| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De gids 136 (1973), nr. 8
‘In de naoorlogse jaren zijn de dieven zwaar bestolen,’ zegt J.R. Evenhuis in zijn artikel over De ‘vulgarisatie’ van de boeventalen. Doordat de burgermaatschappij steeds meer afneemt van het vocabularium van de onderwereld, zijn de grenzen tussen beide sferen aan het vervagen, aldus Evenhuis. - Veel aandacht verder in dit nummer voor letterkunde: J. Bernlef bespreekt onder de titel Van masturbantenland naar Arcadia het werk van Kees Ouwens. - Sybren Polet ziet wel wat in Onzuivere literatuur, totaalproza: een mengvorm of tussenvorm van poëzie en proza. - Rudolf Geel merkt Bij het tweede literaire lustrum op, dat in dit boek een lijn ontbreekt bij gebrek aan een duidelijke visie op het doel dat de samenstellers nastreven. - Ruud A.J. Kraayeveld bespreekt Polet als literatuurtheoreticus n.a.v. diens boek Literatuur als werkelijkheid. Maar welke? - Rond de revaluatie van het realisme is een artikel waarin Bert Brouwers het begrip realisme vanuit marxistische hoek benadert als ‘een streving om in de literatuur de werkelijkheid zo globaal en authentiek mogelijk, dat wil zeggen in z'n (evoluerende) essentie en in z'n (complexe) totaliteit vorm te geven.’
nr. 9/10
Deze dubbele aflevering is vrijwel geheel gewijd aan Ziekte. - Achteraan is een korte, lovende recensie opgenomen van J. Bernlef over de poëziebundel Gekkenwerk van Arie Gelderblom (Schrijver aan het stille front).
| |
De Revisor 1 (1974), nr. 1
Soma heeft zijn opvolger. De naam is De Revisor en de redaktie wordt gevormd door Paul Beers, Tom van Deel, Jan Donkers, Dirk Ayelt Kooiman en Peter Verstegen. De typografische verzorging is in handen van Jacques Janssen. In de Verantwoording legt de redaktie uit dat de lezers geen hooggestemde beginselverklaringen moeten verwachten: het zijn de bijdragen van de redakteuren en medewerkers die de identiteit moeten gaan bepalen. Net als bij Soma zullen regelmatig themanummers verschijnen, maar, anders dan bij de voorganger het geval was, er zal meer ruimte zijn voor essayistiek, boekbespreking en vertaalde literatuur. Ook is er een polemisch-satirische rubriek, en ‘verder moet De Revisor maar voor zichzelf spreken’. - Tom van Deel levert onder de titel Achterberg als revisor een lovend commentaar op de dissertatie Varianten bij Achterberg, waarop R.L.K. Fokkema op 5 oktober 1973 aan de V.U. in Amsterdam promoveerde. - In een overzichtsartikel, Klein lustrum, een collage uit literaire essays, plaatst Paul Beers een aantal essayisten naast en tegenover elkaar die de laatste jaren nogal de aandacht hebben getrokken. Het gaat hier om Huug Kaleis (Schrijver binnenstebuiten, 1969), Paul de Wispelaere (Paul - tegenpaul, 1970), Julien Weverbergh (Puin, 1970), Kees Fens (Tussentijds, 1972) en Oversteegen met zijn bijdragen in Literair lustrum 2 (1973). Beers concludeerde dat alle verschillen tussen deze essayisten verbleken voor de niet zozeer door theoretische ballast gehinderde lezer. Hij pleit dan ook voor een tussenweg waarbij - volgens de formulering van Fens - de analyse nog slechts een dienende funktie heeft binnen het grotere geheel van een meer persoonlijke beschouwing. - Moedwil of
| |
| |
misverstand? vraagt Battus zich af in zijn bespreking van Het evangelie van O. Dapper Dapper van W.F. Hermans. Hij geeft een verrassend simpele analyse, verwerpt deze vervolgens, maar komt er na enkele omzwervingen toch weer bij uit. - In de rubriek Gemengde gevoelens bericht Ton Anbeek over een per séance overgeseinde posthume roman van Vestdijk, zegt T. Graftdijk dat er tenminste weer eens wat te lachen valt bij de poëzie van Van het Reve en is T(om) v(an) D(eel) somber over allerlei dichtbundels die hij heeft moeten doorworstelen.
