De Nieuwe Taalgids. Jaargang 66
(1973)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Haagse fragmenten van de Renout van MontalbaenIn de 25e jaargang van Het boek (1938-1939) p. 66-67 maakt R. Pennink bekend, dat door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage zijn aangekocht ‘twee bladen perkament, tezamen c. 400 verzen bevattend uit Renout van Montalbaen’. P.J.J. Diermanse, wiens editie van alle tot dan toe bekende Middelnederlandse en Middelnederduitse fragmentenGa naar voetnoot1 op het moment van aankoop al ter perse wasGa naar voetnoot2, is van plan geweest ook de ‘Haagse’ fragmenten uit te geven, maar dat is er niet van gekomen. Er is bitter weinig bewaard gebleven van de ongetwijfeld talrijke codices met Middelnederlandse Karelromans. De 400 volledige verzen van de Renout mogen daarom niet ongepubliceerd blijven; te meer, daar we verder van deze ca. 20.000 verzen tellende roman niet veel meer dan een tiende deel bezittenGa naar voetnoot3. Hieronder volgt, na een beschrijving van de codexfragmenten, een diplomatische uitgave van de tekstGa naar voetnoot4.
De fragmenten in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage dragen de signatuur 133 L 11. De twee losse bladen perkament zijn d.m.v. een strookje papier aaneengeplakt, zodat ze een diploma vormen. Ze worden in een kartonnen omslag bewaard, tezamen met een codicologische beschrijving door M. Breslauer, antiquaar te Londen, die de fragmenten aan de K.B. heeft verkocht. De bladen, die tegen de platten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een boekband waren geplaktGa naar voetnoot5, zijn met potlood genummerd: 1 en 2. Blad 1 meet 240-242 × 162-165 mm, blad 2: 239-242 × 158-162 mm. F. 1 verso en 2 recto zijn de vleeszijden der folia. De bladen zijn sterk besnoeid, hetgeen uit de zeer smalle marges is af te leiden en uit het feit, dat de afdruk van het leer van de band (op f. 1r en 2v) grotendeels is afgesneden. Het perkament is in goede staat en het schrift is op enkele plaatsen na duidelijk leesbaar. Alleen op de haarzijden (f. 1r en 2v) heeft de inkt hier en daar sterk geleden, maar met behulp van ultraviolet licht kon de gehele tekst worden ontcijferd. De bladen zijn met loodstift, zeer dun, afgelijnd voor 2 kolommen van 50 regels per pagina. In folium 1 zijn alle prickings weggesneden, in folium 2 zijn alleen in de bovenmarge nog sneetjes zichtbaar: vóór de majuskelkolom en vóór de tekstkolom van rectozijde kolom b en versozijde a en b. Hoewel er is gelinieerd, staan de regels op recto- en versozijde, vooral van f. 2, op ongelijke hoogte, en de kolommen zijn scheef. Afmetingen bladspiegel f. 1: schriftblok 220-223 × 155-157; marge tussen de kolommen 15-18 mm, bovenmarge 5, benedenmarge 12, buitenmarge 5 en binnenmarge 3 mm; f. 2: schriftblok 223-225 × 153-154, tussenmarge 17-20 mm, bovenmarge 14, benedenmarge 2, buitenmarge 3 en binnenmarge 4 mm. Signaturen en custoden komen er in de marges niet (meer) voor. Op f. 1v en 2r staat een stempel van de K.B. Op f. 2r in de bovenmarge de signatuur 133 L 11 (met potlood) en het cijfer 371801 (met inkt). Met potlood zijn ook hier en daar achter de verzen de nummers van de corresponderende verzen in de Reinolt von Montelban in de editie van F. Pfaff aangegeven. Beide bladen zijn beschreven door één kopiist. Het is dezelfde hand die ook de f. I t/m IV van de Berlijnse fragmenten heeft geschreven, en die door Diermanse met a wordt aangeduid.Ga naar voetnoot6 Dit feit, gevoegd bij de gelijke mise-en-page der Berlijnse en Haagse fragmenten, deed Diermanse reeds vermoedenGa naar voetnoot7, dat de bladen tot één codex hebben behoord. J. Deschamps komt tot dezelfde conclusieGa naar voetnoot8. De rubricering vertoont eveneens gelijke kenmerkenGa naar voetnoot9. De beginletters van elke kolom onderscheiden zich ‘door grootte of verlenging naar boven, èn door één of twee roode verticaaltjes’. De beginletters van de verzen in de majuskelkolom zijn niet met rood doorgehaald. Rubriek is alleen nog gebruikt voor de tweeregelige lombarden, waarbij geen representanten voorkomen. Evenals in de Berlijnse fragmenten f. I - IV zijn enkele kolominitialen met vrij primitieve grotesken versierd (f. 1va, 2ra en 2rb). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie argumenten steunen de veronderstelling, dat de Berlijnse en Haagse fragmenten deel hebben uitgemaakt van dezelfde codex. (1) De identiteit van de kopiist van B I-IV en H 1-2. (2) De gelijkheid van rubricatie en versiering. Dit argument valt met het eerste samen, wanneer de kopiist zelf de weinige rubriek heeft aangebracht. (3) De gelijke mise-en-page. Aangezien de tekstfragmenten elkaar niet overlappen, is het dus zeer goed mogelijk, dat we met de resten van één codex te doen hebben, maar dwingend is deze conclusie niet. De kopiist kan aan verscheidene exemplaren van dezelfde tekst hebben gewerktGa naar voetnoot10, met gelijke mise-en-pageGa naar voetnoot11, en daarbij telkens op zijn eigen wijze hebben gerubriceerd. Dat de fragmenten tot dezelfde codex behoorden, wordt bewezen door de positie van de prickings. De zes sneetjes in de bovenmarge van f. H 2 corresponderen exact met die in de bovenmarge van f. B II en III, naar plaats, richting en grootte. De afstanden tussen de kolommen en regels werden door de kopiisten niet met lood- of inktstippen, maar met prikgaatjes of sneetjes in perkament of papier aangegeven. Langs deze prickings of piqûres konden dan aan beide zijden van het vel met lood- of bruinkoolstift, of met de pen lijnen worden getrokken of met een griffel ‘blind’ ingegrift. Het streven naar efficiency ging nog verder: men legde verscheidene bladen op elkaar, waardoor het afpassen van de bladspiegel nog minder tijd vergde. Wanneer enkele bladen tegelijkertijd worden doorstoken, zijn de prickings in het bovenste vel het grootst; ze worden naar onder toe kleiner overeenkomstig de puntige vorm van naald of mes. Daardoor kunnen we vaststellen in welke volgorde bladen met identieke piqûres zijn doorstoken. Een kopiist beschrijft van alle diplomata die één katern moeten vormen, eerst één folium aan beide zijden, totdat hij het midden van de katern heeft bereikt, en beschrijft dan de andere helft van de dubbelbladen, nu in omgekeerde volgordeGa naar voetnoot11a. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is begrijpelijk dat hij daarom eerst alle bladen van een katern aflijnt en linieertGa naar voetnoot12, nadat hij ze daartoe van piqûres heeft voorzien. Het in een keer prepareren van de gehele bindeenheid heeft nog een ander voordeel. Wanneer de kopiist de diplomata in elkaar schuift tot een katern en deze dan van voor naar achter doorsteekt, hebben alle pagina's voor het oog dezelfde bladspiegel. Wel worden de binnenmarges van de folia der katern, van binnen naar buiten gerekend, in werkelijkheid steeds groter doordat de vouw dikker wordt, maar de na het binden zichtbare pagina's hebben precies dezelfde mise-en-page. Dit effect wordt op geen andere wijze zo gemakkelijk bereikt. Dat inderdaad de gehele katern in één keer van voor naar achter werd doorstoken, is zeer duidelijk te zien b.v. in hs. Ak. XXIV (Die rose) en hs. 128 E 4 (Melis Stoke. Rijmkroniek), beide in de K.B. te 's-GravenhageGa naar voetnoot13. De verzen in f. H 2 corresponderen met de verzen 2208-2359 in de Reinolt, f. B II en III met v. 2506-2800. Er ontbreken tussen f. H 2 en B II slechts 146 verzen van de Duitse vertaling, dat moet 1 folium met 200 verzen in de Middelnederlandse codex zijn geweest. M.b.t. de tekst is het dus zeer goed mogelijk, dat f. H 2 en B II en III tot dezelfde katern hebben behoord. Op grond van de gelijke piqûres en gelet op de werkwijze van kopiisten, is dit zelfs hoogst waarschijnlijk. Misschien