| |
| |
| |
Het prefix ge- in Nederlandse (en Duitse) verleden deelwoordenGa naar voetnoot*
De beschrijving die Kiparsky (1966) geeft van het voorkomen van het prefix ge- in Duitse verleden deelwoorden, gaat niet zonder meer voor Nederlandse participia op. Toetsing van Kiparsky's beregeling dwingt de beoefenaar van het Nederlands bij zijn onderzoek taalmateriaal te betrekken dat tot nu toe vrijwel geheel aan de aandacht van grammatici is ontsnapt. In Nederlandse verleden deelwoorden ontbreekt het prefix ge- vóór (maar niet noodzakelijkerwijze: onmiddellijk vóór) ongeaccentueerde prefixen.
De ge-deletieregel en de prefix-accentueringsregel die we voor het hedendaagse Nederlands formuleren, lijken ook te gelden voor het middelhoogduits en het vroege nieuwhoogduits. Dit leidt tot een hypothese van diachronische aard.
1. Ten einde Duitse verleden deelwoorden af te leiden stelt Wurzel (1970, 66) de volgende morfologische flexieregel op:
(1) Ø → ge/V[-[+PP]
Een V (= verbum) voorzien van het feature [+ PP] (= participium perfecti), kortom: een verleden deelwoord, wordt geprefigeerd met ge-.Ga naar voetnoot1
In die gevallen waarin ge- ontbreekt in de fonetische representatie, in de klankvorm van Duitse verleden deelwoorden, schrapt Kiparsky (1966, 70-75) beide segmenten alsnog in de fonologische component. Hiertoe introduceert hij drie zg. precyclische regels ((2)-(4)), een niet nader gespecificeerde stamaccentregel (s.a.) die de plaats van het hoofdaccent in stammen bepaalt, alsmede de woordregels (5) en (6).
A = accent; U (unbetonbar) = onbeklemtoonbaar. Segmenten zijn ongeaccentueerd maar beklemtoonbaar.
(3) [+K] → [+U]
K (Konsonant) = consonant. Consonanten zijn echter niet beklemtoonbaar.
| |
| |
X en Y zijn variabelen, d.w.z. ze staan voor nul, een of meer willekeurige segmenten. In prefixen en suffixen is e ook onbeklemtoonbaar, althans niet van een primair, een hoofdaccent te voorzien (Kiparsky 1966, 92-93).
§ = externe woordgrens; # = interne woordgrens, d.w.z. de grensaanduiding van een woorddeel dat ook zelf als woord kan optreden, wat Bloomfield (1950, 209) ‘free forms’ binnen ‘secundary words’ noemt (vgl. Kiparsky 1966, 77). [ ]x/o = een reeks van nul, een of meer segmenten die alle aan de binnen de haakjes vermelde eigenschappen voldoen. De prefixen ge- en be- verdwijnen in het verbum vóór een onbeklemtoonde - althans niet primair geaccentueerde - syllabe.
Ga naar voetnoot2
1A = primair accent. De eerste syllabe van beklemtoonbare prefixen, die éénlettergrepig kunnen zijn als durch-, miß-, um-, of tweelettergrepig als über-, unter-, krijgt het hoofdaccent onmiddellijk vóór een ongeaccentueerde syllabe.
Regel (5) bewerkt dat het via regel (1) ingevoerde element ge- wordt geschrapt, gedeleerd in participia van (a) verba met ongeaccentueerde, onscheidbare prefixen als bef hlen, entmagnetis ert, mißg nnt, verk uft, unterr chtet, van (b) verba met het primair beklemtoonde suffix - ier zoals march ert, pokul ert, en van (c) alle andere verba met een ongeaccentueerde eerste syllabe zoals kalf tert, konterf it, krak elt, schlamp mpt, tromp tet. Door accentregel (6) te plaatsen nà deletieregel (5) bereikt Kiparsky dat - ondanks het hoofdaccent op het prefix (vóór een onbeklemtoonde syllabe) - het element ge- ook geschrapt wordt in participia als m ßverstanden, m ßinterpretiert, berbelastet, nterbelichtet. Ga naar voetnoot3 Bijv.:
|
|
mißg nnt |
|
m ßverstanden |
(1) |
§ ge # |
miß # gönnt |
§ ge # |
miß # verstanden |
(s.a.) |
§ ge # |
miß # g nnt |
§ ge # |
miß # verst nden |
(5) |
§ |
miß # g nnt |
§ |
miß # verst nden |
(6) |
----- |
|
§ |
m ß # verstanden |
| |
| |
Zg. scheidbare prefixen als an- in nkommen en aus- in usgehen beschouwt Kiparsky (1966, 95 n. 3) als afzonderlijke, adverbiale constituenten. Overeenkomstig regel (1) komt ge- in deze gevallen dan ook onmiddellijk vóór de stam van het werkwoord: ngekommen, usgegangen. In instudiert, inberufen, her uskristallisiert en usposaunt (Duden 1966, 130) ontbreekt ge- om precies dezelfde reden als in stud ert, ber fen, kristallis ert en pos unt.
