| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande & Belfort 118 (1973), nr. 1
Maurits Pinnoy gaat na wat Aristoteles over catharsis te vertellen heeft - (Achilles) Mussches Onvoltooide symfonie, een door de dichter zelf samengestelde bloemlezing uit zijn poëzie, wordt waarderend besproken door André Demedts. - ‘De seizoenen is naar mijn gevoel veruit het beste prozawerk dat Clem Schouwenaars al schreef’, aldus Marcel Janssens in Een overwintering van Clem Schouwenaars. - Schaamte: een gekke antiroman met kop maar zonder staart is de titel van Gust Faes' bespreking van het voorlaatste boek van Hugo Claus. - Bij de Boekbesprekingen wijst Albert Westerlinck op enige nieuwe uitgaven in de reeks Klassiek Letterkundig Pantheon.
nr. 2
Via pop-art komt Julius Meinl terecht bij Dada, zin en onzin, een overzicht van dada en het dadaïsme. - André Demedts oordeelt positief over De poëzie van René Verbeeck. - Nieuw nederlands proza: het etterbuilsyndroom zegt Marcel Janssens naar aanleiding van De knijpkat van Kees Simhoffer, Geen zonen meer van Werner Pauwels en Ga weg, ga weg, zei de vogel van Alfred Kossman. - Ward Ruyslinck heeft in De heksenkring de sociale wantoestanden in de achterbuurten van Buenos Aires als onderwerp genomen. Albert Westerlinck is redelijk enthousiast.
nr. 3
Joos Florquin begint zijn Gesprek met Simon Carmiggelt weinig origineel: met een vraag over het al of niet door Carmiggelt uitgevonden woord ‘epibreren’. Reeds vele jaren terug heeft Kronkel hier een cursiefje aan gewijd. Ook de rest van het vraaggesprek blijft aan de oppervlakte. - Albert Westerlinck schrijft Over Felix Timmermans, naar aanleiding van de monografie van Pater L. Vercammen, Felix Timmermans. De mens - het werk. - Demasqué van de dood is de titel van een artikel van Willy Spillebeen over de dichtbundel Horribile dictu van Hedwig Speliers. - Onder de titel Het oude en het nieuwe onkruid gaat Marcel Janssens in op de verschillen tussen Boons Het nieuwe onkruid (uit 1964) en de nu herschreven editie onder de titel Als het onkruid bloeit.
| |
De gids 136 (1973), nr. 3
Deze aflevering bestaat voornamelijk uit moderne Nederlandse gedichten (van Armando tot J.C. van Schagen). - D. Wiersma reageert op het artikel van Verkuyl over welgevormdheid van zinnen en het lexikon (in De gids 135, nr. 5/6) en krijgt van de schrijver ook antwoord op zijn Correspondentie.
| |
Maatstaf 21 (1972/1973), nr. 10
Wie geïnteresseerd is in ruzies tussen letterkundigen biedt Maatstaf opnieuw leesvoer in de vorm van een artikel van A.J. Govers over De agressiviteit van A. Marja en W.F. Hermans.
nr. 11
Siem Bakker begint deze aflevering met een artikel over Het literaire tijdschrift ‘Het woord’ (1945-1949): hoe het kwam, was en verdween. - Willem M. Visser trekt in De beer is los! van leer tegen Hellen Mellaart, die in Maatstaf 20, nr. 8 ‘de waarheid omtrent Olga’ uit Turks fruit van Jan Wolkers had meegedeeld.
| |
| |
| |
The modern language review 68 (1973), nr. 1
D.E. Le Sage beoordeelt de Veldeke-Studien van W. Schröder.
nr. 2
P.K. King, Dawn poetry in the Netherlands wordt besproken door Jan van Dorsten en P.E.L. Verkuyl, Battista Guarini's 'Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur door Peter Skrine.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 26 (1973), nr. 2
Lieve Machen beoordeelt de verzenbundel Mens: een inventaris van Ellen Warmond als Acrobatieën boven het veilig vangnet cerebraliteit. - Henri Bossaert besluit zijn artikel over A. Roland Holst, W.B. Yeats en de kunstidealen van het Franse symbolisme met de constatering dat er sprake is van een duidelijke verwantschap; ‘hij (R.H.) is een symbolist, die door de vurigheid van zijn reactie tegen de geest van zijn tijd, en door de periode waarin hij zijn voornaamste werk voortbracht, ook wel als een “post-symbolist” kan bestempeld worden’. - D. Robberechts maakt zich in Kortsluiting van de tekst kwaad op recensenten van Gangreen II door Jef Geeraerts.
