| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis 50 (1972), nr. 3
Reeds tijdens zijn leven kon Andersen zich verheugen over een grote waardering. In het buitenland kwam dit tot uiting in vele vertalingen van zijn werk. Hans Reeser schrijft Een bibliografische studie over De vertalingen van H.C. Andersens ‘Billedbog uden billeder’ in de Nederlanden bij het leven van de auteur verschenen (1838-1875).
| |
Dietsche warande & Belfort 118 (1973), nr. 4
Joos Florquin vervolgt zijn Gesprek met Simon Carmiggelt. - In de leeszetel bladert Albert Westerlinck een groot aantal onlangs verschenen boeken door. - Raymond Brulez' laatste proefneming, vijf teksten van de op 17 augustus 1972 overleden Vlaamse auteur, gebundeld onder de titel Proefneming der eenzaamheid, is de titel van een ‘kroniek’ van Marcel Janssens. - Bij de Boekbesprekingen o.m. een recensie van Marcel Janssens over Proefvlucht in de romanruimte van Jean Weisgerber.
nr. 5
Filosofie en retorica is een overzichtsartikel van Samuel IJsseling. - Joos Florquin blijft (nu al voor de derde maal) in Gesprek met Simon Carmiggelt. - André Demedts bespreekt Novellen van Julien van Remoortere (de bundel Driemaal geschonden). - Onder de titel Verliefd op de liefde bespreekt M. Janssens Lieve jongens van Gerard Reve.
| |
Dokumentaal 2 (1973), nr. 2
H.J. Michaël werkt aan een chronologisch overzicht van de Nederlandse Literaire prijzen tot 1970. - Aan de Status scriptionis zijn studieuze, formele en informele aspekten te onderscheiden. - Deze kanttekeningen gaan vooraf aan het overzicht van het Skriptie-archief van het Nederlands instituut van de Universiteit van Amsterdam. - De afkorting A.NE.L.A. staat voor Association Néerlandaise de Linguistique Appliquée. - Onder verantwoordelijkheid van de NUFFIC is een rapport uitgebracht betreffende het Onderwijs Nederlands als vreemde taal in Nederland. - Een beoordeling van een Nijhoff-bibliografie door enkele Leidse neerlandici samengesteld sluit dit nummer af.
| |
Forum der Letteren 14 (1973), nr. 2
De studie van J.J.A. Mooij Metafoor en vergelijking in de literatuur bestaat uit vier paragrafen. Allereerst geeft M. een korte karakteristiek van metaforisch taalgebruik. Daarna worden enkele hoofdtypen van metafoortheorieën beschreven (monistisch en dualistisch). Paragraaf 3 bevat een bespreking van enkele aan literaire werken ontleende metaforen. Tenslotte worden enkele konklusies getrokken met betrekking tot de aard van het literaire werk. M. meent dat zowel het leerstuk van de niet-referentialiteit als dat van de autonomie enige herziening behoeven in het licht van een dualistische interpretatie van literaire metaforen.
| |
| |
| |
Maatstaf 21 (1972/1973), nr. 12
Dit A. Roland Holst-nummer gaat van start met Herinneringen van de poëet zelf. - Harry G.M. Prick schrijft over Twee bezielden: A. Roland Holst en Lodewijk van Deyssel. - H. van den Bergh ziet Roland Holst als super-symbolist: ‘het symbolisme was (...) in 1910 nog allesbehalve dood. Het kwam nadien in de unieke dichtersfiguur van Roland Holst pas goed tot leven’. - Een korte impressie van Jaap Harten, A. Roland Holst, tussen vuur en maan verschrikkelijk herkenbaar, wordt gevolgd door Kanttekeningen bij het werk van A. Roland Holst door A.F. Ruitenberg-de Wit. - Uren met A. Roland Holst is een reprise van een kerstverhaal van Jacob Groot in de Haagse Post (1971). - Mr. A.F. Kamp schrijft over Dorp en dichter, over de relatie tussen Roland Holst en zijn woonplaats. - Een gedeelte van de toepsraak die L.J. de Ruiter, voorzitter van de Stichting A. Roland Holst Fonds te Bergen, hield in 1968 volgt hierop. - Korte stukjes van Kees Verwey, C.J. Kelk, Bertus Aafjes en Gerben Hellinga besluiten deze hommage.
