| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande & Belfort 117 (1972), nr. 8
Carlos Tindemans vraagt in Wijsheid of monomanie meer en betere aandacht voor Herman Teirlinck als toneelauteur. - Marcel Janssens bespreekt in de Kroniek Van het Reves De taal der liefde en Hugo Brems wijst op de monografie van Louis Gillet, Jan Greshoff. Zijn poëzie en poëtiek.
nr. 9
Worstelen met Kronos is de titel van een artikel van Alfred G.H. Kerckhoffs over Variabele constanten in werk van W.F. Hermans. Hij vergelijkt De donkere kamer met Behouden huis en toetst het daar gevonden basisplan uitgebreid aan Nooit meer slapen. - Twee dichters, Patrick Conrad en Patricia Lasoen, worden door Hugo Brems met waardering besproken. - Boeken over o.m. Maurits Sabbe en Richard Minne komen in het kort aan de orde bij de Boekbesprekingen.
nr.10
In Gezelle, zoals hij was en is belicht Albert Westerlinck drie religieuze principes van de Vlaamse dichter: de dienstbaarheid van zijn woord aan de Kerk, zijn versmeltingsdrang en -mystiek en zijn ontologisch en religieus realisme. ‘Hij was te aardig, te interessant en te rijk om hem aan de vergetelheid prijs te geven’, besluit Marc Galle zijn In memoriam Raymond Brulez. - Marcel Janssens bespreekt onder de titel Simon de gebeurende de autobiografie van Simon Vinkenoog, Aan het daglicht. - Afscheid van Holland heet een gedicht van Ida Gerhardt en ook de kroniek van Hugo Brems over werk van deze dichteres. - Albert Westerlinck vindt het Boonboek, samengesteld door Julien Weverbergh en Herwig Leus een onmisbaar document.
| |
De gids 135 (1972), nr. 9/10
What's up doc is niet alleen de titel van een film, maar ook de vraag die Rudolf Geel aan Doctor Richter Roegholt stelt. De op De geschiedenis van de Bezige Bij gepromoveerde dichter-historicus blijft het antwoord kennelijk schuldig, want Geel kan zich op geen enkele manier met de dissertatie verenigen.
| |
Maatstaf 20 (1972/73), nr. 7
R.A. Cornets de Groot betoogt in een artikel over Piet Paaltjes dat de titel Snikken en grimlachjes aangeeft, dat 's dichters libido vooral oraal gefixeerd is. - Een ‘nakomertje’ van de vorige, aan Victor van Vriesland gewijde Maatstaf-aflevering is Sadi de Gorters A tout seigneur tout honneur (ere wie ere toekomt). - Harry G.M. Prick editeert twee beschouwingen van Lodewijk van Deyssel over Zola (Emile Zola vijftig jaar later).
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 25 (1972), nr 8
Hulpeloze acrobatiekjes van het problematische ik is de noemer waaronder Willy Roggeman de prozastukjes in de bundel De röntgenziekte van Gust Gils brengt. - Georges Wildemeersch bestrijdt R.A. Cornets de Groot in zijn artikel Dichterlijke
| |
| |
gebondenheid en kritieke vrijheid. Omtrent H.Claus' ‘Tancredo infrasonic’ 5.
nr.9
Als voorpublikatie uit zijn bundel essays Een wereld apart, die dit voorjaar verschijnt, treffen we in deze aflevering Paul de Wispelaeres opstel aan over Louis-Paul Boon, tedere anarchist (n.a.v. Vergeten straat). - A. Bolckmans schrijft over August Vermeylen en diens belangstelling voor de wereldliteratuur en Raymond Vervliet beschouwt in ‘Also sprach Dr. Vermeylen’ brieven van deze Vlaming uit Berlijn en Wenen (1894-'96).
| |
Orbis litterarum 27 (1972), nr. 3
Over de problemen die zich voordoen bij de studie van Trivial literature and mass-reading schreef Erland Munch-Petersen een inleidend artikel.
| |
Raster 6 (1972), nr. 3
Verboden in te halen - wegversmalling hangt als waarschuwing [...]n artikel van Kees Fens over toekomstperspektieven van de Nederlandse letterkunde. - ‘Over de vrouw van Feijlbrief en over Feijlbrief die Van Oudshoorn werd gaat dit korte verhaal’, kondigt Wam de Moor aan in het begin van Waarom een schrijver trouwen kan. - Ton Anbeek bespreekt Nieuwe ontwikkelingen in de verhaaltheorie en gaat daarbij vooral in op de herontdekte Russische formalist Vladimir Propp.