| |
Dietsche warande & Belfort 118 (1973), nr. 7
Marcel Janssens maakt Hedwig Speliers (tot) polemikpunt en laat derhalve weinig over van diens bundel Die verrekte gelijkhebber. - Hoera: een dichter juicht Hugo Brems in zijn bespreking van Het eeuwige leven. Een bundel doodspoëzie van Saul van Messel. - Jos van Damme heeft nogal wat bedenkingen tegen de vertaling van Willem Elsschot in het Russisch. - N.a.v. onvoorzichtige uitspraken van Gerrit Komrij, de samensteller van Een moederhart, een gouden hart, een bloemlezing van gedichten over en voor moeders, stelt Joos Florquin, blijkbaar niet ten overvloede, vast: Er zijn nog Belgen. - Eug. de Bock haalt herinneringen op aan De Consciencetentoonstelling van 1912 en gaat dan in op haar invloed.
nr. 8
Willy Spillebeen recenseert vol lof de poëziebundel van Herwig Hensen - Papieren vogel op de hand. - Wam de Moor stuurt Post uit Holland en schrijft daarin - na enkele opmerkingen over o.m. Hermans, Wolkers en Reve - vooral over Vanwege een tere huid van Koolhaas. ‘Het is een boek dat je weken bezig houdt’, aldus De Moor. - Onder de titel Made of words, in woorden geklonken bespreekt Marcel Janssens het gelijknamige boek van Willy Roggeman. - Vele boekbesprekingen besluiten dit nummer, o.m. een recensie van de nieuwe uitgaven van Bredero's Over-gesette Lucelle en Griane en van Een geile gifkikker van Kees Simhoffer.
| |
Maatstaf 21 (1973), nr. 2/3
Felix Douma, die zijn artikel over G.K. van het Reve's English prose style al eerder in Spektator geplaatst zag (jg. 3, nr. 1), bericht hier nogmaals dat het Engels proza van Van het Reve leest als een ‘bad translation’ en illustreert dit met een groot aantal voorbeelden. Op deze manier maakt de redaktie van Maatstaf het zich wel gemakkelijk om nog op tijd de 21e jaargang vol te krijgen. - Arie van den Berg raakt Gevoelige snaren als hij de vloer aanveegt met critici van Habakuk de Balker II. In zijn artikel levert hij zelf een beschouwing over de pastorale aspekten van Habakuks poëzie.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 26 (1973), nr. 7
Serge Govaert besluit zijn artikel over Jan Wolkers, Ingmar Bergman en de Barok en komt tot de conclusie dat beiden barokke kunstenaars zijn, als men tenminste
| |
| |
het barokke gevoel beschouwt als een rode draad door de wereldgeschiedenis. Henri-Floris Jespers peinst Over Karel Jonckeeres poëtische inventaris in de rubriek Reflex.
nr. 8
E. Benoot, die in De standaard der letteren een recensie had geschreven over Le plaisir du texte van Roland Barthes, wordt in Lof der onleesbaarheid duchtig op de vingers getikt door Joris Note en Frans de Haes. - In de Epiloog verwerpt Georges Adé alle mogelijke illusies die men zou kunnen hebben over het nut van literatuurstudie.
| |
Ons erfdeel 16 (1973), nr. 4
Gerard Termorshuizen is Terug naar Lebak gegaan en geeft een beschrijving van de huidige situatie van streek en bevolking. Veel is nog hetzelfde als in de tijd van Douwes Dekker. - Marcel Janssens plaatst zóveel Wegwijzers in de Nederlandse kritiek, dat er nog geen wegen duidelijk bebakend worden. Meer dan een lange opsomming is het niet geworden. - Aflevering 31 van de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling. - Ruud A.J. Kraayeveld plaatst Enkele kanttekeningen bij het tweede overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur, Literair lustrum 2. - Hugo Bousset bespreekt De taal der liefde en Lieve jongens. - Bert Leyns geeft een positief oordeel over de verzamelbundel De vierschaar (gedichten 1962-1972) van Eddy van Vliet. - De dichter Walter Haesaert heeft met Over warme en koelere gronden volgens Willy Spillebeen opnieuw een belangrijke bundel met een aantal ingrijpende gedichten gepubliceerd. - T.T. Cloete wijdt een beschouwing aan Lewe en werk van Prof. G. Dekker (11.11.1897 - 10.4.1973). - Henk Buurman acht G.W. Huygens' Biografie van Tollens: een daad van rechtvaardigheid.