| |
Neophilologus 57 (1973), nr. 3
In het eerste deel van Der Wille zum schönen Leben. Enthistorisierung als Verfahren in der Erzählung des Jugendstils besteedt E. Kunne-Ibsch ook aandacht aan werk van Borel, Couperus en Van Deyssel. - Gerrit J. Oonk besluit zijn artikel over Rechte minne in Veldekes ‘Eneide’ met de constatering dat in dit verband gedacht moet worden aan ‘gegenseitige physische Minne zwischen ritter und maget’.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 26 (1973), nr. 3
‘Veel van Maria Dermoûts schrijfwijze en gedachten is waarschijnlijk een onbewuste toepassing van procédés en denkbeelden die het Indonesische en Indische verhaal tekenen.’ Aldus N. Bertouille-Jaquet over Animistische denkbeelden in ‘De Sirenen’ van Maria Dermoût. Aan het slot van deze aflevering vinden we een recensie van de hand van dezelfde auteur over R. Nieuwenhuys' Oost-Indische spiegel. - ‘De literatuurwetenschap kan zich niet beperken tot de studie van de interne structuur van de literaire tekst, aangezien die mede afhankelijk is van de externe functie’, stelt Jean-Marie Maes in Zin en onzin van de literatuurwetenschap.
nr. 4
Michel Bartosik gaat Door het drieluik van de tijd heen op zoek naar De thematiek van Hugues C. Pernath.
| |
Spiegel der letteren 15 (1973), nr. 1
P.J. Buijnsters houdt zich bezig met de wisselwerking tussen de spectator en zijn maatschappelijke kontekst in Sociologie van de spectator. - J. Note beschouwt de relatie tussen Formalisme en marxisme. - K. Porteman geeft een overzicht van De studie van de Zuidnederlandse letteren uit de 17e eeuw sedert 1958. - De fotografische
| |
| |
herdruk van De jeugd van Constantijn Huygens door hemzelf beschreven door Dr. A.H. Kan wordt onder de titel Huygens' jeugd herdrukt gerecenseerd door D. Kuijpers Fzn. - Bij de boekbeoordelingen o.m.L.M. van Dis over de dissertatie van Mej. S.A.P.J.H. Iansen (Verkenningen in Matthijs Casteleins Const van Rhetoriken), L. Gillet over De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel (bezorgd door Harry G.M. Prick) en R. Henrard over Literatuur en revolutie van Bert Brouwers. - Deze aflevering wordt afgesloten met een lijst van licentiaatsverhandelingen en doctorale dissertaties op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde, gedurende de laatste twee jaar in België geschreven.
nr. 2
E. Oey-de Vita bekijkt De edities van Gysbrecht van Aemstel gedrukt door Wilhelm Blaeu in 1637 en 1638. Het is niet duidelijk, aldus de schrijfster, of de bezoekers bij de première op 3 januari 1638 de eerste of de tweede editie van het stuk in handen hadden. - H. Bossaert geeft een beschouwing over De twee werelden in het werk van A. Roland Holst. - Van de hand van H. van Gorp volgt een overzicht van Structureel romanonderzoek gedurende de laatste jaren. In Het ‘Roomse’ gedicht in de bundel van Jacobus de Moor verzet S.J. Lenselink zich tegen de interpretatie van Lode Roose als zou hier inderdaad sprake zijn van een katholiek gedicht. Roose is, blijkens zijn nawoord, overtuigd. - Bij de boekbeoordeling wordt o.a. aandacht besteed aan Reinaert-perspectief (oratie aan de V.U. van J. Bosch), Dawn poetry in the Netherlands (van Peter King) en aan Het Judith-thema in de Nederlandse letterkunde (van Anne Marie Musschoot).