is het mogelijk door vergelijking met het volledige Middelduitse dichtwerk iets meer te weten te komen over de codex waarvan we - naar we nu aannemen - 12 bladen bezitten. Onderstaand schema laat zien, hoe onze fragmenten zich verhouden t.o.v. de Reinolt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit bovenstaand overzicht is af te lezen, dat tegenover de 12 folia van de Middelnederlandse codex met in totaal 2400 verzen, 1792 verzen van de Reinolt staan. Dat is een verhouding van 3 op 4, ofwel 74,7%. De afstand tussen f. B IV en V bedraagt in de Reinolt 6705 verzen. Het ontbrekende aantal bladen in de Mnl. codex moet volgens de regel van GregoryGa naar voetnoot14 even zijn. Er werd wel eens van deze regel afgewekenGa naar voetnoot15, maar meestal zorgt de kopiist ervoor, dat bij opening van het boek beide bladzijden behoren tot de vlees- ofwel tot de haarzijde van het perkament. Voorzover we dat bij onze fragmenten kunnen nagaan, werd ook in de Mnl. Renout-codex deze regel aangehouden. Hoe groter het aantal folia is, hoe dichter het gemiddelde aantal verzen per folium zal liggen bij het algemeen gemiddelde. We hebben een goede kans, dat het ontbrekende aantal folia 44 (à 152 verzen) bedroeg, mogelijk 46 (à 146 verzen); 42 met 160 of 48 met 140 is al veel minder waarschijnlijk. Onzeker is ook het aantal ontbrekende bladen tussen f. B VIII en IX, dat volgens de regel van Gregory oneven moet zijn geweest. 25 Folia met gemiddeld 147 verzen lijkt het meest waarschijnlijk, 23 folia à 160 verzen is niet uitgesloten. De verzen 15034-15388 van de Reinolt (d.i. ca 472 verzen in het Mnl.) zullen op drie folia hebben gestaan. Dat brengt het totale aantal beschreven folia op 104. T.a.v. de opbouw van de codex kunnen we aannemen, dat de f. II, III en IV tot dezelfde katern behoorden, daar de prickings in de buitenmarge overeenstemmen. Tot deze katern behoorde ook f. 2 en dus tevens het tussen f. 2 en f. II ontbrekende blad. De katern moet derhalve minstens uit drie dubbelbladen hebben bestaan. Tot éénzelfde katern behoren, vanwege overeenkomende piqûres, ook de f. V, VI en VII. In f. VIII, slechts door één blad van VII gescheiden, komen geen prickings voor, maar de maten van de kolommen en van de opvallend smalle tussenmarge (10 mm) stemmen overeen met die op de f. V-VII, zodat VIII zeer wel tot dezelfde katern kan hebben behoord. Hoewel in f. 1 alle piqûres zijn weggesneden, kunnen we op grond van de afwijkende maten besluiten, dat de f. I en 1 tot verschillende katernen behoorden; f. I: schriftblok 215-217 × 150-151, tussenmarge 18-22; f. 1: schriftblok 220-223 × 155-157, tussenmarge 15-18. Mogelijk maakten ook f. IX en X deel uit van één katern: 4 prickings in de bovenmarge van X lijken te corresponderen met die in IX, maar zeker ben ik er niet van. Wanneer de codex regelmatig was opgebouwd, d.i. uit katernen met een gelijk aantal diplomata, kunnen dit geen ternio's zijn geweest: f. I zou dan behoren tot katern a, f. 1 tot b, f. 2 tot c en f. II, III en IV tot d, dus tot een andere katern dan f. 2. Katernen van 5 diplomata of meer zijn niet mogelijk, daar de folia I en 1 dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot dezelfde bindeenheid zouden behoren. Blijft over een codex bestaande uit 13 quaternio's (a-m): f. I = a5, 1 = b2, 2 = cl, II = c3, III = c4, IV = c5, V = i2, VI = i3, VII = i4, VIII = i6, IX = 18, X = m5. Deze opbouwformule lijkt voor het eind van de codex niet te kloppen. Ook al zou f. IX niet tot dezelfde katern behoren als f. X (wat mogelijk is), op f. IX verso is geen spoor te ontdekken van een custode, terwijl toch een flink stuk van de benedenmarge (25 mm) is bewaard. Daar echter ook de bovenmarge nog 25 mm meet, moeten we aannemen, dat toch een deel van de benedenmarge is weggesneden, en daarmee een eventuele custode. Hoewel de verhoudingen van de marges niet vastliggen, en de kopiisten of misschien de schrijfscholen, deze zelf bepalen, strevend naar estetisch bevredigende, soms op de gulden snede berustende verhoudingsgetallen, algemene regel is, dat de benedenmarge groter is dan alle andere margesGa naar voetnoot16. Trouwens de benedenmarges van de overige folia bewijzen, dat de onderzijde van f. IX inderdaad aanmerkelijk is besnoeid: f. IV, V en VI 50 mm, f. I 53, f. VI zelfs 58 mm. Onmogelijk is de reconstructie derhalve niet, maar ook allerminst zeker. Daarvoor hangt ze van te veel veronderstellingen af. De aantallen folia tussen f. IV en V en tussen VIII en IX staan niet vast, en de kans op onregelmatigheden in de katernenopbouw is in Mnl. codices vrij groot. Bovendien zijn we er stilzwijgend van uitgegaan, dat de codex alleen de tekst van de Renout bevatte, wat gezien de omvang van de codex zeer goed mogelijk, maar niet zeker is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wijze van uitgevenDe tekstfragmenten zijn diplomatisch getranslittereerd. Daarbij is de hieronder beschreven werkwijze gevolgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfkortingenGa naar voetnoot17De afkortingen zijn opgelost en ter verantwoording gecursiveerd. Behalve de gebruikelijke abbreviaturen voor ende, voor klinker + r en voor de genitief ers (vaders, v. 211, 266), voor nasaal en voor en na m en p (men, v. 79, wapen, v. 136), treffen we de superscripte o aan voor ro en in vrouwe voor rou, en de bovengeschreven a voor ra, en na q voor ua. Twee maal wordt m3 gebruikt voor met (v. 91, 157), twee maal een doorgestreepte d tussen punten, voor penninc (v. 95, 110), eenmaal d gevolgd door op sigma gelijkend afkortingsteken op halve regelhoogte, voor dat (v. 159), d9 voor dus (v. 281), p met streep door staart, voor per (v. 274), doorgestreepte v voor ver (v. 313). Een dubbele afkorting treffen we aan in vers 304: cop' (met streep door staart) voor coper. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rits'. (81) voor ritsaert, rids'. (91) voor ridsaert. Voor renout/renoude worden twee afkortingen gebruikt: .R. (met streepje door tweede been) (96, 104, 105, 114, 225, 259, 265, 285) en ren. (met afkortingsstreep boven n) (233, 290). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HoofdlettersDe eerste letter van elke regel staat in een aparte kolom. Van de B, E, G, H, I, O, Q, R, S en T komt aan het begin der regels zowel de majuskel- als de minuskelvorm voor. C, L, N en S komen slechts als majuskel, a, d, m, v en w slechts als minuskel voor. Wanneer minuskels in de bron, mogelijk doordat ze vrij staan, wat groter zijn dan de overige letters in de regel, zijn ze toch als minuskel weergegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LombardenDe lombarden zijn alle twee regels hoog. Representanten zijn niet zichtbaar. Daarom zijn in de translitteratie de kapitalen gecursiveerd. Evenals bij de afkortingen geeft de cursivering aan, dat een ander dan de kopiist voor de gecursiveerde lettertekens verantwoordelijk is: hier de rubricator, bij de afkortingen de editeur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchrijffoutenWanneer schrijffouten de tekst in linguistisch-semantisch opzicht beïnvloeden, zijn ze niet verbeterdGa naar voetnoot18. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment H 1(Voor de kroning van zijn zoon Lodewijk heeft koning Karel alle groten van zijn rijk uitgenodigd. Na de kroningsplechtigheid ‘gincmen sitten ter tafelen elc na sijnre waerden ende na dat hi van geboerten was’ (Vb. p. 39). Het Haagse fragment 1 begint met de gedetailleerde beschrijving der tafelschikking.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1[regelnummer]
Ga naar margenoot+Na die bisscoppen saten hertogenGa naar margenoot+
die rike waren ende vele mogen
Na die hertogen saten grauenGa naar margenoot+
die rike waren van hauen.
