur spreekt over een ‘pre-literairhistorische fase’ - zoals hij zelf opmerkt een minder gelukkige omschrijving omdat ze de indruk wekt dat het gebruik als nietvakterm aan een periode gebonden zou zijn, terwijl het tot op de dag van heden nog springlevend is. Voordat hij de Nederlandse geschiedenis van het woord - die tot nu toe onvoldoende beschreven was - nagaat, schetst hij de ontwikkelingen in Engeland, Frankrijk en Duitsland, eerst als gewoon woord, daarna als vakterm, in twee nuttige hoofdstukken.
Om het Nederlandse pre-literairhistorische gebruik na te gaan raadpleegde de schrijver eerst 163 Nederlandse woordenboeken, uit de periode 1536 tot 1847, met teleurstellend resultaat. Pas in de eerste druk van Willem Sewels ‘A new dictionary English and Dutch’ (1691), waarvan hier weer het belang blijkt, verschijnen de woorden roman en romanschrijver, en pas in de herdruk van 1708: romanachtig. Romansch en romanesk komen voor het eerst voor bij M. Kraamer in 1786; romantisch pas in 1810 bij G.N. Landré en P. Agron.
Hoe onbetrouwbaar de woordenboeken zijn als aanwijzers van het verschijnen van nieuwe woorden bewijst de auteur op meesterlijke wijze in zijn hoofdstuk IV: ‘De term romantisch of een van de nevenvormen in de pre-literairhistorische fase in Nederland tot 1800’ waarin hij de vroegste vindplaats van het WNT (‘romansch’ bij Jacob Cats, 1659) weet te doen volgen door elf andere uit de 17e en een veelvoud daarvan uit de 18e eeuw, vindplaatsen, met noeste vlijt bijeengegaard, aanvankelijk uit Nederlandse vertalingen van buitenlandse werken waarin plaatsen bekend waren, verder uit oorspronkelijk werk als dat van Wolf en Deken en van Elisabeth Maria Post. Punt van uitgang voor de diverse toepassingen van het woord is de betekenis ‘als in de roman’, die zich ontwikkelt tot verdicht, onwaarschijnlijk, overdreven, buitensporig, onnatuurlijk, overspannen, betoverend enz., wat een schrijver ook maar voor typische eigenschap aan ‘de’ roman meende te moeten toekennen. Denken de gebruikers aanvankelijk nog aan de volksboeken en 17e-eeuwse avonturen- of schelmenromans, wanneer de 18e-eeuwse Engelse romans en die van Walter Scott aan het woord ‘roman’ meer ‘standing’ geven, kunnen ook de termen romantisch en romanesk een positieve waarde krijgen.
Met grote zorgvuldigheid beschrijft de auteur in de volgende hoofdstukken hoe in het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw zich een anti-klassicisme ontwikkelt dat voor niet-klassieke literatuur, waar en wanneer ook gemaakt, de term romantisch gaat gebruiken. Met A.W. Schlegels begrippenpaar