| |
Standpunte 26 (1973), nr. 4 (106)
Van H. du Rand het eerste deel van een artikel over Die ontluisteringstendens in die Afrikaanse literatuur: kuns of duivelskuns? - Ook treffen we het eerste deel aan van Naturalisme, eksistensialisme en ‘Een nagelaten bekentenis’ als ‘eksistensiële’ roman door E.C. Britz.
| |
Tirade 17 (1973), nr. 187
Een foto van A. Roland Holst siert de cover van deze aflevering, waarin overigens maar één artikel over de nestor van de Nederlandse poëzie; J.H.W. Veenstra vertelt hoe hij Bij Jany over de vloer kwam. - Wim Roosenschoon betoogt in Poëzie van de onvoltooid verleden tijd en het tegenstribbelend heden dat het karakter van de poëzie van Hanny Michaelis in de loop der jaren essentieel veranderd is. - Ton Anbeek houdt zich bezig met de vraag: Bestaan recensies uit oncontroleerbare, zinledige bewegingen? en concludeert dat de literaire kritiek bestaat uit door en door subjectieve oordelen, hetgeen, volgens Anbeek, echter onvermijdelijk is. - Ruud A.J. Kraayeveld geeft een Terugblik op Merlyn en hoopt dat uit de botsing tussen de methode-Gomperts en Merlyn een nieuwe, in het leven geïntegreerde literaire kritiek tot ontwikkeling zal komen. - J.H.W. Veenstra schrijft het eerste deel van De sollicitant van Lebak, een reactie op Nieuwenhuys' Oost-Indische spiegel.
| |
| |
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 89 (1973), nr. 2-3
De redaktie herdenkt K. Heeroma, die vele jaren redakteur van Ts. is geweest. - Dit dubbelnummer is verder geheel gevuld met de bijdragen, die Heeroma voor het tijdschrift bestemd had. Het zijn alle studies over Middelnederlandse teksten. Drie artikelen betreffen de Moriaen. In I en II argumenteert H. zijn stelling dat de Moriaen en de Elegast door dezelfde dichter gedicht zijn. In III gaat hij na op welke plaatsen de kompilator van de Lancelot-kompilatie heeft ingegrepen en op welke wijze de oorspronkelijke tekst misschien hersteld zou kunnen worden. - Vervolgens onderzoekt H. de literaire relatie tussen Reinaert en Moriaen. Hij wil de mogelijkheid aantonen dat Willem zich bij het schrijven van zijn Reinaert mede heeft laten inspireren door de Moriaen. - Daarna komen Karaktertekening en compositie in de Moriaen aan de orde. Met Jonckbloet oordeelt H. dat ‘Walewijn veeleer de uitstekendste, zoo al niet de hoofdfiguur van deze kompilatie mag heeten’. - H. tracht dan het hoe van de verwantschap tussen De Duitse en de Nederlandse Elegast te formuleren. - Van deze Elegast worden ook Karaktertekening en compositie omschreven. - Om zicht te krijgen op ‘Die gene die Lancelote maecte’ moet men nagaan hoe de Lansloot in kwalitatief opzicht te waarderen is. Dit werk was echter een vertaling op bestelling. ‘Helemaal zichzelf kon hij pas worden in gedichten die hij zelf in de hand had, waarin hij zelfgekozen personages psychologisch kon stofferen en laten samenspelen in een zelfgekozen handelingspatroon. In de Moriaen bijvoorbeeld, zijn persoonlijke vervolg op de Lansloot en technisch nog uit de ‘school’ van dat gedicht, en het allervolmaaktste in de kleine versnovelle Karel ende Elegast, zijn meesterwerk’.