2. In de traditionele grammatica's van het Nederlands (met name Terwey 1897, 132-33 en Den Hertog 1903, 182) vindt men over de prefigering van Nederlandse participia perfecti het volgende.
In de regel hebben deze deelwoorden het prefix ge-.
Ge- ontbreekt in de participia van werkwoorden die afgeleid zijn met de altijd ongeaccentueerde, onscheidbare prefixen be-, ge-, er-, ont- en ver-, bijv. beschr ven, gen zen, erk nd, ontvl cht, verst ord.
Ge- ontbreekt verder in de participia van werkwoorden die afgeleid zijn met de ongeaccentueerde, onscheidbare prefixen aan-, achter-, door-, mis-, om-, onder-, over-, vol-, voor-, weer-, bijv. aansch uwd, achterv lgd, doorl pen, misbr ikt, omh ind, onderm jnd, overl efd, volbr cht, voorz en, weerkl nken.
Zijn de laatstgenoemde elementen in infinitieven geaccentueerd onmiddellijk vóór een secundair accent en scheidbaar (bijv. ankomen, chterhouden, d orgeven), dan kunnen we ze - net als in het Duits - als afzonderlijke, adverbiale constituenten beschouwen. Overeenkomstig regel (1) komt ge- in die gevallen ook in het Nederlands onmiddellijk vóór de stam van het verbum, bijv. angekomen, chtergehouden, d orgegeven, m sgeslagen, mgezien, ndergedoken, vergemaakt, v lgelopen, v orgewend, w ergegeven.
Weinig of geen aandacht wordt in de bestaande grammatica's besteed aan de deelwoorden van de met her- afgeleide verba (vgl. echter Van Haeringen 1962 en Schultink 1964). A fortiori geldt dit voor de vraag of in het Nederlands verba te vinden zijn waarin prefixen van het type aan-, achter- enz. - geheel parallel aan Duitse gevallen als m ßverstanden, berbelastet en nterbelichtet - geaccentueerd en onscheidbaar zijn vóór een ongeaccentueerde syllabe. Voor zover ons bekend, hebben slechts de Zuidafrikaanse taalkundigen Pretorius (1965, 129) en De Villiers (1965, 188) aandacht aan deze kwestie gewijd.
Onderzoek in Nederlandse woordenboeken, met name in Van Dale (1961), van verba beginnend met geaccentueerd aan-, achter-, door-, mis-, om-, onder-, over-, vol-, voor- en weer- gevolgd door de onbeklemtoonbare prefixen be-, er-, ont- en ver-Ga naar voetnoot4 leverde dit resultaat op:
| |
| |
a) De meeste gevallen zijn van het scheidbare, het woordgroeptype, bijv. ververtellen, ( hij) vertelde over, ververteld; m sverstaan, ( hij) verstond mis, m sverstaan.
b) In een aantal gevallen geeft Van Dale (1961) geen uitsluitsel, zoals wanneer hij alleen ‘adjectieven’ als nderbelicht, nderbezet, nderontwikkeld, nderverzekerd, ververzadigd, ververzeept en v orbedacht noemt. Aan het bestaan van corresponderende verbale vormen kan trouwens in de meeste gevallen met reden getwijfeld worden. In Het Vaderland; Weekjournaal. 14/5/66. p. 1, troffen we ónder te bezetten aan. Evenmin geeft Van Dale (1961) uitsluitsel in die gevallen waar naast het participium ook de infinitief wordt vermeld als nderverdelen, nderverdeeld; nderverhuren, nderverhuurd; verontwikkelen, verontwikkeld; v orverkopen, v orverkocht. Hetzelfde geldt in Van Dale (1970) voor nderbetalen, nderbetaald en verbeweiden, verbeweid.