5[regelnummer]
daerna saten ic wilt bedieden
vorste ridders van maisniedenGa naar margenoot+
die houesch waren ende milde
daerna die ridders van .i. scildeGa naar margenoot+
Ic wane nieman dienen sach.
10[regelnummer]
bet dat men daer diende vpden dach.Ga naar voetnoot+
Si saten alle na haer geuouch
Entie scinkere gaf hem genouch
vordie tafle stont renoudijn.
ende diende den rechten. fijn
15[regelnummer]
Ende adelaert die ridder snel
diende vtermaten wel.
Entie gebroedren altemale
vordie heren inde zale
Ic late bliuen vanden gerichten
20[regelnummer]
Enmochte geen man gedichten.Ga naar voetnoot+
Ne geseggen ooc waer of
Ende elc men daer te pointe gaf
Nv latic vanden etene bliuenGa naar margenoot+
Ende sal v vort an bescriuenGa naar margenoot+
25[regelnummer]
doe damelaken vp waren gedaenGa naar margenoot+
brochtmen water ende ginc dwaenGa naar margenoot+
Ende dwougen daer alreestGa naar margenoot+
die rijcst waren ende meestGa naar margenoot+
daer was bliscap sonder scouweGa naar margenoot+
30[regelnummer]
Elc hadde inde hant ene vrouwe
die bagel was ende scone
Ic seggu bi gode vanden trone
althof mochtmen beset scouwen
met vrouwen ende joncfrouwen
35[regelnummer]
doeder water was genomen.Ga naar margenoot+
Es die boutelgier metten wine comenGa naar margenoot+
hi gaf hem genouch ende renoudijn.
dede daer ouervloeyen den wijn.Ga naar margenoot+
doetochden haer spel dieder waren.Ga naar margenoot+
40[regelnummer]
alle diegoede vedelaren.
Elkerlijc van sinen speleGa naar margenoot+
wel te maten ende niet veleGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
Lodewijcs vader ginc slapen.Ga naar margenoot+
met hem rudders ende cnapenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45[regelnummer]
wel .cccc. bi getalleGa naar margenoot+
wel geachemeirt alle
Lodewijc sprac lude ende stilleGa naar margenoot+
Nv volge mi die goet hebben willeGa naar margenoot+
Ende helpt mi metter vaert
50[regelnummer]
In gonen sconen boongaertGa naar margenoot+
Ga naar margenoot+Si holpen hem ter seluer stede
Ende si volgeden hem alle mede
doe ginc hi geuen scone gauen.Ga naar margenoot+
Coningen hertogen ende grauen.Ga naar margenoot+
55[regelnummer]
So dedi ooc ic wilt bedieden
vorsten ridders van maisniedenGa naar margenoot+
die houesch waren ende milde
daerna rudders van .i. scildeGa naar margenoot+
alle vergiftise ginderGa naar margenoot+
60[regelnummer]
Sonder sgrauen aymijns kinderGa naar margenoot+
biden here van nazarene
hem ne gaf hi groot no clene
doe gingen de broeders allegader.Ga naar margenoot+
Ende seident aymijn haren vader.Ga naar margenoot+
65[regelnummer]
als hi verstont die wortGa naar margenoot+
Sal hijt den keyser clagen vortGa naar margenoot+
Ende ginc ter camere daer hi lachGa naar margenoot+
als hine met ogen sachGa naar margenoot+
her keyser seiti nv sijn alleginder.Ga naar margenoot+
70[regelnummer]
vergift sonder alle minne kinder.Ga naar margenoot+
Die keyser sprac ic sal minnen neuenGa naar margenoot+
harde grote giften geuen.
Ic wilse goeden also eerlike
alse enige sijn in dit rike
75[regelnummer]
doe ginc aymijn om sine kinder
Ende brochtse vorden keyser ginder
Siquamen ten bedde daer hi lachGa naar margenoot+
Ende seiden here god geue v goeden dachGa naar margenoot+
hi andworde sijt willecomen neuen.Ga naar margenoot+
80[regelnummer]
Ic wille v scone giften geuen
ritsaert ghi sijt bi getalleGa naar margenoot+
doutste vanden broedren alle
het was mi wel geseit tevorenGa naar margenoot+
want ghi wart eerst geborenGa naar margenoot+
85[regelnummer]
Ic sal v geuen scat ende haueGa naar margenoot+
Ende maken v in spaingen graueGa naar margenoot+
adelaert wel coene wigantGa naar margenoot+
Ic geue v poelien dat rike lantGa naar margenoot+
Te wesene graue ende hereGa naar margenoot+
90[regelnummer]
Tuwen liue emmermereGa naar margenoot+
ridsaert ic geue v seuen scilde met trouwenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
Tusscen parijs ende lauwenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende moniu des berges voetGa naar margenoot+
bigode dits .i. scone goet
95[regelnummer]
Enten .vi. penninc hebt medeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
Renout riepi ter seluer stedeGa naar margenoot+
Ende seide lieue neue mijnGa naar margenoot+
Ghi moet wel gegift sijn.
v geuic tlant van artoys.Ga naar margenoot+
100[regelnummer]
Ende van angiers ende van bloys.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Ende dat goede lant van blatoeneGa naar margenoot+
daertoe geuic v rudder coeneGa naar margenoot+
.I. busant van roden goudeGa naar margenoot+
mettien boot hine renoude
105[regelnummer]
Nemt hier neue renout
dits recht ebreuchs gout
In weet v wat senden meeGa naar voetnoot+
god senden mi vter wilder zee
Coper met broot ende wijn
110[regelnummer]
Nauens wert de penninc dijn.