| |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 18 (1973)
P.J. Buijnsters beschrijft De VRIENDENROL van Rhijnvis Feith, het album amicorum van de Zwolse dichter. - Ene B.W. is Een onbekende vriendin van Aagje Deken. H.A. Höweler ging op zoek en kwam tot de bevinding dat hier Boukjen Willems mee bedoeld wordt. - P.J. Buijnsters signaleert dat het Betje Wolff-museum in de Beemster bedreigd wordt en roept op tot actie. - Verder het eerste deel van de Bibliografie Nicolaas Hoefnagel (1735-1784) door A.J. Hanou.
nr. 19-20
In dit dubbelnummer zijn de teksten afgedrukt van de vijf voordrachten, die gehouden werden tijdens het vierde symposium van de Werkgroep 18e eeuw op 8 en 9 september 1972 in Amsterdam. Het centrale thema was toen ‘De uitstraling van de 18e-eeuwse natuurwetenschappen’. Een van de daar gehouden lezingen was van R.P.W. Visser en ging over Natuurwetenschap en poëzie bij enige Nederlandse literatoren uit de 18e eeuw.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 32 (1973), nr. 2
Blijkens zijn werk toonde Veldeke belangstelling voor flora en fauna. J. Notermans
| |
| |
bepaalt zich in Henric van Veldeke en de Adelaar (Aquila) tot deze vertegenwoordiger van de Falconidae. - L.D.G. bespreekt kort de Kroniek van Dr. F.A. Snellaert (1809-1872), samengesteld door A. Deprez.
| |
It beaken 34 (1972), nr. 4-5-6
Deze trilogie is gewijd aan de onderwijssituatie in Friesland.
jg. 35 (1973), nr. 1
Heleen Borsje-Hillebrand is nagegaan wat Eeltsje Halbertsma in een van de gedichten bedoeld kan hebben met ‘Ik bied u aan mijn linkerhand’.
| |
Levende talen nr. 298
Dit speciale nummer houdt zich bezig met dramatische werkvormen in het onderwijs, samenvattend genoemd Dramatica. LT wil ‘het bewijs leveren, dat al zijn de mogelijkheden in deze jaren formeel uitermate gering, het onderwijs zelf naar nieuwe wegen zoekt om de opgroeiende mens de gelegenheid te bieden zichzelf te verwezenlijken’. - De eerste twee artikelen zijn algemeen. Peter van Lint behandelt uitvoerig Dramatische werkvormen. Hans van Dam belicht Enkele onderwijskundige aspekten van drama. - Hierna komen praktische toepassingen aan de orde. Jan Boland beschrijft Dramatische werkvormen in de bijscholingskursus Nederlands voor MAVO- en L.B.O.-docenten. In een brugklas werd een toneelstukje gemaakt waarin voorkomen: De mannequin, de zeerover en de burgemeester. Sef Passage doet verslag van dit brugklasprojekt. Introduktiekursussen dramatische werkvormen is een verslag van Jef Schaap ‘van één van de pogingen in den lande om leraren in kontakt te brengen met ‘dramatische werkvormen’’. Dat Drama en scheikunde samen kunnen gaan wordt aangetoond door Menno Schutter. Drama kan ook didaktisch hulpmiddel zijn bij het moderne-talenonderwijs: Robert Druce schrijft over The place of drama in foreign language teaching. Kom je ze zo wel meer tegen? vraagt Herman Veraart en doet mededeling over zijn ervaringen met dramatische en andere spelvormen bij het moedertaalonderwijs op de M.T.S. - Het nummer besluit met een tweetal artikelen over drama en kunstzinnige vorming. Eug. van der Heijden houdt een pleidooi voor Schooltoneel: mag het nog? Maurice Koopman groepeert enkele ‘gedachten over kunstzinnige vorming’: Drama in de nieuwe school.