c) Parallel aan berbelastet vonden we in Van Dale (1961) slechts één, mogelijkerwijze onscheidbaar geval: ververhitten, ( hij) ververhitte, ververhit. Koenen-Endepols (1948) geeft ook ( hij) ververhitte, Kramers (1946) ( hij) verhitte over. Verder geven zowel Koenen-Endepols als Kramers nderverhuren, ( hij) nderverhuurde, nderverhuurd, waar Van Dale (1961) zich op de vlakte houdt. Koenen-Endepols geeft ook nderverdelen, ( hij) nderverdeelde, nderverdeeld; Kramers evenwel ( hij) verdeelde onder. Tenslotte geeft Koenen-Endepols nog verbelichten, ( hij) verbelichtte, verbelicht; Van Dale (1961) ( hij) belichtte over.
Als we - op grond van de daarnaast voorkomende, ongescheiden, finite vormen - de participia ververhit, nderverhuurd, nderverdeeld en verbelicht elk inderdaad als één onverdacht woord mogen beschouwen, dan ontbreekt in deze gevallen ook in het Nederlands het prefix ge- vóór een geaccentueerde syllabe. De accentuering van deze Nederlandse formaties kan dan gebeuren via een late regel die geheel gelijkluidend is met de voor het Duits gegeven regel (6).
Dit impliceert dat ook de regels (1), (2) en (3) voor het Nederlands opgaan. Regel (4) moet vervangen worden door een regel die betrekking heeft op prefixen die een [ə] bevatten ( be-, ge-, ver-, achter-, onder-, over-), er- en ont-. Gewichtiger is dat ook regel (5) niet ongewijzigd op het Nederlands van toepassing is. In de eerste plaats moet ze beperkt worden tot ge-. Anders dan in het Duits is be- namelijk in het Nederlands wel onmiddellijk vóór een ongeaccentueerde syllabe mogelijk: bijv. becritis ren, begel iden, begen digen. Verder hebben de Nederlandse equivalenten van Duitse verba op - eren, bijv. march ren, en zulke werkwoorden als krak len, slamp mpen, tromp tten, wel degelijk een geprefigeerd participium: gemarch erd, gekrak eld, geslamp mpt, getromp t.
Het ziet er naar uit dat het Nederlandse prefix ge- alleen dan onmiddellijk vóór een ongeaccentueerde syllabe gedeleerd wordt wanneer deze ongeaccentueerde syllabe deel uitmaakt van een prefix. In het Nederlands schijnt regel (5) dan ook vervangen te moeten worden door regel
| |
| |
Deze regel veronderstelt dat be- gelijk in beloven en ge- gelijk in genezen als prefixen zijn ingevoerd. Verder is duidelijk dat ze alleen op deelwoorden betrekking heeft. Nomina, in het bijzonder nominalisaties als gebegeleid en geversier, vallen buiten haar bereik. Haar werking lichten we aan een drietal voorbeelden toe
|
gekrak eld |
|
onderm nd |
|
onderverh urd |
(1) § |
ge # krakeeld |
§ ge # |
onder # mijnd |
§ ge # |
onder # verhuurd |
(s.a.) § |
ge # krak eld |
§ ge # |
onder # m nd |
§ ge # |
onder # verh urd |
(7) |
----- |
§ |
onder # m nd |
§ |
onder # verh urd |
(6) |
----- |
----- |
|
§ |
nder # verhuurd |
3. Resten nog de participia van met her- afgeleide verba. Het prefix her- kan beklemtoond worden en is dus [-U]. In overeenstemming met regel (6) krijgt her- in de infinitief het hoofdaccent onmiddellijk voor een ongeaccentueerd prefix (type I): h rbewapenen, h rverdelen. Ook vóór andere niet primair geaccentueerde syllaben krijgt her- in de infinitief het hoofdaccent (type II): h rclassificeren, h rgroeperen. Voorlopig noemen we in deze samenhang tevens gevallen als h rindelen en h ropvoeden (type III). Daarentegen blijft her- onmiddellijk vóór een primair geaccentueerde stamsyllabe onbeklemtoond in de infinitief (type IV): her demen, herh len, herl zen, herschr ven.