| |
Soma 3 (1972), nr. 26
Om te beginnen het tweede en laatste deel van het gesprek tussen H.R. Heite en H.C. ten Berge. - Ook van H.R. Heite een recensie, getiteld Leesbare opstellen (over Onder dekmantel van etiket van Karel Reynders), hemelse fooien (gedichten van Habakuk II de Balker), onwaarschijnlijk konstruktivisme (poëzie van Hans Faverey). - Ton Anbeek bespreekt onder de wrevelige titel Geklets over en in de (roman)ruimte Jean Weisgerbers Proefvlucht in de romanruimte. Volgens hem berust Weisgerbers onderzoek op volstrekt ondoordachte uitgangspunten.
| |
Spiegel der letteren 14 (1972), nr. 4
Overpeinzingen van een lezer is de pretentieloze ondertitel die P.J.H. Vermeeren meegeeft aan zijn beschouwing over Jacob van Maerlants Alexanders Geesten. Het is er hem vooral om te doen zich te verplaatsen in de huid van de middeleeuwer die Van Maerlant las. - L. Rens vergelijkt de uitgaven van resp. C. Kruyskamp en Jo Daan van Bredero's kluchten en let daarbij vooral op wat beiden zeggen over de bouw ervan. De editie-Kruyskamp is een grote meevaller, en Jo Daans uitgave is feilloos qua tekst en helemaal op haar plaats als deel van de Herdenkingsuitgave, aldus L. Rens - Jacques Kruithof bestrijdt in Akeleien met een filoloog de aanval van J.J.M. Westenbroek op zijn commentaar op Huygens' Op de dood van Sterre. - Bij de Boekbeoordelingen een bespreking door W.E. Hegman van het verslag van het
| |
| |
Gentse Veldeke-symposium uit 1970, een enthousiaste recensie door L. Gillet van de uitgave van Kloos' Okeanos-fragmenten, verzorgd door A.P. Verburg en H.G.M. Prick, in de serie Achter het boek, en een positieve beoordeling van een verzameling poëziekritieken van Ellen Warmond, Voorkeur willekeur (door Hugo Brems).
| |
Standpunte 26 (1972/73), nr. 1 (103)
Henny Aucamp laat een Staalkaart zien, een Inleiding tot 'n denkbeeldige bloemlesing uit die verhale van en rondom die jare sestig. Het gaat hier dan wel uitsluitend om de Zuidafrikaanse Zestigers. - T.T. Cloete bespreekt Ritme en klank as veraanskoulikingsmiddele in D.J. Oppermans se ‘Blom en baaierd’. - Twee skryfsters, Elsa Joubert en Henriëtte Grové, krijgen aandacht van J.P. Smuts. Winterreis: drie vertellinge van de laatste schrijfster beschouwt hij als een van de beste prozawerken van de afgelopen tijd in het Zuidafrikaans.
| |
Streven 26 (1972/73), nr. 3
Voornamelijk over King Kong handelt de korte bespreking van G.J. Boschheurne over Dr. W.F. Hermans en de oorlog.
| |
Tirade 16 (1972), nr. 179
Over Werther Nieland van Gerard Kornelis van het Reve gaat het artikel van G.F.H. de Raat. Die Leiden des jungen Elmers.
nr. 180
‘Jan Emmens was medeoprichter van Tirade. (...) Dit speciale nummer van Tirade is te zijner nagedachtenis. Voor wat hij als vriend, als dichter en geleerde voor zeer velen heeft betekend. Hij zou er verlegen om grinniken, de meeste bijdragen niet zo erg goed vinden. Maar hij zou er toch een beetje gevleid en gelukkig mee geweest zijn’, aldus uitgever-redakteur G.A. van Oorschot aan het begin van deze aflevering over de eind 1971 overleden Utrechtse kunsthistoricus en dichter. Met Aad Nuis Lezen we vervolgens in de gedichten en Renate Rubinstein probeert te weerleggen dat de gedichten van Jan Emmens alleen maar verstandelijk zouden zijn: ‘ik vond ze aangrijpend, raadselachtig, konfidentieel. En schokkend, zoals dromen kunnen zijn’ (In een uithoek). Verder in dit nummer bijdragen van H. van Galen Last, H.A. Gomperts, Chr.J. van Geel, J.G. van Gelder, J. Bruyn, R.W. Scheller, E. de Jongh, R.H. Fuchs, Evert van Uitert, Joh. van Zweden en Peter Hecht. Behalve met werk van Peter Vos werd deze aflevering ook geillustreerd met tekeningen van Jan Emmens zelf.
| |
Werkgroep 18e eeuw, nr. 14
Ferd. Sassen laat enkele Desiderata voor de beschrijving van de wijsbegeerte in Nederland gedurende de 18e eeuw horen.
| |
| |
nr. 15/16
Deze aflevering bevat de tekst van de voordrachten tijdens een symposium van de werkgroep op 3 en 4 september 1971 over De 18e-eeuwse satire in woord en beeld (met o.m.N. Wijngaards over Simon Stijl).
nr. 17
Dit nummer is geheel gewijd aan de 18e-eeuwse natuuronderzoeker Petrus Camper.
