Een kleine rectificatie
Van Michiel de Swaen uit Duinkerken werd in 1688 voor het eerst De Verheerlijckte Schoenlappers ofte de Gecroonde Leersse opgevoerd, een klucht die in de tijd van Karel de Vijfde speelt. Van dit werkje kennen we drie jongere uitgaven:
1e die van V. Celen (1923) in deel I van de Werken van Michiel de Swaen. Antwerpen, blz. 75-197; de verzen zijn hier niet genummerd. De regel waarover onze korte mededeling gaat, staat op blz. 119, zonder verklarende voetnoot.
2e die van A.J. Schneiders, z.j., Servire - Den Haag. Ook in deze editie zijn de versregels niet genummerd.
3e die van J.H. Cartens (1969), J. Noorduijn en Zoon. N.V., Gorinchem. Hier zijn de verzen wel genummerd.
In deze laatste editie luidt vs. 525 (bij Celen blz. 119, bij Schneiders blz. 31):
Mijn herte draeyde als een topie voor 't klesioor.
Bij Schneiders leest men op blz. 7 van de Woordverklaring: Topie voor 't klesioor: tol voor de sluitsteen van een metsellaag (Klesoor - Frans closoir.). Op blz. 10 van de Inleiding vertaalt Schneiders ‘topie’ met priktol. Bij Cartens staat in een verklarende voetnoot bij deze versregel: de sluitsteen van een gewelf, waar de ‘ribben’ samenkomen.
Topie - in WNT niet genoemd - is het Franse woord toupie, dat ‘tol, priktol’ betetekent: ‘Jouet en forme de poire avec une pointe en fer, qu'on lance à l'aide d'une ficelle enroulée, ou au moyen d'un ressort’ (Petit Larousse illustré). Dat topie bij de Swaen ‘tol, priktol’ wil zeggen, is natuurlijk juist (zie Schneiders), maar hoe èn Schneiders èn Cartens aan hun verklaring van 't klesioor komen is ons, op zijn zachtst gezegd, niet duidelijk. In WNT onder klasjoor vindt men de juiste betekenis: het is een ‘ficelle’, een touw, een zweep met een lus die om zo'n tol gewonden wordt en waarmee deze in een snel draaiende beweging wordt gebracht. Het is ons niet duidelijk waarom WNT, dat blijkens de Bronnenlijst de Werken van De Swaen in de editie Celen heeft geraadpleegd, vorengenoemde versregel niet heeft geciteerd. Wat ons intussen wèl duidelijk is, is dat èn Schneiders èn Cartens het woord klesioor niet hebben onderkend, om het anders te zeggen: ze hebben blijkbaar op het verkeerde paard gewed en in plaats van zich te laten leiden door klasjoor: WNT kol. 3523, zich laten verleiden door klesoor: WNT kol. 3916 en vlg.
(Opgemerkt zij dat in Dialekt van Kempenland II blz. 301 klezoor de betekenissen heeft van 1e het van koord gedraaide uiteinde van een zweep dat het klappen veroorzaakt, 2e zweep).
Deventer, Zwolseweg 108.
A.P. DE BONT