nr. 5
R.P. Meijer stelt de vraag Nederlands en Vlaams: twee literaturen of één? Een vraag die in het buitenland voor de hand ligt, omdat men daar vaak denkt, dat Vlaams iets totaal anders is dan Nederlands. Onder de historiografen van de Nederlandse literatuur treft men voorstanders van zowel segregatie als van integratie. Nu de overtuiging veld wint, dat ook in een literatuurgeschiedenis het literaire werk centraal moet staan, wordt een splitsing van de literatuur in 't Nederlands onhoudbaar. - Elly Cockx-Indestege staat stil Bij de vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden. Een groot aantal illustraties lichten haar betoog toe. - Aflevering 32 van de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling. - Ruud Kraayeveld beoordeelt Literatuur in discussie. een essay van Jacques van Alphen, dat in Raam werd gepubliceerd. - Onder de titel Domineren in de West bespreekt Aldert Walrecht de roman Dubbelspel van Frank Martinus Arion. - Gedomineerd worden in de West betreft dan Bea Vianens Het paradijs van Oranje, dat het niet haalt bij het werk van Arion. - André Demedts' De Belgische republiek wordt besproken door Marcel Janssens. - Op diens naam staat ook een beoordeling van een bundel literaire kronieken van Hugo Bousset: Schreien, schrijven, schreeuwen. Drie trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1969-1972. - Volgens Jan van der Vegt ga je Op reis naar de
| |
| |
wanhoop in de poëzie van Kees Ouwens. - Met zijn twee romans De helm van aarde en Duitse honden bijten staat, zoals Hugo Bousset schrijft, Hazeu tussen engagement en nieuwe romantiek. - Door dezelfde kritikus worden van Hugo Claus eveneens twee romans besproken: Schaamte en Het jaar van de kreeft.
| |
Ons geestelijk erf 47 (1973), nr. 3
F. Hendrickx vervolgt zijn artikel over De handschriften van de Kartuis Genadendal bij Brugge (1318-1580). Ditmaal gaat het over de verdwenen codices van Genadendal. - G.J. Peeters onderzoekt de Traditionele stijl van de minnelyriek. Uitgaande van een gedicht van Robert de Rains komt de auteur uiteindelijk terecht bij Hadewych en concludeert hij, dat de dichteres ook in haar woordgebruik tot haar tijd behoort en slechts begrepen kan worden in die tijd.
| |
Septentrion 2 (1973), nr. 3
Louis J.E. Fessard wijdt een artikel aan Jan Jacob Slauerhoff, van wie tevens drie gedichten in Franse vertaling zijn opgenomen.
| |
Standpunte 26 (1973), nr. 6 (108)
Annari van der Merwe gaat in ‘...wil dig in Afrikaans stuiptrekkende taal...’ in op een verschijnsel in de poëzie van Breyten Breytenbach, het spel met de taal: het woord, het cliché, het idioom en de traditionele kinderliedjes en kindergezegden. - C.J. Nöthling geeft enige Errata vir die uitbeelding van angs in ‘Drie romans’. Het betreft hier verbeteringen in een artikel van E.C. Britz over de uitbeelding van de angst in drie romans van Jan Wolkers (Standpunte 25 (1972), nr. 3 (99)). Britz pakt vervolgens de handschoen op en slaat terug.
| |
Streven 27 (1973/1974), nr. 2
Dit boek is praktisch onbegrijpelijk voor lezers die niet behoren tot de geïnitieerde clique (...), aldus Paul Claes, die onder de vije vertaling Het gekietel van de tekst ingaat op het jongste boek van Roland Barthes, Le plaisir de texte.