| |
Nova et vetera 50 (1972/1973), nr. 4
Guido van Horebeek brengt verslag uit over Interactie-analyse, zin en vormgeving en concludeert dat een dergelijke analyse een niet meer te loochenen bijdrage vormt tot de professionalisering van het leraarsberoep. - Enige binaire en dualistische aspecten in ‘De teleurgang van de Waterhoek’ van Stijn Streuvels worden belicht door J. van Meensel.
nr. 5
Meer aandacht voor de taalbeheersing roept A.E. Verrept uit aan het begin van deze aflevering, waarbij hij vooral doelt op de lerarenopleiding. - Grammaticaal denken is een uit zestig opgaven bestaand ‘grammaticaproefwerk’ van J. Nol. De oplossingen worden ook gegeven.
| |
Ons geestelijk erf 47 (1973), nr. 1
De helft van deze aflevering bestaat uit een artikel van F. Hendrickx over De handschriften van de Kartuis Genadendal bij Brugge (1318-1580). - De tweede helft is een Literatuuroverzicht 1972, samengesteld door L. Moereels.
| |
Raam (1973), nr. 91
‘De hond heeft bij Achterberg nooit de image van “trouwe kameraad van de mens”’, aldus A.F. Ruitenberg-de Wit. In De honden van Achterberg gaat ze na waarvoor de hond dan wel symbool is. - Bij de Nieuwe boeken wordt o.m. de aandacht gevestigd op De muze op klompen van Jan Elemans, Röntgens van Ruyslinck van Lieve Scheer en De brekende sleutel van Hugo Brems.
nr. 92
Laura is niet dood, Lotje leeft niet. Insiders zullen wellicht begrijpen dat deze titel (boven een artikel van F.K.M. Maes) betrekking heeft op Joris Ockeloen en het wachten van Jeroen Brouwers. - Nieuwe boeken zijn ditmaal o.a. Homosexualiteit in de Nederlandse literatuur van A. Venema (afgekraakt door Pieter Anton van Gennip), Schaamte van Hugo Claus (‘een werk voor echte puzzelaars’, aldus Coen Bersma)
| |
| |
en Ontbinding van Lidy van Marissing (hier positief beoordeeld en wel door J.J. Wesselo).
| |
Raster 6 (1972), nr. 4
H.C. ten Berge neemt (een) opgewekt afscheid aan het begin van dit laatste, maar dan ook ruim 200 pagina's forse Raster-nummer. - Veel oorspronkelijk werk in deze aflevering (van o.a.W.F. Hermans, Breyten Breytenbach, H.C. ten Berge, F.C. Terborgh en A. Roland Holst). - Verder een inhoudsoverzicht over de jaren 1967 t/m 1972.
| |
Septentrion 2 (1973), nr. 1
Deze franstalige ‘Revue de culture néerlandaise’ is een uitgave van De Stichting Ons Erfdeel. In deze aflevering schrijft Kees Fens een kort overzichtsartikel over L'oeuvre de Simon Carmiggelt, dat gevolgd wordt door drie vertaalde verhalen van de schrijver.
| |
Spektator 2 (1972-1973), nr. 6
F. Veenstra plaatst voor de tweede maal Enkele aantekeningen bij de edities van de Griane. - F.W. Willemsen wil nieuwe argumenten aanvoeren voor de stelling dat de Antwerpse drukken van Mariken van Nieumeghen niet de oudste drukken zijn geweest. Via zijn observaties acht hij zich in staat ‘het thans bekende verhaal zodanig te struktureren dat zich met enige waarschijnlijkheid een kernverhaal laat aanwijzen waaraan latere bewerkers allerlei elementen hebben toegevoegd’. - S. de Haan onderwerpt F.C. Maatje, Literatuurwetenschap aan een uitvoerige en kritische beschouwing: Over de grondslagen van de literatuurwetenschap. - Dit nummer bevat tot slot de laatste Vrije nieuwsgaring. De informatie die voor deze rubriek bestemd is, wordt voortaan ondergebracht in Dokumentaal.
| |
Standpunte 26 (1972/1973), nr. 3 (105)
Edna Deudney beschouwt de Verzen 1897 van J.H. Leopold as siklus, waarbij zij met name de cyclische eigenschap van ‘aaneengeskakeld deur progressie in die tema’ benadrukt. - Lina Spies oordeelt zeer positief over de dichtbundel Hongerblom van Henny Aucamp (Hongerblom: hooglied en elegie).
