Huygensiana IV
In een recente discussie met Prof. R. Lievens, waarin ook Mevr. Dr. S.F. Witstein gemoeid was (Handelingen XXVI der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij van Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, p. 325 R. Lievens, Op de dood van Sterre; Handelingen XXVII p. 152 Repliek van mij, p. 157 Huygens en Petrarca door S.F. Witstein, p. 161 Naschrift door R. Lievens), over de interpretatie van vs 10 van Huygens' Op de dood van Sterre:
Nu doorgangh van een' steen, van een gesteên ten leven, werd het verschil van mening mede bepaald door een verschillende opvatting van de syntactisch homonieme woordgroep doorgangh van een' steen. Mijns inziens is deze groep opgebouwd uit het subst. doorgang en een ‘nabepaling van identiteit’ van een steen. Lievens ziet hier van een steen ten leven als een ‘gewone’, echte nabepaling bij doorgang: doorgang uit een kerker ten leven.
Deze discussie is gesloten. Mijn bedoeling is thans slechts enige andere voorbeelden uit Huygens te geven van deze constructie. Ik ontleen ze aan zijn Gebruyck of ongebruyck van 't orgel in de Kercken der Vereenighde Nederlanden, Leiden, 1641, waarvan binnenkort een nieuwe, door mij verzorgde uitgave verschijnt. Ze mogen dienen ter adstructie van wat ik in mijn Repliek, p. 154 schreef: ‘Immers van treedt ook op in een identiteits-nabepaling. Voorbeelden daarvan zijn passim te vinden bij Huygens en Hooft en de constructie is ook nu nog levend.’
1 | het zeldzame Register vande Menschenstemme (p. 46). Dit kan aldus vertaald worden: het zeldzame register, de Vox Humana, dus met een bijstelling na het eerste lid. Het zeldzame register is de Menschenstemme, de Vox Humana. Deze identiteitsconstructie (met omkeerbaarheid), heeft echter de vorm aangenomen van een eerste lid plus een voorzetselgroep met van als een schijnbare nabepaling, maar in wezen een predicering die het tweede lid identiek stelt met het eerste. Ik noem deze van-groep een identiteitsnabepaling. Men zou met een even innerlijktegenstrijdige term ook kunnen spreken van een ‘appositionele nabepaling’. (Men vergelijke de naam ‘uitbreidende bijv. bijzin’ voor een woordgroep die de gedaante heeft van een bijv. bijzin, maar er wezenlijk van verschilt, als een vorm van predicering). |
| |
2 | 'tinnerlicke van de vervuijlde ende vervalschte Leere (p. 52). Dit betekent: het inwendige, de bedorven en vervalste leer (het inwendige, wezenlijke van de kerk is de leer). |
| |
3 | het innerlicke van der Kercken belijdenisse (p. 52). Ik vertaal: het inwendige, de belijdenis der kerk (het inwendige is de belijdenis). |
| |
4 | onse partije vande Roomsche Kerck (p. 129) d.i.: onze wederpartij (vijand), de Roomse kerk (onze vijand is de Roomse kerk). |
Men verwarre dit type woordgroep niet met constructies als de volgende: den derden vande Engelsche Kercken (p. 47) d.w.z. de derde weg, die van de engelse kerken. (In het voorgaande heeft Huygens twee wegen genoemd die men ten aanzien van het orgelgebruik bewandeld heeft; dan spreekt hij over den derden van de Engelsche Kercken). Er is hier een samentrekking van de weg. Men kan