De Nieuwe Taalgids. Jaargang 66
(1973)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
Anceus en het everzwijn bij Schermer, Vondel en ValentynIn het Frans-klassieke treurspel Meleager en AtalanteGa naar voetnoot1 van Lukas Schermer, waarvan de stof teruggaat op een episode uit het achtste boek van Ovidius' Metamorphosen, wordt ons door een ooggetuige verslag gedaan van de jacht op het everzwijn dat de vertoornde Diana op Kalidon heeft losgelaten. Tal van helden uit geheel Griekenland verzameld, binden de strijd aan met het monster en worden gedood. Eén van hen is Anceus. De passage waarin Schermer vertelt hoe het zwijn Anceus aanvalt, is niet samenhangend. De Ovidiusvertaling van VondelGa naar voetnoot2 en die van ValentynGa naar voetnoot3, door de treurspeldichter gebruikt (zie Bijlage II in de onderGa naar voetnoot1 genoemde uitgave), geven daarentegen verslagen die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. De vertalers stellen zich de aanval van het zwijn echter wel verschillend voor. In Meleager en Atalante staat: (...) wyl by (Anceus, v.L.) (...)
(...) staande op zyne teenen, fluks de speer
Wil werpen, smakt het Zwyn den armen stoffer neêr,
En hort hem in den buik met twe geschaarde ryen
Baktanden, scherp van beet. 't Gedarmte hing ter zyen
Den wont uit, en het bloet liep neder in het stof,Ga naar voetnoot4 (De laatste komma is een drukfout voor een punt.) De tekstverzorger annoteert: ‘Twe geschaarde ryen/Baktanden: Twee rijen hoek- en slagtanden (geschaarde rijen is tautologisch).’ Dit verduidelijkt de tekst bepaald niet. Slagtanden zijn nl. uitgegroeide hoektanden en rijen hoektanden - het ligt al in het eerste deel van de samenstelling besloten - kunnen niet bestaan. Verder komt baktand in het WNT (deel II, 1, 898) niet als hoektand voor, maar alleen als kies. Schermer zegt dus: terwijl hij, staande op zijn tenen, snel de speer wil werpen, gooit het zwijn de arme opschepper neer en stoot hem in de buik met twee rijen kiezen, die scherp van beet zijn. Volgens Schermer heeft het zwijn dus scherpe kiezen. We zijn dan geneigd aan scheurkiezen te denken, maar dit is in strijd met de werkelijkheid: het zwijn heeft nl. knobbelkiezen. Hiermee stoot het dier volgens de treurspeldichter Anceus in de buik. Het is echter meer waarschijnlijk aan te nemen, dat het zwijn de slagtanden en niet de knobbelkiezen gebruikt om te stoten. Het ww. horten en de bijtende baktan den zijn dan ook m.i. onverenigbaar. Hier komt nog bij, dat iemand die een speer werpt, niet op de tenen gaat staan, maar zijn achterste voet krachtig in de grond plaatst om zo goed mogelijk te kunnen afzetten. Er is dus alle reden om de tekst van Schermer te vergelijken met die van Vondel en die van Valentyn. | |
[pagina 291]
| |
Vondel schrijft over Anceus: (...). in der yl
Braveert hy in de lucht met zyn gesleepe byl
Van weêrzy snedigh, en om hoogh staende op zyn teenen,
Gereet te treffen, rukt de boschschrik herwaert heenen,
(...)
En zet de ryen van zyn tanden in 't gemaght
Des stoffers, (...).
Anceus stort ter neêr, en 't ingewant in 't ronde
Gesolt en voortgerolt dryft op den grond in bloet.Ga naar voetnoot5 L.C. Michels verstaat onder ‘gemaght’ ‘lies’.Ga naar voetnoot5 Gemacht kan ook ‘manlijk schaamdeel’ betekenen volgens het WNT (deel IV, 1333). Anceus heeft echter zo'n grote wond, dat de ingewanden er door naar buiten puilen. We kunnen daarom beter met Van VlotenGa naar voetnoot6 onder ‘gemaght’ ‘onderbuik’ verstaan. Doordat bij Vondel sprake is van ‘ryen’ tanden, moeten we aannemen, dat het zwijn Anceus bijt en niet stoot. Bij Vondel vinden we Schermers zinsgedeelte ‘staande op zyne teenen’ terug. Er is een duidelijke overeenkomst tussen de ‘twe geschaarde ryen/Baktanden’ bij Schermer en ‘de ryen van zyn tanden’ bij Vondel en tenslotte sluit ‘scherp van beet’ bij Schermer aan bij Vondels voorstelling van een bijtend zwijn.