Naast infinitieven van het type I vinden we - overeenkomstig de opeenvolging van regels (7), (6) - participia zonder ge-: h rbewapend, h rverdeeld. Naast infinitieven van het type IV vinden we - overeenkomstig regel (7) - ook deelwoorden zonder ge-: herh ald, herschr ven.
Iets meer aandacht vragen de participia naast infinitieven van het type III: h ringedeeld, h ropgevoed, en vooral die naast infinitieven van het type II. Naast infinitieven die eindigen op - eren, zoals h rgroeperen, vinden we immers drie alternatieve participia: a) geh rgroepeerd, b) h rgroepeerd en c) h rgegroepeerd.
Participia van het type IIb) zijn - net als die van het type I - gevormd geheel overeenkomstig de opeenvolging van regels (7), (6). Ze zijn echter als verouderd te beschouwen (vgl. Van Haeringen 1962, 320). De bouw van participia van de typen III en IIc), waar ge- niet als eerste prefix optreedt, wijst er overeenkomstig Kiparsky's suggestie op dat we in deze gevallen niet te doen hebben met onscheidbare verba, maar met scheidbare (vgl. Pretorius 1965, 4 en 132, De Villiers 1965, 195-96). In dat geval is ook her in deelwoorden gelijk h ringedeeld en h rgegroepeerd te beschouwen als een afzonderlijke, adverbiale constituent.
Finite vormen van de typen I-III worden in het taalgebruik zo veel mogelijk vermeden (cf. Van Haeringen 1962, 317, 319, De Villiers 1965, 195-97). Door te ‘gescheiden’ infinitieven zijn bij verba van de typen I en II echter evenzeer mogelijk als ongescheiden: te herbewapenen, her te bewapenen; te herverdelen, her te verdelen; te
| |
| |
herclassificeren, her te classificeren; te hergroeperen, her te groeperen. Naast herindelen en heropvoeden zijn zelfs uitsluitend her in te delen en her op te voeden grammaticaal.
Een overzicht van de vier onderscheiden typen levert met dat al het volgende beeld op:
I | h rbewapenen-herbewapend-te herbewapenen-her te bewapenen h rverdelen-herverdeeld-te herverdelen-her te verdelen |
II | h rgroeperen-
a) | gehergroepeerd-te hergroeperen |
b) | hergroepeerd |
c) | hergegroepeerd-her te groeperen |
|
III | h rindelen-heringedeeld-her in te delen
h ropvoeden-heropgevoed-her op te voeden |
IV | herh len-herhaald-te herhalen
herschr ven-herschreven-te herschrijven |
Samengevat zijn de verba van type IV altijd onscheidbaar en die van type III altijd scheidbaar. De verba van type I en II kunnen zowel scheidbaar als onscheidbaar worden gebruikt. Voor de vorm van de participia van de verba van type I maakt dit al dan niet scheidbaar zijn niets uit. Scheidbaarheid geeft echter een natuurlijke verklaring voor de bouw van participia van de typen III en IIc).
Met betrekking tot die taalgebruikers die participia van het type IIa) (gehergroepeerd) hanteren, moet opgemerkt worden dat ze a.h.w. in strijd met regel (7) handelen. Nu bestaat de mogelijkheid de context binnen regel (7) zo her te formuleren dat deze regel niet langer op gevallen als gehergroepeerd van toepassing is. Daarmee verliest deze regel echter haar huidige, relatieve eenvoud.
Een andere beschrijving wordt verkregen door de verba in kwestie via een zg. readjustmentregel van een diakritisch uitzonderingsfeature [-regel (7)] te voorzien (vgl. Chomsky en Halle 1968, 373-80). Intuïtief ervaren Nederlandse taalgebruikers participia die met geher- beginnen, echter geenszins als uitzonderlijk. De vorming van Nederlandse participia perfecti is dan ook significanter te beschrijven, wanneer voor de afwezigheid van het prefix ge- de aanwezigheid van een niet primair beklemtoond prefix als doorslaggevend wordt beschouwd. Daarbij is het irrelevant of dit onbeklemtoonde prefix de eerste dan wel de tweede positie binnen de uiteindelijke woordvorm inneemt. Vgl. beschr ven, aansch uwd, ververhit, h rbewapend en herl zen. In alle andere gevallen wordt ge- gehandhaafd, dus o.a. ook in geh rgroepeerd.