Ic seggu met waerheden dat
hijs beter dan al mijn scat
hi weicht wel.vijftien pontGa naar margenoot+
Renout namene tier stont
115[regelnummer]
Ende warpene tien tiden
In .i. aelmoeseniere van ziden.
doe knielden die heilden goetGa naar margenoot+
Ende custen skeysers voetGa naar margenoot+
Ende ontfingen haer goet te leneGa naar margenoot+
120[regelnummer]
haymijns kinder alle gemeneGa naar margenoot+
Ende namen orlof ter vaert
Ende streken inden boongaert
dit cam lodewijc te vorenGa naar margenoot+
des haddi torenGa naar margenoot+
125[regelnummer]
dat sal hi wel ondervinden
Nv comt aymijn met sinen kindenGa naar margenoot+
Ende sprac verbolgenlike
vorden coninc lodewike
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doe sprac lodewijc die coninc
130[regelnummer]
mijn here heift v gegeuen scone dincGa naar margenoot+
Ende vwen kinder sonder spanen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot+
maer in waens niet ombarenGa naar margenoot+
wel die .ij. deel van minen rikeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
Ic salt v nemen sekerlikeGa naar margenoot+
135[regelnummer]
Icwilse ooc sien of sire toe dogen.Ga naar margenoot+
dat si wapen dragen mogenGa naar margenoot+
Si moeten prouuen hare cracht gemeneGa naar margenoot+
In dat werpen metten steneGa naar margenoot+
die hier leit inden boongaert
140[regelnummer]
Lodewijc spranc vp ter vaertGa naar margenoot+
Ende riep ic vermete miGa naar margenoot+
dat ic die starste siGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
entie beste die leift.Ga naar margenoot+
entie de welert binnen heiftGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
145[regelnummer]
van sconeiden van crachtenGa naar margenoot+
Ende niemen si van meerder geslachte
Ene werf seidi sinen wille
Entie ridders zwegen stille
Ende hi seit anderwerf boude
150[regelnummer]
doe balch hem aymijn die oudeGa naar margenoot+
Ga naar margenoot+Ende sprac lodewijc wi kennen welGa naar margenoot+
dat gi dapper sijt ende snelGa naar margenoot+
maer laet staen v hoge wortGa naar margenoot+
Sidi goethet comt wel vortGa naar margenoot+
155[regelnummer]
hier es sulc van .xv. iarenGa naar margenoot+
wildi sine cracht barenGa naar margenoot+
hi worpe also verre metten steneGa naar margenoot+
dat nes logene gene
dats ware te doene talre stont
160[regelnummer]
hi sprac god sat hebdi grijs hootGa naar margenoot+
Ende ooc v grise wangenGa naar margenoot+
Ende al dat gi hebt beuangen
moete varen inder waert
v houde hooft v grise baert
165[regelnummer]
Ne lietict niet dor mine ereGa naar margenoot+
Ic soude v so hertelike sereGa naar margenoot+
met minen vusten slaenGa naar voetnoot+
dat v dogen souden vergaen
Nv willic dat hier kinder begeneGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
170[regelnummer]
haer cracht prouuen metten steneGa naar margenoot+
Lodewijc warp met aesten grootGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neder mantel ende surcootGa naar margenoot+
hi wart verbolgen ende erreGa naar margenoot+
Ende warpene .xij. voete verreGa naar margenoot+
175[regelnummer]
den zwaren steen die gonder lach
daer menich man toe sach.
daerna worpene aestetikeGa naar margenoot+
die beste van kerstinrikeGa naar margenoot+
beede meerre ende minder
180[regelnummer]
Sonder sgrauen aymijns kinder.Ga naar margenoot+
daer was niemen so starc no so goetGa naar margenoot+
Lodewijc nontwarpene .i. voetGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
dordat lodewijc waren int lant
Lieten si hem de vorderhant
185[regelnummer]
alshi ontworpen hadde hem allenGa naar margenoot+
riepi mi es grote ere gauallenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
her grisew sijn v kinder.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot+
Twine gadi selue werpen ginder.Ga naar margenoot+
hier es niemen also goet
190[regelnummer]
In verwerpene enen voet
gaet wech aelt renoudeGa naar margenoot+
giseit dat hi mi ontwerpen soudeGa naar margenoot+
Ic wanic v also hardeGa naar margenoot+
Trecken sal bi vwen baerdeGa naar margenoot+
195[regelnummer]
dat v selen in corter stondeGa naar margenoot+
die tande vliegen vten mondeGa naar margenoot+
Doe balch aymijn van dordoeneGa naar margenoot+
Ende sprac gine wert niet so coeneGa naar margenoot+
Ic moete varen inder waert
200[regelnummer]
Quame v hant an minnen baertGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment H 2(Renout heeft aan Karels hof de jonge koning Lodewijk gedood. Met zijn broers weet hij op het ros Beyaert naar Spanje te ontkomen. Daar willen zij zich als krijgslieden verhuren aan koning Saforet, bij wie ook hun vader, Aymijn, vroeger in dienst is geweest.)