| |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 16 (1973-1974), nr. 1-2
In Jans Greshoff, de francofiel geeft P. Brachin een overzicht van Greshoffs houding tegenover de Franse literatuur en van de uitwerking van deze houding op zijn gedachtenwereld.
| |
| |
| |
Tirade 17 (1973), nr. 192
In dit nummer is de tekst opgenomen van de rede, die R.P. Meijer, hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Londen, hield op het Vijfde Colloquium van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, op 31 augustus 1973 te Noordwijkerhout. Onder de titel Nog geen geschiedenis: enkele aspecten van de moderne Nederlandse literatuur probeert Meijer enige tendensen aan te geven binnen de heterogeniteit van de huidige proza- en poëzieproduktie. Een welkome aanvulling op het tweede Literaire lustrum. - J.H.W. Veenstra hoopt binnenkort zijn biografie Het leven van E. du Perron af te hebben en publiceert alvast een fragment onder de titel Het herenzoontje van Meester Cornelis.
| |
Forum der letteren 14 (1973), nr. 4
W.J.M. Levelt schetst de Recente ontwikkelingen in de taalpsychologie. Voor de ontwikkelingen rond de eeuwwisseling en daarna acht hij de mentalist Wilhelm Wundt representatief, voor de periode 1940-1966 George Miller. Na 1966 signaleert hij een toegenomen aandacht voor semantisch gericht onderzoek.
L. Pepplinkhuizen en J.F.P. de Smit trachten De symbolische implicaties van de ‘Redding van Fré Bolderhey’ te verduidelijken. Het blijkt, dat Vestdijk als basis het individuatieproces heeft genomen, zoals dat door Jung wordt beschreven. Uitgangspunt bij de interpretaie van het boek vormt de veronderstelling, dat, net zoals dat in dromen het geval kan zijn, psychische verschijnselen de vorm van konkrete personen of zaken kunnen aannemen. De individuatie van de hoofdpersoon, Eddie Wesseling, blijkt te mislukken. Hij slaagt er niet in zich los te maken uit een sterke passiviteit en de seksualiteit te aanvaarden, als symptoom van volwassenheid. Een identiteitskristis, die volgens de schrs. in de vorm van fraaie, maar zeer gekunstelde symboliek wordt gepresenteerd.
G. Nuchelmans vestigt in De intersionalistische betekenistheorie van J.J. Katz de aandacht op twee recente boeken van genoemde auteur. Het nummer bevat verder recensies van R. Loepfer/U. Oomen: Sprachliche Konstitutenten (door A.W.G. Eijgendaal) en van H.J. Verkuyl: On the compositional nature of aspects (door J.W. de Vries).
| |
Lingua 32 (1973-1974), nr. 3
Daniel Th. Brink bespreekt de zesde editie van B. van den Berg, Foniek van het Nederlands.
| |
Naamkunde 5 (1973), nr. 1-2
F. Claes behandelt de Plaats- en persoonsnamen bij Kiliaan. Killiaans lijsten van deze namen staan als appendix achteraan in zijn Etymologicum, maar hij behan- | |
| |
delt ze toch op dezelfde wijze als de rest van zijn woordenboek en dus als een onderdeel van de taal. - J. Devleeschouwer vervolgt zijn verklaring van Nervische hydroniemen. Hij doet dat Met een uitweiding over namen uit de Weserstreek. - Faethinchere was de naam van een nederzetting in Twente. B.J. Hekket konkludeert, dat deze naam voortleeft in het erve Vaneker, dat even ten noorden van Enschede in het voormalige Lonneker gelegen is. - Arthur Schrijnemakers geeft een analyse van de toponiemen Urmond en Roermond. De aanvankelijk gelijknamige plaatsen werden, wegens hun respektieve ligging aan de Maas en de Roer, later ter onderscheiding van elkaar Over-munte en Rure-munte genoemd. - B.J. Hekket plaatst enkele notities over de naam Bezoen. - Zever en Kever zijn twee nederlandse waternamen, waaraan R. Rentenaar uitvoerig aandacht schenkt. - H.T.J. Miedema schrijft over Sondel en fonna in oudfriese oorkonden uit Gaasterland en omgeving. - A.P. de Bont onderzoekt onder de hoofdtitel Noordbrabantse etymologieën de herkomst van Het toponiem ‘Barschot’. - Vervolgens een artikel van W. van Langendonck over Aksentuering bij eigennamen, inz. bij familienamen van de types Vandenbósch en Opdenbosch. J. Molemans wijdt een beschouwing aan Adjektivische -er-afleidingen bij toponiemen - W. Beele geeft een overzicht van Ieperse persoonsnamen uit stads- en baljuwsrekeningen (1250-1400). De nadruk ligt op Enkele identische vormen. - Nogmaals een artikel van B.J. Hekket, nu over Etnica en adjectiva bij toponiemen. - Uit de rubriek Boekbesprekingen kunnen vermeld worden: K. Heeroma en H.T.J. Miedema, Perspectief der
doopboeken door P.J. Meertens; de openbare les van P.L.M. Tummers, Limburg door H. Draye; M. Coornaert, De topografie, de geschiedenis en de toponimie van St.-Pieters-op-de-dijk tot 1899 door F. Debrabandere; A. Schouteet, Indices op de buitenpoorterboeken van Brugge 1548-1788. II. De borgen en de domicilies van de buitenpoorters door F. Debrabandere.