Valentyn vertaalt: Terwijl hij (Anceus, v.L.) (...) de helbaard met bei de handen, op de teenen staande op-heft, onderschept hem 't swijn, en hort hem beide tanden in den buik boven de manlijkheid, (...): Anceus viel ter neder, (...).Ga naar voetnoot7 In deze voorstelling worden de twee (slag)tanden in de buik van Anceus gestoten. Aan Valentyn ontleende Schermer het zinsgedeelte ‘hort hem in den buik’. Ook hier treffen we Anceus ‘op de teenen staande’ aan.
Vondels ‘gesleepe byl/Van weêrzy snedigh’ komt in funktie overeen met de ‘helbaard’ bij Valentyn: ze worden allebei in deze passage als slagwapen gebruikt. De lichaamshouding van Anceus stellen de vertalers zich gelijk voor. Hetzelfde geldt voor de volgorde van de gebeurtenissen: Anceus staat op zijn tenen met een slagwapen, krijgt een verwonding en valt neer. Er is echter een belangrijk verschil tussen de vertalingen: bij Vondel bijt het zwijn met rijen (snij)tanden en bij Valentyn stoot het dier met twee (hoek)tanden. Schermer maakte een ernstige fout door van beide voorstellingen iets over te nemen. Verder wijzigde hij ‘tanden’ (Vondel) in ‘Baktanden’, waardoor hij zijn werk nog meer schade toebracht. | |
[pagina 292]
| |
Het eerste verschil tussen de vertalers enerzijds en Schermer anderzijds vinden we in het wapen van de held. Anceus gebruikt bij Schermer een ‘zwijnspriet’ of ‘speer’ (resp. vs. 591 en vs. 597), bij Vondel echter een ‘gesleepe byl/Van weêrzy snedigh’Ga naar voetnoot8 en bij Valentyn een ‘helbaard’. Wel zegt Valentyn van Perithöus, die meteen na Anceus het zwijn aanvalt, dat hij een ‘swijn-spriet’ gebruikt. Even verderop noemt de vertaler dit wapen ‘een sware kornoelje speer met koper spits’. Bij Schermer heeft Perithoüs ook ‘een kornoeljen schicht/Met eenen koop'ren punt’ (vs. 609, 610). Hier bedoelt hij een ‘jachtspeer’ mee, zoals uit vs. 613 blijkt. De zwijnspriet is bij Schermer a.h.w. van Perithoüs in de handen van Anceus overgegaan. Dat Anceus op de tenen staat, sluit nog aan bij de voorstelling van de vertalers. Schermer heeft zich niet gerealiseerd, dat hij bij het veranderen van het wapen ook de houding van de persoon hierbij moest aanpassen. Het tweede verschil tussen de vertalers en Schermer betreft de volgorde van de gebeurtenissen. Bij Vondel en Valentyn stort Anceus neer t.g.v. de verwondende beet of stoot. Bij Schermer wordt hij omver gelopen en daarna pas verwond. Dit is m.i. in dramatisch opzicht een verzwakking. Nu wordt de held min of meer toevallig in de onderbuik verwond. In de voorstelling van de vertalers was de plaats van de verwonding gebonden aan het moment waarop het zwijn re-ageerde en de houding van de held. Hier had elk detail een funktie. We moeten toch wel concluderen, dat de overigens nog jeugdige Schermer - hij was even in de twintig - in de passage van Anceus en het everzwijn erg ondoordacht te werk is gegaan.
Den Haag, Cyclaamstraat 3 J.A. VAN LEUVENSTEIJN |
|