Ga naar margenoot+Hare vader hadder dat was waerGa naar margenoot+
onthouden geweist ouer .vij. jaerGa naar margenoot+
hi verkende de rudders mildeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biden wapinen biden scildeGa naar margenoot+
205[regelnummer]
hi seide ic sie wel dat ginderGa naar margenoot+
Comen gereiden aymijns kinderGa naar margenoot+
Ic kense wel bi apoline
Ghersi der herberge minneGa naar margenoot+
dor de lieue van haren vaderGa naar margenoot+
210[regelnummer]
Salicse onthouden alle gaderGa naar margenoot+
hebsi haers vaders moetGa naar margenoot+
Ende si manlijc sijn ende goetGa naar margenoot+
Si sullen minne viande
alle driuen vten lande
215[regelnummer]
Doe ginc hi te dale waertGa naar margenoot+
die borch brugge metter vaert
die rudders beetten van beyardeGa naar margenoot+
Neder vp die erde
Ende gingen ten coninc daer sine sagen
220[regelnummer]
die daer quam met sinen magen
Si groeten met worden sconeGa naar margenoot+
die coninc sprac god moets v lonenGa naar margenoot+
doe vragede die coninc mildeGa naar margenoot+
wat si begerden ende wildenGa naar margenoot+
225[regelnummer]
doe seide renout openbareGa naar margenoot+
dathi gerne onthouden wareGa naar margenoot+
Ende sine broedren also welGa naar margenoot+
die starc waren ende snel.Ga naar margenoot+
doe andworde saforetGa naar margenoot+
230[regelnummer]
wildi gelouen an onse wetGa naar margenoot+
an mamette an boudewineGa naar margenoot+
Ende anden voget apolineGa naar margenoot+
Nenic sprac renout wete godGa naar margenoot+
dadic dat so waric sodGa naar margenoot+
235[regelnummer]
Ic wille gelouen an godeGa naar margenoot+
Ende altoos staen tsinen gebodeGa naar margenoot+
Ende ant helige gods gewerke
an papen ende an clerke
Entie wet entie sede
240[regelnummer]
dies men pliet in kerstinedeGa naar margenoot+
Ende dienen v dagelijcs omme soutGa naar margenoot+
dit sprac mijn here renout
Saforet sprac met sconre taleGa naar margenoot+
bi apoline ic jans v wale
245[regelnummer]
helpt mi dwingen mine ommezatenGa naar margenoot+
In sal v niet gebreken laten.Ga naar margenoot+
vaert rudders goet van priseGa naar margenoot+
Ten castele dien ic v wiseGa naar margenoot+
die ouer die porte staet gewracht
250[regelnummer]
vp den mur bider gracht
Ga naar margenoot+Die herberghe lenic v
geift mi vwen scat ic salne v nvGa naar margenoot+
houden wel met erenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als ghi wilt van mi kerenGa naar margenoot+
255[regelnummer]
Ic salne v geuen met groten loueGa naar margenoot+
wildi bliuen met mi te houeGa naar margenoot+
also lange alsic sal leunGa naar margenoot+
So salic v genouch doen geuenGa naar margenoot+
Renout sprac ic bems vro
260[regelnummer]
dat mi comen es also
Sigauen hem ic seggu datGa naar margenoot+
te bestadene haren scatGa naar margenoot+
Saforet die coene degenGa naar margenoot+
dedene biden sinen dregen.Ga naar margenoot+
265[regelnummer]
Renout ende sine broedreGa naar margenoot+
Sijns vaders kinder ende sine moedreGa naar voetnoot+
reden ten castele diemen hem wijstGa naar margenoot+
die so hoge was geprijst
Si vonder vp wat si begerdenGa naar margenoot+
270[regelnummer]
van dies wast bouen der herdenGa naar margenoot+
Si bleuen metten coninc daerGa naar margenoot+
dat seget men ons ouer waerGa naar margenoot+
Ende dienden sowaer hi wildeGa naar margenoot+
beede met spere ende met scildeGa naar margenoot+
275[regelnummer]
orlogeden si dach ende nachtGa naar margenoot+
manlike met hare crachtGa naar margenoot+
hare cleder quamen selden uutGa naar margenoot+
Si moesten roten an de huut
Si waren wel sciere versleten
280[regelnummer]
dat yser hadse dor etenGa naar margenoot+
dus dienden si den coninc daer.Ga naar margenoot+
.I. lettel min dan .iij. jaerGa naar margenoot+
dathi hem gene ere nededeGa naar margenoot+
No geretiere houescedeGa naar margenoot+
285[regelnummer]
mijn here renout die graueGa naar margenoot+
bat dat men sinen scat gaueGa naar margenoot+
men seide datmen hem geuen soudeGa naar margenoot+
Ende dagede dicken renoude
hi onthilden hem nochtan.Ga naar margenoot+
290[regelnummer]
doe balch renout die edele manGa naar margenoot+
arde vtermaten sere.
Ende seide bi gode onsen hereGa naar margenoot+
gheift hi ons onsen scat nietGa naar margenoot+
hem es euele gesciet
295[regelnummer]
Ic voersen inder gelikeGa naar margenoot+
alsic dede lodewikeGa naar margenoot+
wat segdi sprac adelaertGa naar margenoot+
Biden here die gecruust waertGa naar margenoot+
Slouchdi desen coninc renoutGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
300[regelnummer]
Sone wisten wi niewaer geen onthoutGa naar margenoot+
Ga naar margenoot+Her renout sprac nochtanGa naar margenoot+
wi sijn ongeuallige man.
alhadden wi seluer of gout rootGa naar margenoot+
het werde coper ofte loot.Ga naar margenoot+
305[regelnummer]
ganc wech sprac hi te sinen garsoeneGa naar margenoot+
Tote saforette den coninc coeneGa naar margenoot+
of hi ons cleder wille geuen an.Ga naar margenoot+
willehi ons niet geuen dan.Ga naar margenoot+
Seght hem ooc al datGa naar margenoot+
310[regelnummer]
dathi ons geue onsen scatGa naar margenoot+
doet hijs niet bi mire trouwenGa naar margenoot+
het wert hem arde wel berouwenGa naar margenoot+
verstant wel wattie coninc seit.Ga naar margenoot+
Ende segt mi aldie waerheitGa naar margenoot+
315[regelnummer]
die garsoen dorst laten niet
hi dede dat hem sijn meester hiet.Ga naar margenoot+
Ic seggu eist v bequame.
windalin es sine name
diegaersoen liep wech te hantGa naar margenoot+
320[regelnummer]
daer hi gonen coninc vantGa naar margenoot+
Hi groetene wel houescelikeGa naar margenoot+
daerna seidi coninc rikeGa naar margenoot+
mine heren bidden v sereGa naar margenoot+
dat ghi doet vwes selues ereGa naar margenoot+
325[regelnummer]
Entie ruddren vercleden doetGa naar margenoot+
Ende ghi hem geuet hare goetGa naar margenoot+
haren scat die si hier brochtenGa naar margenoot+
doe si v herbergen sochten.Ga naar margenoot+
Hi seide gaet och garsoenGa naar margenoot+
330[regelnummer]
quaden ende moeti doenGa naar margenoot+
Entie incomelinge v herenGa naar margenoot+
waer waert si hem bekeren.Ga naar margenoot+
mi mochte lichte ic soudse vangenGa naar margenoot+
Ende bi hare kelen hangenGa naar margenoot+
335[regelnummer]
here seiti ghi daet ommate
doe wincti sinen drussateGa naar margenoot+
In sarsasinoys sprac hi zaen
dathiden garsoen soude slaen.Ga naar margenoot+
hi was scinkere ende drussate mede
340[regelnummer]
Nv mogedi horen wat hi dede
Sine hant hi verdrouchGa naar margenoot+
vor de mont hine slouch.Ga naar margenoot+
dathem neise ende lippe bracGa naar margenoot+
metten voete hine stacGa naar margenoot+
345[regelnummer]
Ende trakene dor tfier medeGa naar margenoot+
die garsoen liep wech ter stedeGa naar margenoot+
Talreest hi vernamGa naar margenoot+
dat hi vor sinen here quam.Ga naar margenoot+
hem liep tbloet tier stondeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
350[regelnummer]
Ouer nese enten mondeGa naar margenoot+
Ga naar margenoot+Alsen renout bloeden sach.Ga naar margenoot+
mogedi horen wies hi plach.Ga naar margenoot+
hisprac ter seluer stede
Sech mi garsoen wiet di dedeGa naar margenoot+
355[regelnummer]
Saforets scinkere heift mi te blouwenGa naar margenoot+
datseggic v in goeder trouwen
hi es scinkere ende drussate
Renout sprachi dede ommateGa naar margenoot+
waeromme slouch hi di dus sereGa naar margenoot+
360[regelnummer]
In weets niet bi onsen here.Ga naar margenoot+
Renout sprac bi godeGa naar margenoot+
hi es sot die enen bode
aldus sere soude slaen
Enten here mach begaen
365[regelnummer]
hi mire wet bi mire trouwenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot+
dat hi di slouch sal hem rouwen.Ga naar margenoot+
waest. seide renout omme datGa naar margenoot+
dat wi hiesten onsen scatGa naar margenoot+
onse gout ende onse haueGa naar margenoot+
370[regelnummer]
hi seide dat hi ons niet negauen.Ga naar margenoot+
No weder cleder nochte paertGa naar margenoot+
hi seide gine warets niet waertGa naar margenoot+
No weder gout nochte scatGa naar margenoot+
Ia seide renout seiti datGa naar margenoot+
375[regelnummer]
Ia hi here waerlike dinc
Ende hi scalt .v incomelinc.
