De Nieuwe Taalgids. Jaargang 66
(1973)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |
(ze was klein van stuk), zich kronen op het hoofd drukte en met Venus wordt vergeleken. Een liefdesvers, zoals het in één adem genoemde Sterfelijke sterren. Zou deze flirt terzijde het tot 1883 hebben uitgehouden? En wat doen we met Martha Doorenbos op wie hij in diezelfde zomer ‘doodelijk verliefd’ was? Prick maakt de fout ‘Perk en de zijnen’ in te lijven bij Tachtig. Die horen daar niet. Daartoe behoort alleen de symbolische Perk, zoals Kloos hem een leven lang herbeleefde in zijn legende, waarin ook dit versje speelt, vanwege het ‘citaat’. II. Deze laatste conclusie vormt een belangrijke schakel in onze redenering (1881), waarvoor als argumenten o.m. golden: 1. de temporele sector (één fase voor de ‘drie’); 2. ‘in de tijd van 50 jaar geleden’ (= 1881; Perknummer 1931); 3. 18 regels. Met als bron van wantrouwen voorop: twee te constateren afwijkingen, en wel de titel ‘Aan Henriëtte’, en het van de tekst in de brief afwijkende begin ‘Uitverkorene...’ Dat Prick twijfelt aan de exactheid van Jets mededelingen zou alleen aan ons geval kunnen worden gedemonstreerd. De rest van haar epistolaire mededelingen klopt wonderlijk goed met de keiharde feiten. III. Wij raken de kern van ons artikel: vaststellen, dat Prick en Verburg in hun Okéanos-editie niet zijn nagegaan waar hun stukken vandaan kwamen.Ga naar voetnoot1 In ons geval: uit het bezit van Jet Perk. Hoe konden zij dat ook weten? In hun kartotheek komt dat nergens voor. Want nadat Mevrouw van Deventer-Perk juni 1926 de bewuste tweede zending had gebracht, gebeurden er in het Haagse Gemeentearchief de vreemdste dingen. Jet gaf, aldus de brief, ‘alles wat ik van Jacques bezat aan 't Archief... ook de verzen die jij voor me dichtte toen ik van de kostschool kwam en later: “Sterfelijke sterren” en “Uitverkorene der Uitverkoor'n Gemeente” - Ze stonden in mijn poëzie album met een gedicht in 't fransch van Mathilde en er naast dat gedicht vrij vertaald door Jacques’. IV. Het ging om 5 items. De ‘drie blaadjes met verschillende gedichten’ werden in de oude kartotheek geregistreerd. Maar op de plaats, waar de beide laatstgenoemde stukken in die kartotheek hadden moeten staan, werd (wanneer?) heel iets anders ingeschreven.Ga naar voetnoot2 En het ‘gedicht in 't fransch van Mathilde en er naast dat gedicht vrij vertaald door Jacques’? Laatstgenoemde beide stukken zijn eerst na 1951 ingeschreven door een medewerker van L.M. Van de herkomst was toen allang niets meer bekend. Tot de dag van vandaag zijn ze bovendien nog nooit als schenking geregistreerd: ‘Twee blaadjes | |
[pagina 479]
| |
uit het album van Henr.te Perk met een vers van Mathilde, en een vertaling daarvan door J.P.’ V. Wat moet dat betekenen? Waren deze twee (op Jacques betrekking hebbende) stukken tot de jaren '50 in een verkeerde doos terechtgekomen? Uitgesloten. Ze waren niet geregistreerd! Waarom niet? Voer voor psychologen. Maar waar kwamen die letterkundige wezen omstreeks 1951 nu weer vandaan? Uit de Kloos-boedel! In 1951 werd na de dood van Jeanne Kloos het tweede deel van Kloos' nalatenschap overgedragen aan het rijk. Alle Perkiana bleven op de K.B. Deze twee sprongen op de een of andere dag uit de Kloos-boedel (die naar L.M. kwam), waarin ze dus buiten Perk-verband moeten zijn bewaard. Degene, die dit tweede deel van de Kloos-collectie beschreef, heeft ze aangetroffen. In zijn (rechtopstaand) handschrift werd de rest van Jets schenking ruim 25 jaar na dato vastgelegd. Kloos had ze achterovergedrukt. Een vaker voorkomend gebeuren in de geschiedenis van des