| |
Streven 26 (1972/1973, nr. 6
Hoe goed kan een moordenaar zijn? is de voor de hand liggende vraag die Leo Geerts stelt naar aanleiding van het fenomeen Geeraerts en diens Gangreen 2. - Na het najaar I is het eerste deel van een overzicht door Kees Fens over wat de in de herfst van 1972 in ons land verschenen literatuur heeft teweeggebracht. - Bij de Boekbesprekingen o.m. aandacht voor het Boonboek van Weverbergh en Leus en voor De heksenkring van Ward Ruyslinck.
nr. 8
Hier het tweede deel van Fens' Na het najaar. Hij constateert een parallellie tussen poëzie en proza van de laatste tijd: ‘een terugkeer naar de herkenbaarheid, naar het realisme al of niet romantisch, naar het ik-verhaal, naar de jeugdherinnering’. En verder is het maar wachten op de klap die toch ooit wel weer eens van een nieuwere generatie zal komen, besluit Fens.
| |
| |
| |
Tirade 17 (1973), nr. 184/185
Deze dubbele aflevering is gewijd aan Du Perron. Een loffelijk initiatief van uitgever Van Oorschot, maar helaas valt het resultaat enigszins tegen. Enkele bijdragen komen niet verder dan tot het ophalen van persoonlijke herinneringen, zoals Over den mens Edgard du Perron van A. Roland Holst en Eddy du Perron, de vriend, die nooit gestorven is van Suwarsih Djojopuspito. - Fred Batten maakte aantekeningen Bij een debuut van Du Perron, de vertaling van Gabriel Lambert van Alexandre Dumas père, mogelijk al op zeventienjarige leeftijd door Du Perron vervaardigd. - H. van Galen Last karakteriseert Du Perron als Een geëngageerd anti-politikus. - J.H.W. Veenstra staat stil Bij een curiosum, een op jeugdige leeftijd vervaardigde coproduktie van Du Perron en de schilder A.C. Willink, getiteld Aan de familie. Dit tweelingverhaal is ook in deze aflevering opgenomen. - Louis Uding schrijft over de relatie tussen Du Perron en Van Wessem: broeders in Apollo. - Het avontuur van de Britse mislukking noemt Ronald Spoor zijn artikel over Du Perron in Oxford. In Het land van herkomst wordt ook verteld over de relatie tussen Ducroo en Eveline in het hoofdstuk Jacht op de Ene. - Onder de titel Du Perron en de vlezigheid geeft J.H.W. Veenstra een inleiding op brieven van Du Perron aan zijn vrienden, waarin de auteur een verantwoording geeft van het procédé voor het schrijven van De onzekeren. - Dit opschrift, De onzekeren, staat op een map met aantekeningen in Du Perrons nalatenschap. Op de achterkant van een van deze aantekeningen staat een anekdote die later werd uitgewerkt en is terechtgekomen in In deze grootse tijd. Over deze aantekeningen Herman Verhaar in De onzekeren, gevolgd door vijf fragmenten hieruit. Een uitgave van de nagelaten aantekeningen blijkt in voorbereiding. - Sympathie voor een
hemelvaarder is de titel van een artikel van Ronald Spoor over de relatie tussen Du Perron en Jan Engelman. - De aflevering wordt besloten door een artikel van G.J. Resink over Du Perrons naleven op zijn eiland van herkomst.
| |
Forum der Letteren 14 (1973), nr. 1
C. de Deugd waagt Een poging tot plaatsbepaling en evaluatie van Sonische poëzie. Hij doet dit met behulp van de kategorieën van de esthetica en de literaire ideeëngeschiedenis. De betekenisloze gedichten sluiten zich nauwer aan bij de traditionele literatuur dan men op het eerste gezicht zou denken. - In een eerste artikel in FdL 13 (1972), nr. 3 plaatste J.P. Guépin Propp waar hij hoort: in de wetenschap van de folklore. De weerlegging volgt in dit tweede deel: Propp kan niet en waarom. Guépin maakt duidelijk, in hoeverre de moderne narratieve analyse op een misverstand berust, en ook hoever de gevolgen van dit misverstand zich uitstrekken. - R.S. Prins, B.Th. Tervoort en E. Wagenaar-Cornelissen publiceren de tweede aflevering van Taalpathologie. Enkele psycho-linguïstische opmerkingen over het vak en de beoefening ervan in Nederland. Dit deel is gewijd aan het probleem ‘Wat is afasie?’. - Met Negatieve zinnen over negatieve zinnen reageert A. Kraak op de kritiek die Uhlenbeck uitoefende op zijn proefschrift. Zie daarvoor: FdL 12 (1971), nr. 2.