| |
Neophilologus 57 (1973), nr. 4
E. Kunne-Ibsch besluit haar artikel over Der Wille zum schönen Leben, Enthistorisierung als Verfahren in der Erzählung des Jugendstils, waarin Couperus (Psyche) en Van Deyssel (Frank Rozelaar) nogmaals aan bod komen.
58 (1974), nr. 1
F. de Tollenaere recenseert het onderzoek van Frans Claes naar De bronnen van drie woordenboeken uit de drukkerij van Plantin: het Dictionarium Tetraglotton (1562), de Thesaurus Theutonicae Linguae (1573) en Kiliaans eerste Dictionarium Teutonico-Latinum. - A. van der Lee signaleert twee werken van Cola Minis: de Bibliographie zum Karlmeinet - van belang ook voor het Karel ende Elegastonderzoek - en de Bibliographie zu den Altmittel- und Altniederfränkischen Psalmen und Glossen. - G.J. Oonk acht het verslag van het Heinric van Veldeken-symposion in Gent (23-24 oktober 1970) uiterst waardevol. - Tenslotte noemen we nog besprekingen van drie werken op het gebied van de Friese taal- en dialektstudie. E.G.A. Galama bespreekt achtereenvolgens Dialecten van de Friese west- en zuidkust van H.T.J. Miedema en Ds. J.S. Bakker en het Westerschellingers, geschreven door T.J. Steenmeijer-Wielenga. Vervolgens wordt
| |
| |
Een studie over het werk van Rasmus Rask, in het bijzonder over zijn Frisisk sproglaere van G.A. Piebenga gerecenseerd door A. Feitsma.
| |
Spektator 3 (1973-1974), nr. 2
Arn. Evers opent dit taalkunde-nummer met The syntatic motivation of predicate raising. Hij bespreekt hier in de afleiding van zinnen met een infinitiefkomplement: zij wilde sprinten, zij probeerde te sprinten. - Wim van Calcar analyseert het gebruik van Het voegwoord ‘of’. Hij toetst de hypothese, dat het Nederlands minstens drie voegwoorden of kent. Vervolgens wordt er materiaal bijeen geplaatst voor de hypothese, dat het voegwoord of dat de z.g. afhankelijke vraag inleidt: ‘Ik weet niet, of hij kan’ nevenschikkend is. - I.J. van der Made-van Bekkum en L.H. Groeneboom-Elbers bespreken Psycholinguïstiek, Aulapocket 481. In Een eerste Nederlandse inleiding in de psycholinguïstiek hebben zij op drie punten kritiek: 1. Er is te weinig aandacht gegeven aan dt specifiek psychologische problematiek met betrekking tot het ‘gebruiken’ van de theoretische taalkunde. 2. De taaltheorie van Chomsky wordt vaak onjuist weergegeven. 3. De eindredaktie maakt een slordige en gehaaste indruk.
| |
Tabu 4 (1973-1974), nr. 1-2
Twee grote artikelen in dit nummer. A.P. ten Cate geeft een karakteristiek van Strukturalistische taalwetenschap. - Wietske Wiersema geeft antwoord op de vraag Kongrueert de persoonsvorm met het predikaatsnomen?