Ende wincte den drussate daer hi stoet
ende dede mi slaen vorde mont
hi seide gi daet alst felle diet.Ga naar margenoot+
380[regelnummer]
Iudaes die gode verrietGa naar margenoot+
hi seide gi sloucht vwen hereGa naar margenoot+
daer renout balch hem sereGa naar margenoot+
hiseide waer bestu ridsaertGa naar margenoot+
Leet beyarde uut ter vaertGa naar margenoot+
385[regelnummer]
doe tors verdecken waleGa naar margenoot+
Ende hore na mine tale
v ende writsardeGa naar margenoot+
So beuelic beyardeGa naar margenoot+
wapent v ende ledet uutGa naar margenoot+
390[regelnummer]
Stillekine sonder geluutGa naar margenoot+
Seide renout die rudder vri
adelaert gi moet gaen met miGa naar margenoot+
wi sullen ons wapenen ter vaertGa naar margenoot+
Ende dragen met ons onse zwaertGa naar margenoot+
395[regelnummer]
Ende nemen onse mantele groene
Si nemen waren die ruddren coene
geacement ende gereit
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nv hort wat renout seit.Ga naar margenoot+
met goeder trouwen seidi datGa naar margenoot+
400[regelnummer]
onthout ons de coninc onsen scatGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kritische verkenning van de tekstIn de aantekeningen bij de transcriptie zijn enkele in het oog springende kopiistenfouten verbeterd. Een oppervlakkig onderzoek van de hier uitgegeven tekst en een globale vergelijking met de Reinolt en het volksboek, maken duidelijk dat daarmee allerminst een onbedorven lezing is verkregen. De Mnl. redactie is bijzonder corruptGa naar voetnoot20. Zo wordt in de verzen 11-22 niet over Ridsaert en Writsaert gesproken, zoals in het volksboek. Het verkleinwoord renoudijn in vers 13 (en 37) lijkt terwille van het rijm geformeerd. In het volksboek wordt van reynout gesproken, zoals trouwens ook overal elders in de berijmde tekstGa naar voetnoot21. De verzen 102-116, die niet in het volksboek voorkomen, stellen ons voor problemen. De byzantijnse munt kan voor Karel een bijzondere betekenis hebben, omdat hij uit het H. Land is meegebrachtGa naar voetnoot22, maar dat de koopkracht van het goudstuk, waar het in v. 109 om blijkt te gaan, zo hoog zou zijn, is bevreemdend. Daarbij komt, dat Renout niet om een bysant verlegen zit: hij heeft er juist zes geofferd tijdens de kroningsmis (Vb. p. 38). Er zal het een en ander aan de lezing van het hs. haperen, waarop het omslachtige vers 110, de stoplappen v. 111, 113, tier stont in v. 114, tien tiden in v. 115, wijzen. Evident zijn de corrupties in v. 125-128 en 158-160. De verzen 215-218 zijn waarschijnlijk ontstaan uit: Doe ginc hi te dale waert
Die rudders beetten van beyaert.
De datief zonder uitgang (vgl. Van Helten, Mnl. Spr. § 291) is vervangen door beyaerde, waardoor twee weesrijmen ontstondenGa naar voetnoot22a. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In vers 234 lijkt Renout zijn best te doen om Saforet, op wiens hulp hij is aangewezen, tegen zich in het harnas te jagen. Maar het vers is waarschijnlijk toegevoegd. De verzen 233-236 zullen uit één rijmpaar zijn ontstaan: god-gebod of gode-gebode. Ten gevolge van toevoeging, resp. weglating van een buigings-e kunnen de verzen zich tot twee rijmparen hebben ontwikkeld. Vers 242 is overbodig: rijmde sout eerst op hout (i.p.v. pliet in v. 240)? Een duidelijke stoplap is vers 266, dat in de Reinolt, evenals vers 268, is weggelaten. Het presens wijst, bovendien, wijkt af van de imperfecta reden en was geprijst. De oorspronkelijke lezing zal hebben geluid: Renout ende die broedre sijn
Reden ten castele fijnGa naar voetnoot23.
Door vervanging van die broedre sijn door het synoniem sine broedre ontstonden twee weesrijmen. Het eerste werd met de stoplap v. 266 aangevuld, het tweede werd gesplitst: van fijn werd een geheel nieuw vers gemaakt, rijmend op het aangevulde vers 267. Zo zijn ook de verzen 285-288 vermoedelijk uit 2 regels ontstaan. Het wekt verwondering, dat Renout in deze verzen zich er zonder protest bij neer schijnt te leggen, dat hij voor zijn diensten geen schadeloosstelling ontvangt, en voor kleding en wapenen zijn eigen kapitaal moet aanspreken. Toch dient hij Saforet ‘omme sout’ (v. 241). Daarom ook stuurt hij in de verzen 305-314 zijn knecht naar Saforet in de eerste plaats om nieuwe kleren te vragen; daarna pas moet de bode de in bewaring gegeven schat opeisen. Het is dan ook waarschijnlijk, dat het conflict tussen de Heemskinderen en Saforet in eerste instantie ging om achterstallige soldij, en niet om teruggave van de schat. Die komt pas ter sprake wanneer Renout en zijn broers willen vertrekken, d.i. in Reinolt v. 2409; (vgl. daartoe vers 254-255 van de Haagse fragmenten). De verzen 285-288 moeten corrupt zijn, ze kunnen hebben geluid: Doe bat die graue renout
Dat men hem gaue sout.
De verlezing gaue sout > geue̅ soude kan alle wijzigingen veroorzaakt hebben. In vers 293 zou dan ook gelezen moeten worden sout i.p.v. scat, en eveneens in de verzen 310, 368 en 400, waar het rijmwoord dat trouwens terwille van het rijm lijkt te zijn toegevoegd. Wanneer we aannemen, dat de Heemskinderen in de eerste plaats hun soldij eisen, is ook het latere optreden van Renout beter te begrijpen. Samen met Adelaert gaat hij naar Saforet toe en brengt hem onder ogen, dat ze nog geen cent hebben uitbetaald gekregen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wir han vertreben uwer fiant, [...]
wir han georloget tag und nacht [...]
Ir enhant uns nie gegeben, konig suss,
einen sporen an unser fuss. [...]
Konig, lasst es uch erbarmen. (Reinolt v. 2390-2398)
De wijze waarop de garsoen zich van zijn taak kwijt (v. 325-328 in de Haagse fragmenten) versterkt het vermoeden, dat de invoering van scat (< sout) in het verhaal, een kettingreactie binnen de tekst ten gevolge heeft gehad. Pas na een weigering van Saforet om kleren te geven (v. 308-310) moest Renouts bode de schat terugvragen. Windalin brengt beide verzoeken echter in één adem over. Dat wekt de indruk, dat hij oorspronkelijk slechts één verzoek moest overbrengen: hij moest kleding en sout vragen. Nadat sout consequent was vervangen door scat, moest Renouts opdracht wel tweeledig worden. Immers het terugvragen van de schat was onnodig, wanneer Saforet kleding zou verstrekken. De verzen 322-328 zijn onvoldoende aangepast. Wel wordt nu ook hier van scat gesproken, welk woord met de verzen 322-323 is ingevoegd, maar het gaat nog om één verzoek. Niet alleen is scat toegevoegd, sout moet uit de Mnl. tekst zijn verwijderd. Het kan immers, na voorgaande redenering, niet als een toeval worden beschouwd, dat de met v. 325-326 corresponderende verzen 2300-2301 van de Reinolt luiden: und bekleident die ritter stolz
und gebent ine ir gut und iren solt.