nr. 299
LT 286 (maart 1972) was gewijd aan de algemene problematiek van het schoolonderzoek in de moderne vreemde talen. In dit nummer tracht een aantal deskundigen de problemen rond slechts één onderdeel van het schoolonderzoek, de uitspraak, te inventariseren en, waar mogelijk, te konkretiseren. - Hieraan vooraf gaat In memoriam voor Dr. Cath. Ypes (1903-1973) en Dr. Leendert Meeuwis van Dis (1904-1973).
| |
| |
| |
Ons erfdeel 16 (1973), nr. 2
Luc. Huyse schrijft het tweede deel van De taalkwestie sociologisch bekeken. - De Nederlandse leraar wordt professional is de mening van G. Stellinga. - De cantilene Vera Janacopoulos van Jan Engelman is door Simon A. Vosters in het Spaans vertaald. - Hoe staat Ward Ruyslinck tegenover het lijden in de Derde Wereld? vraagt Eugène van Itterbeek zich af in zijn bespreking van de roman De heksenkring. - Een veelkleurige Raes is de auteur van Het smarán het vikka de ronko en al de andere kleuren van de geschiedenis. Een boek met verdiepingen, aldus Aldert Walrecht. - Willem M. Roggeman heeft zijn Gedichten '57-'70 verzameld. De bundel biedt Bert Leyns de mogelijkheid in één oogopslag de evolutie van de dichter te overzien. - Typografie als topografie is geen gloednieuw verschijnsel. Reeds Porfyrius schreef in de zesde eeuw een gedicht in de vorm van een galei met roeiriemen. De konkrete en visuele poëzie begint nu ook in het Nederlandse taalgebied van zich te doen spreken. Erik Slagter geeft een overzicht van de huidige stand van zaken. - Marcel Janssens bespreekt Driemaal tekst en kontekst: essays van Albert Westerlinck, Jan Elemans en Eugène van Itterbeek. De titels luiden respektievelijk Mens en grens. Over het mensbeeld in de moderne Europese literatuur; De muze op klompen. Een onderzoek naar de gestalte van de boer in onze letterkunde van ganzeveer tot balpen; Daad en beschouwing.
| |
Spektator 2 (1972-1973), nr. 7
Th. van den Hoek opent dit taalkundenummer met Ge-afleidingen en Chomsky's lexicalistische hypothese. - In The phenomenon of d-deletion in standard Dutch probeert N.S.H. Smith een verklaring te geven voor verschijnselen zoals die aan twee soorten alternaties kunnen worden geïllustreerd: goede-goeie, lade-la. In het algemeen is het eerste proces produktief en het tweede niet. Desondanks kunnen beide processen door de d-deletie-regel worden verantwoord. - Hugo Brandt Corstius schrijft over Formele invoering van klinkers. - P. van Hauwermeiren publiceert een supplement op de door Piet van Caldenborgh en Fritz Zondervan samengestelde bibliografie leesbaarheidsonderzoek (Amsterdam, 1971) onder de titel De inventarisatie van vijftig jaar leesbaarheidsonderzoek. - In een artikel, dat toegespitst is op semantische aspekten, tracht Peter Nieuwenhuijzen een analyse te geven van de manieren waarop in het Nederlands wordt uitgedrukt, dat tussen proposities de relatie bestaat van Oorzaak en gevolg. - Psycholinguistisch onderzoek interesseert zich in toenemende mate voor ‘sentence-processing strategies’. Hans den Besten, Hen van Riemsdijk en Catherine Snow vragen zich af of bij Ambiguous sentences: perceptual strategies? gehanteerd worden. - Arjen Florijn noteert een enkele gedachte over Primitieve semantische kategorieën.