| |
Language 48 (1972), nr. 4
Theo Venneman onderzoekt een Phonetic detail in assimilation en komt dan tot het formuleren van Problems in Germanic phonology.
| |
| |
| |
Leuvense bijdragen 62 (1973), nr. 1
J.L. Pauwels herdenkt Klaas H. Heeroma (1909-1972). - De lexicografie heeft veel te danken aan F. de Tollenaere. Nu deze 60 jaar is geworden voert P. van Sterkenburg Verkenningen uit in middeleeuwse lexicografie naast een onderlinge relatie. - De bijdrage van J. van den Broeck handelt over Determiners and relative clauses. - M. Hoebeke bespreekt R. Willemijns, Bijdrage tot de studie van de klankleer van het Brugs op het einde van de Middeleeuwen. - De reprint van P. Sipma, Phonology and grammar of modern West Frisian wordt beoordeeld door A. Feitsma. - Le problème de l'VVRA LINDA BOK door F.S. Sixma van Heemstra wekte de belangstelling van J.L. Pauwels, maar kon hem niet overtuigen.
| |
Lingua 31 (1973), nr. 1
M. Barnes en H. Esau vragen zich af, of we in het geval van de Germanic strong verbs te maken hebben met a case of morphological rule extension?
| |
Quaerendo 3 (1973), nr. 2
De artikelen van dit nummer zijn alle gewijd aan Willem Jansz Blaeu, de bekende drukker en uitgever, die zich vooral heeft toegelegd op het vervaardigen en uitgeven van kaarten, atlassen en globes. Herman de la Fontaine Verwey schrijft over Willem Jansz Blaeu and the voyage of Le Maire and Schouten. - Wytze Hellinga beschrijft The bookseller's catalogue of Blaeu anno 1959. - De bijdrage van Ernst Crone gaat over de uitgave van The Luywagen by Willem Jansz Blaeu. - Willem Blaeu's Catalogus Librorum of 1633 wordt toegelicht door Cornelis Koeman. - Herman de la Fontaine Verwey tenslotte besteedt aandacht aan Willem Jansz Blaeu as a publisher of books.
| |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 15 (1972-1973), nr. 1-2
In 1972 was het 100 jaar geleden, dat August Vermeylen in Brussel geboren werd. Bij gelegenheid hiervan richtte men aan de V.U.B. een Vermeylen-tentoonstelling in, waarvoor A. Gerlo het openingswoord hield. Ook J. Weisgerber hield een Toespraak op de openingsplechtigheid. - S. Govaert bespreekt de prozabundel Bultaco 250 cc van Paul Snoek. - D. Buyle onderzocht De literaire invloeden op het toneel van Hugo Claus. - Nadat hij er reeds een inleiding op gepubliceerd had, heeft G.R.W. Dibbets eveneens de tekstuitgave verzorgd van de Nederduitse orthographie van Pontus de Heuiter. R.W. is er zeer over te spreken.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 31 (1972), nr. 6
P. van Hauwermeiren hield een hier afgedrukte lezing over Leesbaarheid en leesbaarheidsmeting.
32 (1973), nr. 1
W. Waterschoot schrijft enkele ‘preliminaries’ Bij de voorbereiding van de uitgave van De ‘Poeticsche Werken’ van Jonker Jan van der Noot. - A.M. Musschoot bespreekt de studie van M. Rutten over De Interludiën van Karel van de Woestijne.
| |
Driemaandelijkse bladen 25 (1973), nr. 1
Dit nummer bestaat in z'n geheel uit nagelaten bijdragen van de in november 1972
| |
| |
overleden prof. dr. K.H. Heeroma. - H. Entjes wijdt zijn afscheidswoord aan deze harde werker In Oostnederlandse dienst. - Daarna volgen de artikelen van Heeroma: in het eerste stelt hij zich de vraag Tugen = trekken? - Drie opstellen betreffen Familienamen in Overijsel. Heeroma behandelt hierin namen met klein, groot, olde, nije; met kate en met tij. - Onder de titel Visserstaal in Overijsel behandelt hij tenslotte de Nijmeegse dissertatie van Th.H. van Doorn, Terminologie van riviervissers in Nederland.