dichters jacht op Perk-archivalia, d.w.z. archivalia betrekking hebbende op de levende Perk anno 1880/1881. Een bescheiden pendant, deze manipulatie, van het ‘versieren’ van het derde Mathilde-manuscript, dat eveneens in Kloos' nalatenschap opdook. Bewezen is hiermede hoe eigenmachtig Kloos kon beschikken over stukken / 1. gerelateerd met de archivalisch gevaarlijkste periode van zijn leven; / 2. die behoren tot dezelfde schenking van Jet, waartoe ook ons versje behoorde; / 3. die hij wel lang onder zijn hoede mocht houden. VI. Blijven over: het papier en het schrift. Wij stellen: op zekere dag is er van de drie blaadjes nog één intact; één is zoek; de derde heeft een andere vorm gekregen. Deze laatste conclusie berust eveneens op de oude kartotheek. Tot en met onze drie blaadjes gaat het volgens deze bron in de beide schenkingen van Jet om 8 items. In de eerste 7 is er bij ieder separaat gedicht sprake van ‘Handschrift van een gedicht’. Dan volgt: ‘Drie blaadjes’. Wij recapituleren: Jet wilde het voor Chap niet weten, dat zij deze Kloos-stukken afstond. Maar ze moesten beschreven worden. Men verenigde zich op het neutrale woord blaadje = poësie-album-blaadje. De gangbare term. Een term die zonder meer voor het drietal kon gelden. Bovendien is er van de twee overgebleven versjes één in de oorspronkelijke vorm bewaard. En dit alles correspondeert met: ‘Ze stonden in mijn poësie-album’. Hieraan tornen miskent de bewijskracht van schriftelijk vastgelegde feiten. Waarom zou uitgerekend ons geval (parallel aan de twijfels over Jets exactheid) nu weer een uitzondering moeten vormen op de regel van alle andere vergelijkbare gevallen? VII. Het schrift wijkt opvallend af van Sterfelijke sterren, dat levend en met zwier aan het papier werd toevertrouwd. Dat dan ook geïnspireerd werd geschreven. Op 25-11-1881 is Kloos volstrekt ‘high’... mijn God, wat word ik jolig! Ik heb een gevoel, alsof ik op zijn graf dans. Met ons versje bereiken we overbekende discussies over de talloze, gevarieerde Kloos-copieën. Voor onze casus stelt Prick, in geen geval na 1926. Ik begrijp wel niet waarom maar zelfs dat hoeft van mij niet. Dat Jet eerst nov. 1931 over haar Kloos-gedichten schrijft, sluit niet uit, dat Kloos al van die schenking geweten kan hebben (Jets kaart aan Moll, 2-6-1926). Haar uitvoerige brief verschijnt toch al in een enigszins ander licht. De inhoud ervan kan | |
[pagina 480]
| |
Kloos hebben verontrust. Vandaar, na zijn explosie van hartelijkheid, het abrupte afkappen. Na alles wat wij nu weten van de relatie Moll-Kloos, lijkt het zeer waarschijnlijk, dat de verduistering van de beide Perk-archivalia in een vroeg stadium moet hebben plaatsgevonden.Ga naar voetnoot3 Dat ligt ook voor de hand. De stukken waren nog niet eens geregistreerd of ze waren al verdwenen. Kloos zal wellicht de 5 items hebben meegenomen. 2 Behield hij. Van de ‘blaadjes’ kwam één ongeschonden terug. Over de tweede ging onze polemiek. De derde is nog altijd niet op L.M. teruggevonden.Ga naar voetnoot4 Ik wijs tenslotte op De Nieuwe Gids 1928, I, 347, waar Kloos hoogstpersoonlijk ook Sterfelijke sterren postdateert in 1883, mét emendatie in de eerste regel (weglating van O vrouwe). Als twee druppels water beide albumversjes aan Jet Perk in de handen van deze dichter. Dat in de vroege correspondentie van Moll en Kloos wel over Lind wordt geschreven en niet over de door ons bedoelde stukken, ligt voor de hand. De archivaris - zo horen wij van Prick - bewaarde trouwens niet al zijn brieven. Ook mij was dat al opgevallen. Maar de heren spraken elkaar geregeld.
Heemstede, Herman Heijermanslaan 25 J. MEIJER |
|