Ter definitieve vervanging van regel (7) stellen we daarom voor het Nederlands de volgende ge-deletie regel voor
| |
| |
Ge- wordt gedeleerd vóór een ongeaccentueerd prefix dat zelf eventueel door een geaccentueerd prefix wordt voorafgegaan.
Regel (8) moet volgen op accentregel (6). Ga naar voetnoot5 Regel (6) heeft dan echter niet meer uitsluitend betrekking op beklemtoonbare prefixen die de eerste plaats binnen een woord bezetten, maar evenzeer op beklemtoonbare prefixen die door een ander prefix worden voorafgegaan. Daarom moet regel (6) als volgt hergeformuleerd worden
X op # en bevat geen andere #. Ga naar voetnoot6
Dit alles leidt tot derivaties als de volgende
|
|
onderm nd |
|
nderverhuurd |
|
herl zen |
|
h rbewapend |
(1) |
§ge# |
onder#mijnd |
§ge# |
onder#ver#huurd |
§ge# |
her#lezen |
§ge# |
her#be#wapend |
(s.a.) |
§ge# |
onder#m nd |
§ge# |
onder#ver#h urd |
§ge# |
her#l zen |
§ge# |
her#be#w pend |
(9) |
----- |
|
§ge# |
nder#ver#huurd |
----- |
|
§ge# |
h r#be#wapend |
(8) |
§ |
onder#m nd |
§ |
nder#ver#huurd |
§ |
her#l zen |
§ |
h r#be#wapend |
Sporadisch komen formaties voor als ge- ntaromatiseerd (Van Dale 1961), ge- ntindividualiseerd ( een abstracte, ge-ontindividualiseerde lyriek, P. de Wispelaere in: Het Vaderland; Weekjournaal. 1/3/68. p.3) en ge- ntmythologiseerd ( Jan Wolkers heeft de bijbelse eindverwachting van de opstanding der goden ge-ontmythologiseerd, I.J. van Houte in: Vrije Geluiden. 29/6-6/7/1968. p. 19; vgl. trouwens Van Haeringen 1965, 165). Dit wijst erop dat het prefix ont- voor sommige Nederlandse taalgebruikers, net als prefixen gelijk her-, aan- enz., beklemtoonbaar [-U] is. Formaties als nderontwikkeld en verontwikkeld staan in dat geval op één lijn met v orondersteld (vgl. noot 4).
4. De opeenvolging van regels (9), (8) geeft niet alleen een adequate beschrijving
| |
| |
van het optreden van het prefix ge- in hedendaagse, Nederlandse verleden deelwoorden. Ze lijkt ook het voorkomen van het prefix ge- in middelhoogduitse en vroeg nieuwhoogduitse participia te verantwoorden. Daar vinden we namelijk zowel geprefigeerde participia op - ier(e) t, bijv. gefurr eret, als ook geprefigeerde participia naast andere verba met een niet primair beklemtoonde, eerste stamsyllabe, bijv. geprophez it, gerum ret en gescharm tzelt (Wilmanns 1906, 17, vgl. Maier 1900, 311-14, en Paul 1917, 278 Ga naar voetnoot7).
Gesteld dat de regels (9) en (8) de middelhoogduitse participia perfecti inderdaad adequaat beschrijven, dan zou de overgang van de middelhoogduitse naar de nieuwhoogduitse situatie beschouwd kunnen worden als een regeltoevoeging die uiteindelijk leidt tot de vervanging van regel (8) door regel
In feite kort regel (10) een onmiddellijke opeenvolging af van twee regels, namelijk van regel (10a = 8) plus een daaraan gelijke regel waarin evenwel de beide stukken tussen < > ontbreken (10b). Ge- wordt niet slechts als voorheen gedeleerd vóór een onbeklemtoond prefix maar bovendien onmiddellijk vóór elke andere niet primair geaccentueerde syllabe. Van dat laatste geven we als voorbeeld
|
|
scharm tzelt |
(1) |
§ ge # |
scharmutzelt |
(s.a.) |
§ ge # |
scharm tzelt |
(9) |
----- |
|
(10a) |
----- |
|
(10b) |
§ |
scharm tzelt |
In termen van Halles (1962, 64-65) welbekende hypothese (vgl. ook King 1969, 64-104) is deze regeltoevoeging een typisch voorbeeld van een verandering in de grammatica van volwassenen. Kinderen in een volgende generatie beginnen met een in dit opzicht schone lei. Geconfronteerd met de primaire taalgegevens uit zijn directe omgeving, stelt het kind zijn eigen hypotheses op aangaande de optimale regels die aan dat materiaal ten grondslag liggen. Dit leidt tot het opstellen van een eenvoudiger grammatica. Aldus wordt de opeenvolging van regels (9), (10) vervangen door de herordende, eenvoudiger opeenvolging (5), (6).