nr. 8
Ton Anbeek noteert specifieke Problemen bij het interpreteren en analyseren van prozateksten. - In nr. 6 van deze jaargang publiceerde Sies de Haan het eerste gedeelte van Over de grondslagen van de literatuurwetenschap. In deel II vervolgt De Haan
| |
| |
zijn uitgebreide en fundamentele kritiek op F.C. Maatje, Literatuurwetenschap: Maatje's literatuurtheorie is bijzonder vaag en moeilijk te interpreteren, en bovendien weinig consistent. - In een tweede deel schetst A.J. Hanou een beeld van de entourage en gedragswijze van Een 18e-eeuwse broodschrijver: Nicolaas François Hoefnagel (1735-84). Tevens omschrijft H. de stof waardoor Hoefnagel zijn publiek trachtte te bereiken. Hierbij ontstaat het probleem van de als een natuurlijk verschijnsel te karakteriseren petite histoire, de chronique scandaleuse.
| |
Tijdschrift voor levende talen 39 (1973), nr. 2
Eric Buyssens laat zien welke syntaktische feiten men nodig heeft voor het bepalen van La classification des adjectifs. In zijn studie betrekt hij Frans, Nederlands, Engels en Duits.
nr. 3
Alain van der Biest schrijft een Essai de synthese mathématique de certains textes littéraires. Het is een Expérience pratiquée avec les élèves de première d'un établissement d'enseignement secondaire.
| |
Cahiers de civilisation médiévale 16 (1973,) nr. 1
A. Verhulst beoordeelt A.C.F. Koch, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299. I. Einde van de 7e eeuw tot 1222. Den Haag, 1970.
| |
Driemaandelijkse bladen 25 (1973), nr. 2
R. Smit heeft gegevens verzameld over De zeis in Dwingelo en wel wat betreft de namen van zijn onderdelen, en de woorden en uitdrukkingen die tijdens het gebruik van de zeis worden gebezigd. - A.P. de Bont schrijft een korte geschiedenis van het werkwoord Remmen. - De familienaam Schoorlemmer is minder oer-Nederlands van oorsprong dan R.A. Ebeling aanvankelijk meende. - Historische geografie en taalwetenschap kunnen elkaar aanvullen bij het oplossen van vraagstukken betreffende de genese van de historische landschappen. Aldus de geograaf G. Smit, die schrijft Over de historische geografie van Onnen. - Lang leve de Wildervankster! Wie denkt dat deze uitroep van W.H. van der Ploeg alleen de vrouwelijke inwoner van Wildervank geldt moet zijn Gronings nog eens ophalen. - De kerkeboeken als kroniek vormt de zesde aflevering van T. de Vries' studie Uit een oud doopboek.
| |
Onze taal 42 (1973), nr. 5
J. Veering besteedt aandacht aan taalzuivering in Frankrijk. Het gaat met name om lijsten met technische termen, waarvan het Franse equivalent de voorkeur verdient boven het geïmporteerde Engelse origineel. Ook in Nederland zijn dergelijke lijsten voorhanden. - De lezer wordt verder geïnformeerd over Triaal?, Schrijfwijze en taalzuivering en Schroot-schrot.
| |
| |
| |
Tabu 3 (1972-1973), nr. 1
N.F. Streekstra zet uiteen hoe de studie Nederlands aan de universiteit van Melbourne opgezet is. - Het Nederlands is volgens A. Sassen niet geheel vrij van Diskriminerend taalgebruik. - Lenard Wijnstekers schrijft over Fonologie en spelling en G.E. Booij over Eigennamen.
nr. 2-3
J.H.J. Luif en J.G. Kooij besteden aandacht aan Syntactische homonymie. - Theo van den Hoek doet verslag van een Werkcollege ‘modale hulpwerkwoorden’. - Volgens Sjaak de Mey komt men dikwijls nog niet verder dan tot Zogenaamde logika in de linguïstiek. - Truus Pinkster antwoordt Sassen met de vraag Diskrimineert de taal ook?
h.h. grünhagen
p.a.m. delen
|
|