| |
Zeitschrift fur Dialektologie und Linguistik 39 (1972), nr. 3
In deze aflevering wordt uitgebreid aandacht besteed aan de in november 1972 overleden prof. dr. K. Heeroma. Friedhelm Debus schrijft een levensbericht, waarna een artikel is opgenomen van de verscheiden Groningse hoogleraar, Zur Raumgeschichte des Ingwäonischen. - Bij de recensies levert Ernst-Joachim Schmidt kritiek op Taal en dialekt, twee voordrachten van resp. W. Pée (Het algemeen Nederlands in Vlaanderen) en G. van der Woude (Taal en dialekt in Friesland). - Gaston van der Elst recenseert Transformationeel-generatieve dialectologie van J.J. Spa en A. Sassen.
| |
Volkskunde 74 (1973), nr. 1
Deel 36 van de Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied behelst Het kanton Borgloon en staat op naam van R. Jageneau. - Theo Penneman geeft het werkverslag van Een systematisch onderzoek naar drie sagenmotieven in Oost-Vlaanderen volgens de directe methode. Het onderzoek betrof de motieven tempeliers, roversbenden en watergeesten.
| |
Dokumentaal 2 (1973), nr. 1
Bij gelegenheid van zijn eerste verjaardag is Dokumentaal in een nieuwe, goed geslaagde omslag gestoken. De inhoud is weer van dien aard, dat nog meer in de neerlandistiek geïnteresseerden zich van inzage zouden moeten verzekeren door zich op dit bulletin te abonneren. Redakteur W.A. Hendriks houdt nogmaals een gedokumenteerd pleidooi voor de bibliografie van Festschriften. - Sj. van Faassen kondigt de uitgave van de briefwisseling tussen Jan Greshoff en Leo. Vroman aan. - B. van de Velde bespreekt Taalkundige bibliografie en Bibliografie van de artikelen over het werk van Jan Wolkers, twee publikaties van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. - Vervolgens weer een aantal Bibliografische scripties. - B. van de Velde publiceert het tweede, omvangrijke deel van de Bijdrage tot een tijdschriftenbibliografie.
| |
Onze taal 42 (1973), nr. 3
De lezer kan met A.J. Vervoorn Het zeegat uit en wordt dan geïnformeerd over de rol die de zee speelt in onze taal. - Voortaan eet men geen knäckebröd meer, maar knasperbrood. - De taal- en stijlfouten in onze nieuwsmedia zijn legio. W.J.M. Huisman signaleert er een aantal in Krantetaal. - C. Kostelijk geeft de juiste betekenis van Schrijlings: met aan elke kant één been.
nr. 4
In deze aflevering kan men onder meer lezen over Het nut en onnut van stadhuis- | |
| |
woorden, het woord Uitputtend, de term Uitwonend, Streep en streepje, Angst voor komma's.
| |
Levende talen, nr. 296
Met de vraag Een onheus voorstel? reageert G.J. Lubbers op J. Griffioens Voorstel voor een opstel in LT 291. - Vervolgens komen een voor- en tegenstander van spellingvereenvoudiging aan het woord. G. Lodewick verklaart zich tegen Zachte spellingmeesters en P.H.S. Batelaan plaatst hierbij enkele kanttekeningen in Een geval van orthografitis. - B.J. Jagt en J.W. de Vries kunnen voor de laatste maal diskussiëren over het Frekwentie-onderzoek van eerstgenoemde. Zie ook LT 294. - Wat doen we voor Peter Verstegen? wil zoveel zeggen als wat doen we voor het Nederlands? G. Geerts is niet erg optimistisch gestemd, maar geeft wegen aan om uit de misère te raken.
nr. 297
Een eerste vraag, die een tekstontvanger zich stelt, luidt Wat mot die goser van me? Onder deze titel schrijft Peter van Lint over Tekstanalyse als middel tot informatiedetectie en manipulatieresistentie. - F. Teitler brengt verslag uit over Literatuur en spreek vaardigheid bij het schoolonderzoek op de HAVO. - Nederlands; aantekeningen bij het onderdeel: Leesvaardigheid. W.J. Jacobs doet een aantal uitspraken, die bedoeld zijn als stellingen. Voor sommigen zullen ze als handleiding kunnen dienen bij het oefenen in leesvaardigheid. - Stripverhaal en literatuur staan niet lijnrecht tegenelkaar. H.T. Tromp stelt voor strips als voorbeeld te gebruiken bij literatuuronderwijs.
H.H. Grünhagen
P.A.M. Delen
|
|