5. Als we de balans opmaken, dan constateren we dat ons onderzoek heeft geleid tot een beschrijving van het optreden van het prefix ge- in Nederlandse participia perfecti. Voorts leidde het tot een vergelijking van het optreden van dit prefix in Nederlandse en oudere Duitse deelwoorden aan de ene kant, in hedendaagse Duitse
| |
| |
participia aan de andere. Ten slotte stelden we zelfs een hypothese op aangaande een historische ontwikkeling binnen het Duits.
Dat we tot dergelijke resultaten konden komen, is te danken aan het feit dat de onderhavige verschijnselen binnen het goeddeels geformaliseerde kader van één, universele taaltheorie werden beschreven. Op deze manier bevestigt ons werk eens te meer de permanente, onverbrekelijke interdependentie tussen algemene theorie, taalspecifieke descriptie en het gericht verzamelen van materiaal.
Wat is namelijk het geval? Van een transformationeel-generatief gezichtspunt uit beschreef Kiparsky bepaalde fenomenen in het Duits. De bruikbaarheid van deze descriptie voor het Nederlands toetsten we aan Nederlands materiaal. Daarbij werden we door Kiparsky's aanpak gedwongen taalmateriaal in onze beschouwingen te betrekken dat tot nu toe vrijwel geheel aan de opmerkzaamheid van grammatici was ontsnapt. In het bijzonder gold dit voor onscheidbaar afgeleide verba met een geaccentueerd prefix vóór een onbeklemtoonde syllabe. Al met al bleek de optimale beschrijving van Nederlandse verleden deelwoorden enigermate af te wijken van die welke door Kiparsky voor het Duits is voorgesteld. Op haar beurt gaf deze beschrijving van het Nederlands ons aanleiding ook oudere perioden van het Duits in ons onderzoek te betrekken. Dit mondde uit in een hypothese van diachronische aard. Op zich zelf versterkte deze hypothese die van Halle over historische taalverandering-in-het-algemeen weer.
Biltstraat 200, Utrecht
H. SCHULTINK
februari 1973
| |
| |
Bibliografie
berg, b. van den, 19726: Foniek van het Nederlands. Den Haag. |
bloomfield, l., 1950: Language. London. |
chomsky, n., en m. halle, 1968: The sound pattern of English. New York. |
dale, van, 19618: Groot woordenboek der Nederlandse taal. Ed. C. Kruyskamp. 's-Gravenhage. |
dale, van, 1970: Groot woordenboek der Nederlandse taal; supplement op de achtste vermeerderde druk. Ed.C. Kruyskamp. 's-Gravenhage. |
duden, 19662: Grammatik der deutschen Gegenwartssprache. Ed.P. Grebe. Mannheim etc.. Der große Duden 4. |
haeringen, c.b. van, 1962: ‘Bij en om het prefix her-’. In: Ntg 55.p. 313-21. |
haeringen, c.b. van, 1965: ‘Geontmythologiseerd’. In: Ntg 58. p. 165. |
halle, m., 1962: ‘Phonology in generative grammar’. In: Word 18. p. 54-72. |
hertog, c.h. den, 19032: De Nederlandsche taal; practische spraakkunst van het hedendaagsche Nederlandsch. Dl. 1. Amsterdam. |
king, r.d., 1969: Historical linguistics and generative grammar. Englewood Cliffs, N.J. |
kiparsky, p., 1966: ‘Über den deutschen Akzent’. In: Untersuchungen über Akzent und Intonation im Deutschen. Berlin. Studia grammatica VII. p. 69-98. |
koenen, m.j., -j. endepols, 194822: Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal. Ed.K. Heeroma. Groningen etc.. |
kramers, 1946: Nederlands woordenboek. Ed.C.B. van Haeringen. 's-Gravenhage etc.. |