Het onvolkomen rijm stolz/solt is een vol rijm in het Mnl.: ende vercledet die rudder stout
ende gevet hem (haer goet ende) haer sout [mogelijk:
ende gevet hem goet ende sout]
Een Mnl. kopiist moet, na alle voorgaande wijzigingen, hebben gemeend dat sout uit de lucht kwam vallen, en daarom de regels 325-326 hebben gewijzigd. Gelukkig waren de Duitse kopiisten wat minder kritisch. Vers 335 lijkt te zijn ingevoegd onder invloed van v. 358. De strekking van v. 339, identiek met 357, is niet duidelijk; v. 340 is een stoplap. De dialoog in v. 354-381 is verward. Herhaalde malen blijkt pas uit de inhoud van het vers, wie er aan het woord is: v. 355, 360, 372, 375; het herhaalde hi seide (v. 370, 372, 374, 379, 381), het grote aantal stoplappen (in v. 356 in goeder trouwen, 360 bi onsen here, 361 bi gode, v. 365, 367 omme dat, v. 369, 373, 374, 375), de herhalingen (v. 358 = 362, 359 = 363, 369 = 373), alsmede enkele grammaticale knopen (v. 364, 370) maken duidelijk, dat er wel het een en ander aan de passage schort. Het dubbele bevel van Renout aan Ridsaert (v. 384 en 389-390) en de prothusterons in v. 384:385 en 384/385:386 doen vermoeden, dat ook de laatste verzen van de Haagse fragmenten vervormd zijn. Het zal een grondig tekstkritisch onderzoek vergen om althans op een aantal plaatsen de oorspronkelijke mededeling te achterhalen. De aanvankelijke kleine vergissingen van kopiisten zijn verkeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hersteld, er is verbeterd, aangevuld en weggelaten. Een goed voorbeeld van de gecompliceerdheid der corrupties leveren ons de verzen 45-50, waar we dank zij Reinolt en Vb. met vrij grote waarschijnlijkheid de vroegere lezing kunnen herstellen.
1. Ons wantrouwen tegen de verzen 45-50 wordt gewekt in de eerste plaats door de opeenhoping van stoplappen. Regel 46 is in zijn geheel een stoplap, en geen bijzonder vindingrijke. Het heeft weinig zin de aandacht op de kleding van Karels ridders te vestigen juist op het moment, dat ze gaan slapen. 2. Lude ende stille in v. 47 is eveneens versvulling en bovendien moeilijk te interpreteren. Riep Lodewijk zowel hard als zacht, riep hij dus enkele malen, op allerlei wijzen (vgl. MnlW 4, 867-869)? In het Vb. is de uitdrukking vervangen door overluut, wat begrijpelijker is. 3. In vers 49 spreekt Lodewijk alle aanwezigen aan, terwijl hij in v. 48 zich richt tot degene die goet wil hebben. Op zichzelf is dit een kleine grammaticale inconsequentie, die echter i.v.m. de overige punten niet onopgemerkt mag blijven. 4. Wat voor hulp heeft Lodewijk nodig, vragen we ons af, om in de boomgaard te komen (v. 49-50)? In het Vb. en in de Reinolt loopt hij op eigen kracht en nodigt hij zijn edelen alleen uit om hem te volgen. 5. Metter vaert (v. 49) is een stoplap. Nu hoeft elke versvulling niet op corruptie te wijzen, maar zeker is een weinigzeggende uitdrukking als metter vaert zeer geschikt om een te kort vers te verlengen of een ontbrekend rijmwoord te vervangen. Op alle vijf punten wijkt de Renout af van de Reinolt. Deze constatering helpt ons weinig verder, wanneer we niet de verhouding tussen deze twee bronnen kennen. Pfaff houdt de Duitse vertaling voor een verkorting van de Middelnederlandse RenoutGa naar voetnoot24. Dat de Duitse vertaler ernaar heeft gestreefd, ofwel er door het rijm toe werd gedwongen om hier en daar een overbodig vers of versdeel weg te laten, blijkt op verscheidene plaatsen. Zo bewijst wisst in de verzen 2254-2255, dat ook de ‘Haagse’ verzen 266 en 268 in het Mnl. voorbeeld van de vertaler stonden. Maar naar welke Mnl. redactie is de Reinolt vertaald? Wanneer we het Duits met onze Haags/Berlijnse tekst vergelijken, kunnen we menen, dat de vertaler met grote volharding stoplappen heeft geschrapt. Maar is het niet waarschijnlijker, dat hij een redactie voor ogen had, die deze uitbreidingen miste? Onze Mnl. bron, uit het midden van de 14de eeuwGa naar voetnoot25, wemelt van de corrupties en versvullingen. Het zou kunnen blijken, dat de Reinolt veel minder heeft weggelaten dan Pfaff meende, en daardoor des te belangrijker is voor de tekstkritiek. Matthes heeft de waarde van de ‘Heidelbergse’ vertaling in dit opzicht goed geschat: ‘uit een aesthetisch oogpunt is de vertaling afschuwelijk. Niet in staat om, met den Nederlandschen Reinout voor zich, iets zelfstandigs in zijn eigen taal te scheppen, heeft (de omdichter) zich slaafs aan zijn origineel gehouden, en er zelfs het Duitsch voor verminkt’Ga naar voetnoot26, zodat het werk ‘in zijn onbeholpen letterlijkheid en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slaafsche trouw aan het origineel van zoo onschatbare waarde voor de critiek is’Ga naar voetnoot27. Matthes zou nog meer superlatieven hebben gebruikt, wanneer hij niet alleen de Berlijnse fragmenten had gekend, maar ook de in 1922 gepubliceerde fragmenten uit RigaGa naar voetnoot28. Deze fragmenten zijn uit een aanmerkelijk oudere codex afkomstig dan het Haags/Berlijnse handschrift. De Vreese schatte het handschrift in 1926 uit het begin van de 14de eeuw. In 1933 hield hij het op de tweede helft der 13de eeuwGa naar voetnoot29. Voor ons van belang is de constatering, dat de Reinolt volkomen parallel loopt met deze fragmenten, die behoren tot één folium met 4 × 33 verzen. Dezelfde passage in de Reinolt telt eveneens 132 verzen. Bovendien blijken de Mnl. verzen zoals ze in deze bron voorkomen, woordelijk in het Duits vertaald te zijn, met kleine afwijkingen wanneer het rijm dat nodig maakt. We kunnen hierdoor ons vermoeden bevestigd achten, dat de Duitse vertaler niet doelbewust verkortte, maar een oudere, veel minder bedorvenGa naar voetnoot30 Mnl. redactie als voorbeeld hadGa naar voetnoot31. We worden bovendien geconfronteerd met het frappante feit, dat de Haags/Berlijnse redactie t.o.v. de redactie-Riga (parallel aan de Reinolt) met niet minder dan een derde deel is uitgebreid. En dat niet door de invoeging van nieuwe episoden, maar door de talloze versvullingen en nieuwe verzen die de vele fouten, bij het herhaalde kopiëren gemaakt, moesten verbergen. Deze ervaring doet ons ook de overige voortbrengselen van de Mnl. literatuur, voorzover we die kennen uit jongere bronnen, met andere ogen bezien. Het zou eenvoudig zijn, wanneer we bij verschillende lezing van Renout en Reinolt, het Duits maar in het