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 40 (1973), nr. 2
Van de hand van Gaston van der Elst is de bespreking van Ernest Eylenbosch' De Wendakker. Een commentaar bij de woordkaart van het Nederlandse taalgebied.
| |
Annali Istituto Universitario Orientale, Sezione Germanica, XVI (1973), 2
In deze aflevering vindt men o.a. een studie van R. Del Pezzo over de Gothische woorden voor ‘doop’ en ‘reiniging’, een uiteenzetting van F. Ferrara over de vier zones (of codes) van de culturele communicatie, waarvan de letterkunde er één is, en een recensie van M.J.G. de Jong's Taal van lust en weelde. Willem Bilderdijk et la littérature italienne door J.H. Meter.
| |
Levende talen, nr. 302
J.J. Sturm en J.J. Vos publiceren de Beleidsnota DCN, de Didaktiekcommissie Nederlands. - De overige artikelen in dit nummer zijn gewijd aan jeugdliteratuur.
| |
| |
A.E.M. Dekkers-Akveld is Op zoek naar de identiteit van jeugdliteratuur. - Ino Bots-Prince wil Lezenderwijs algemene informatie bieden over het jeugdboek en de weg er naar toe. De bedoeling van het artikel is bredere belangstelling voor jeugdliteratuur te wekken en, in het bijzonder, de docent in de moedertaal er toe te brengen zich in jeugdliteratuur te verdiepen en in de lagere klassen van het voortgezet onderwijs jeugdliteratuur als vast onderdeel bij zijn literatuur- (en taal-) onderwijs te betrekken. Aan het slot een uitgebreide bibliografie. - Ook Betske Tans-Salverda en Marleen Wijma-van der Laan pleiten voor een vaste plaats van Het jeugdboek in het voortgezet onderwijs. Zij konkluderen dat, globaal genomen, het toepassen van de strukturele analyse op jeugdboeken mogelijk is. - Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de Bekroning van Nederlandse jeugdboeken.
nr. 303
J. Schoon neemt Afscheid als redakteur. - Volgens P.H. Breitenstein moet er een nauwe band bestaan tussen De moedertaal en het vreemde-talenonderwijs. - Ook P.E. Herbershoff breekt een lans voor Het gebruik van de moedertaal bij het onderwijs van de moderne talen. - G. Schuitemaker schrijft over Literatuuronderwijs en identiteitsvorming. - F.J. van Ingen herdenkt Prof. dr. H.P.H. Teesing 1907-1973.
| |
Onze taal 42 (1973), nr. 10
M.C. Godschalk stelt de vraag Hoe vervoeg je crashen? - Jo Daan acht ‘Ik heb zo'n trek in meeuw’ geen ongrammatikale zin. - G.J. Snaauw wil kiezen tussen Meerkeuze-toets of kiesvragen-toets? - Tot slot J. Govaerts over de spelling van de Belgische plaatsnaam Ieper.
nr. 11/12
J. Veering gaat uitvoerig in op een leerboek van welsprekendheid uit 1820, dat bestemd was Voor de heeren Kadetten. - Volgens C.A. Z[aalberg]. zal de echte Hagenaar in Het Wassenaarse slag beslist het onzijdig lidwoord gebruiken. - De goedmoedige modeuitdrukking Dat kun je niet maken! is een van de vele germanismen, waartegen M.G. Godschalk een waarschuwende vinger opheft. - C.A. Z[aalberg]. konstateert een groot aantal Tevelen in ons taalgebruik. - D. de Vries heeft een voordelige Reclame-aanbieding. De Nederlandse konsument krijgt bij aankoop van verschillende produkten een stukje taalverrijking kado. - Verder gaat het in dit nummer over Generatieverschijnselen?, Hoop, hopen en het woordenboek, Deelwoord en bijvoeglijk naamwoord, Pillen als werkwoord en Ontstinkerd (nogmaals invloed van de reklame!).
h.h. grünhagen
p.a.m. delen
|
|