maier, g., 1900: ‘Das ge-Partizip im Neuhochdeutschen’. Zeitschrift für deutsche Wortforschung 1. p. 281-318. |
paul, h., 1917: ‘Flexionslehre’. In: Deutsche Grammatik. Bnd. II. Dl. III. Halle a.S.. |
pretorius, B.F.D., 1965: Klemtoon en die ontvoogding van die herhalingsvoorvoegsel her- (Ongepubl. M.A.-thesis Universiteit van Suid-Afrika). Pretoria. |
schultink, h., 1964: ‘De bouw van nieuwvormingen met her-’. In Ts 80. p. 151-84. |
spa, j.j., 1970: ‘Generatieve fonologie’. In: LT 266. p. 191-204. |
terwey, t., 189711: Nederlandsche spraakkunst. Groningen. |
villiers, m. de, 1965: ‘Aspekte van woordaksent’. In: Dietse studies; bundel aangebied aan prof. dr. J. du P. Scholtz by geleentheid van sy vyf-en-sestigste verjaardag. Kaapstad etc. p. 184-99. |
wilmanns, w., 19061, 2: ‘Flexion; Verbum’. In: Deutsche Grammatik; Gotisch, Alt-, Mittel-und Neuhochdeutsch. Afd. 3, 1e hlft. Strassburg. |
wurzel, w.u., 1970: Studien zur deutschen Lautstruktur. Berlin. Studia grammatica VIII. |
|
-
voetnoot*
- Drs. M.A.C. Huijbregts ben ik dank verschuldigd voor zijn waardevolle commentaar op een eerdere versie van dit artikel.
-
voetnoot1
- In het Nederlands geschreven inleidingen in de transformationeel-generatieve fonologie, die kunnen bijdragen tot verheldering van het gebruikte formalisme, zijn Spa 1970 en Van den Berg 1972, 44-104.
-
voetnoot2
- Het tweede gedeelte van Kiparky's regel (6) heeft betrekking op nomina en kan hier gevoeglijk buiten beschouwing worden gelaten.
-
voetnoot3
- Vrijwel onbesproken laat Kiparsky beklemtoond miß- in andere gevallen. Zo vindt men niet alleen de infinitief mißd
uten, (er) mißd utet en het deelwoord mißd utet maar ook de infinitief m ßdeuten, (er) m ßdeutet en de deelwoorden gem ßdeutet en m ßgedeutet (vgl. Duden 1966, 412). Kiparsky (1966, 96 n. 4) vermeldt slechts de ‘denominatieven’ m ßbrauchen, m ßgreifen, m ßtrauen.
-
voetnoot4
- Parallel aan het door Pretorius (1965, 130) genoemde Afrikaanse type van
orvolskryf en itoorlê, waarin het geaccentueerde prefix door een ongeaccentueerd maar wél beklemtoonbaar prefix wordt gevolgd, ken ik in het Nederlands slechts het onscheidbare v oronderstellen. De woordenboeken geven evenwel de accentuering vooronderst llen.
-
voetnoot5
- Het voorkomen van de formatie geh
rschoold met een primair contrastaccent op her- (en vervolgens zal er op grote schaal moeten worden voorgelicht, geïnstrueerd, geschoold en geherschoold in A. Cohen en A. Kraak: Spellen is spellen is spellen. Den Haag, 1972. p. 35) geeft een indicatie dat althans sommige Nederlanders ook de toekenning van een dergelijk contrastaccent aan de toepassing van regel (8) vooraf laten gaan.
-
voetnoot6
- Mochten uitheemse prefixen als ab-, ante-, apo-, de-, des-, inter-, per-, post-, pro-, re-, trans- etc. afzonderlijk in het Nederlandse lexicon worden opgenomen, dan zou aan deze [+ foreign] prefixen een diakritisch feature [ - regel (8)] moeten worden toegekend. In zoverre ze beklemtoonbaar [ - U] zijn, zou ook het feature [-regel (9)] aan deze prefixen moeten worden toegemeten. Voorbeelden: geabsolv
erd, geïnterveni erd, getranspon erd (vgl. Van Haeringen 1962, 321). Het voorafgaande zou natuurlijk een argument kunnen vormen ze juist niet afzonderlijk in het lexicon op te nemen.
-
voetnoot7
- Deze verwijzigingen dank ik aan prof. H.L. Cox.
|