Mnl. behoefden terug te vertalen om een onbedorven lezing te verkrijgen. Pfaff meentGa naar voetnoot32, dat de Duitse vertaling in of kort voor 1474 is vervaardigd en even oud is als één van de twee bewaard gebleven bronnen van de Reinolt, het Heidelbergse handschrift A (codex pal. 340). Zijn argumenten die moeten bewijzen dat dit handschrift als de autograaf van de vertaler moet worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beschouwd, schieten echter tekort. Evenmin wordt het bewijs geleverd, dat hs. B (codex pal. 399) een afschrift is van A, al is het nauw verwant. Zowel A als B kunnen al dan niet directe afschriften zijn van een vroegere vertalingGa naar voetnoot33. Ook de Duitse tekst, als door Pfaff uitgegeven, heeft dan een geschiedenis achter zich en zal de sporen dragen van het kopiëren. Dit gevoegd bij het feit dat we het Mnl. voorbeeld van de Reinolt niet kennen, dwingt ons kritisch te blijven staan tegenover de Duitse tekst. Zo maakt vers 1289 ‘und da schone dyng bestan’ geen betrouwbare indruk; het vers zou kunnen zijn bijgerijmd ter vervanging van het aanvankelijk op vers 1288 rijmende vers. We komen hierop terug. Eerst willen we proberen binnen de Mnl. verzen 45-50 oud van nieuw te scheiden. De twee stoplappen in v. 46-47 kunnen zijn toegevoegd om twee weesrijmen weg te werken. Twee weesrijmen vlak na elkaar ontstaan meestal doordat het rijmwoord van één van twee paarsgewijs rijmende verzen is gewijzigd, weggevallen, vervangen of door omkering binnen het vers van de laatste plaats verdrongen. Om het rijmschema te herstellen kunnen de twee verzen tot vier worden omgevormd, ofwel met nieuwe verzen worden aangevuld. Eén van beide rijmparen heeft dan de oorspronkelijke rijmklank. In de verzen 45-48, die gezien de stoplappen op deze wijze lijken te zijn ontstaan, zal dat -alle zijn uit vers 45, dat woordelijk met Reinolt v. 1286 overeenstemt. Het rijm 1286-1287 zale-all is geforceerd, maar levert in het Mnl. een vol rijm op: wel vierhondert bi getalle
Lodewijc sprac nv volgen mi alle.
Nv volgen mi alle kan hebben plaats gemaakt voor de stoplap lude ende stille, doordat er een weesrijm op -ille was ontstaan: vers 48. Dit vers komt wel in het Vb. maar niet in de Reinolt voor. Het is echter om navolgende redenen niet gewaagd te veronderstellen, dat het in het Mhd. is weggevallen: 1. Vers 1289 maakt een zeer corrupte indruk. Lodewijk zegt dat ze in de boomgaard ‘mooie dingen gaan doen’, een hoogst vage en niet helemaal juiste mededeling. Hij wil, zoals in het volgende vers 1290 wordt uitgedrukt ‘schone gaben geben’, en dat maakt hij de aanwezigen niet duidelijk met ‘wir wollen schone dyng bestan’. 2. Veel waarschijnlijker is ook, dat Lodewijk niet allen beveelt naar de boomgaard te gaan, maar dat hij allen die een geschenk willen ontvangen, daartoe uitnodigt, zoals in de Renout en het Vb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het is zeer goed mogelijk, dat deze beperkende bijzin ook in de Reinolt op vers 1287 volgde. Nu folgent mir all moet nu als een aanspreking en folgent als een imperativus worden opgevat. Maar all zou ook onderwerp kunnen zijn en folgent 3de p. plur. van de optatiefGa naar voetnoot34. Misschien heeft de interpretatie van folgent als imperatief ertoe bijgedragen, dat de relatieve bijzin wegviel. In elk geval, de uitnodiging wordt gericht tot een groep mensen. Folgent in de Reinolt en wie ghiften ende lenen ontfangen wouden in het Vb. zijn dan ook pluralisvormen. Wanneer de relatieve bijzin inderdaad moet aansluiten op alle, is het meervoud vereist. De singularis wille versterkt ons wantrouwen tegen de lezing van de Renout. Naar we mogen aannemen, stond er ook in de Mnl. rijmtekst oorspronkelijk willen, dat evenwel met stille een onvolkomen rijmpaar vormt. Stille echter is ingevoegd om het weesrijm wille(n) weg te werken. Naar ik vermoed is willen op het eind van de versregel terecht gekomen tengevolge van een veelvoorkomende kopiistenfout: een omkering van woorden binnen de regel. Geen fout zoals in regel 131 van de Haagse fragmenten, waar een woord is overgeslagen en achter de regel weer toegevoegd, maar omkeringen zoals in Karel ende Elegast r. 103 (BR), 122 (BR), 142 (BR-K), 159 (K), en op vele andere plaatsen. Deze inversies zijn syntactisch correct en ontstaan in de geest van de kopiist, die veel langzamer ‘schreef’ dan wij nu, en die tijdens het schrijven een gelezen vers voortdurend in gedachten herhaalde en daardoor dikwijls vervormdeGa naar voetnoot35. Alle stoplappen en onregelmatigheden in de v. 45-50 worden verklaarbaar, wanneer we aannemen dat vers 48 luidde: Die goet willen ontfaenGa naar voetnoot36
waarop rijmde: Wi sullen in den boongaert gaen (naar Reinolt). We kunnen ons de successieve wijzigingen als volgt voorstellen: (1) Wel vierhondert bi getalle
Lodewijc sprac nv volgen mi alle
Die goet willen ontfaen (> ontfaen willen)
Wi sullen in den boongaert gaen
(2) Wel vierhondert bi getalle
Lodewijc sprac <lude ende stille>
Nv volge mi die goet ontfaen wille (ontfaen > hebben)Ga naar voetnoot37
<Ende helpt mi metter vaert>
In <gonen sconen> boongaert.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) Wel vierhondert bi getalle
< Wel geachemeirt alle >
Lodewijc sprac... enz.
Zo zijn er van 4 regels 6 gemaakt, misschien wel 8, want het is zeer goed mogelijk, dat ook de verzen 51 en 52, die in de Reinolt ontbreken, zijn bijgerijmd om de overgang te bewerken van de nieuwe mededeling in v. 49-50 naar v. 53 (Daer [naar Reinolt] ginc hi geuen scone gauen). Dit vers sluit goed aan op ‘Wi sullen in den boongaert gaen’. Het wschl. ingevoegde vers 51 is moeilijk te interpreteren. De bewerker van het Vb. in elk geval heeft er niet goed raad mee geweten. De hulp van de edelen heeft hem geïnspireerd tot het oprichten van een plein, een baldakijnGa naar voetnoot38, zoals dat eerder door de vier Heemskinderen in de processie bij de koningskroning werd gedragen om Lodewijc te beschermen tegen wind en zon. Maar dat is in een boomgaard wel overbodig.
De Haagse fragmenten van de Renout van Montalbaen zijn inderdaad bijzonder corrupt, maar dat vermindert nauwelijks hun waarde. In samenhang met de andere bronnen van de Renout leveren ze overvloedig materiaal voor de bestudering van kopiistengedrag.
september 1971 Amsteldijk 32, Amsterdam A.M. Duinhoven |
|