| |
Dokumentaal 1 (1972), nr. 4
Dit nummer opent met een reaktie van R. van de Velde op de inleiding op het derde nummer, Succes/sie, van redakteur W.A. Hendriks: Retrospektief perspektief. - Vervolgens een overzicht van Literair-historische opdrachten, die per 1 januari 1972 nog niet waren vervuld. - De helft van dit nummer wordt in beslag genomen door Persoonsbibliografieën ‘Zuid’; de inhoudsopgave van het proefschrift van R. Huwel, Bibliografie der bibliografieën van Zuidnederlandse auteurs (taal- en letterkunde). Per auteur zijn beknopte biografische gegevens toegevoegd. Het overzicht betreft ruim 400 persoonsbiografieën.
| |
Ons erfdeel 15 (1972), nr. 1
Jan Goossens kan zowel positieve als negatieve opmerkingen maken over de relatie tussen De duitse germanistiek en het Nederlands. Zijn artikel bestaat uit vier hoofdstukjes. - J.H.W. Veenstra bespreekt uitvoerig het reeds door velen geprezen ‘handboek’ van Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel. Ook Veenstra wil de schrijver in Nederlands-Indië in de houdgreep zijn goedkeuring niet onthouden. Op één punt is de recensent het echter beslist niet met Nieuwenhuys eens. Het buiten beschouwing laten nl. van de journalistiek ‘heeft schadelijke konsekwenties voor de inhoud van het boek gehad’. - Deel XXVII van de Bibliografie van het nederlandstalige boek in vertaling is, zoals gebruikelijk, weer verzorgd door E. van Raan e.a. - Is Patrick Conrad: dichter of dandy? Wat hij ook is, hij schrijft ‘een aparte poëzie die standhoudt door haar eenzame sterkte’, aldus Willie Verhegghe. - Volgens Henk Buurman wordt het Verzameld proza van C.C.S. Crone vooral beheerst door Het gekorrumpeerde bestaan. - Jan van der Vegt is enthousiast over de poëzie van Habakuk II de Balker: een rauwe stem uit de natuur. - Het Boonboek is als informatiebron zeer welkom, maar om nu al te spreken van het ‘definitieve’ woord over Louis-Paul Boons persoon en werk gaat Marcel Janssens veel te ver. - Tot slot behandelt Martien J.G. de Jong in kort bestek het werk van Victor E. van Vriesland.
| |
Leuvense bijdragen 61 (1972), nr. 3
Wolfgang Jungandreas' antwoord op de vraag Westfränkisch? luidt: ‘Das sogenannte Westfränkische erweist sich somit als ein dialektisch leicht differenzierter Grenzstreifen des Gesamtfränkischen’. - S. Theissen heeft Een onderzoek met de computer IBM 360/65 laten uitvoeren naar De constructie na de bepaling van beperking ‘wat... betreft’. Voorlopige conclusie: a) niet hetzelfde onderwerp in hoofd- en
| |
| |
bijzin: doorgaans inversie, b) hetzelfde onderwerp (in ruim-semantische betekenis): tendens naar inversie. Voor b zijn meer voorbeelden gewenst. - C. Marynissen bespreekt F. Debrabandere, Studie van de persoonsnamen in de Kasselrij Kortrijk 1350 - 1400. - Van Ada Deprez worden twee uitgaven beoordeeld door M. de Smedt: F.A. Snellaert en J.A. Alberdingk Thijm. Briefwisseling. 1843-1872; en De jonge Snellaert, 1809-1838.
| |
Levende talen, nr. 293
In LT 274 (1971) stelde J. Griffioen de vraag Grammatica in het v.w.o.? W. van Calcar reageert hierop met Grammatica in het basis- en voortgezet onderwijs. ‘Als hoofddoel van taalkunde voor alle vormen van onderwijs, ziet hij, behalve de kunst van het foutloos schrijven, de theorie van taal en werkelijkheid’. - De Nederlandse spraakkunst op school houdt ook R. Dirven bezig. Hij omschrijft de methodiek en doelstelling ervan. - Veel buitenlanders hebben moeite met de negatie in het Nederlands. E.B. Willemse-Zuidema wil hen die zich bezighouden met onderwijs aan anderstaligen een hulpmiddel aanreiken met een Oppervlakteverkenning van de ontkenning. - Samen met een groep leerlingen is M. Desmyter gekomen tot Cursorisch lezen van een verhaal: Slauerhoffs ‘Eind van het lied’. Het verslag hiervan bestaat uit twee delen: I Voorbeeld van benadering, II Poging tot interpretatie. - A.J.M. Vaessen plaatst twee opmerkingen bij de door het hoofdbestuur van LT gegeven definitie van Schrijfvaardigheid.
| |
Lingua 30 (1972), nr. 2-3
Voor het probleem van The germanic consonant shift zijn reeds verschillende oplossingen gegeven. F. van Coetsem kiest voor één ervan en wil de verschuiving zien als behorend tot Compensatory processes in language.
nr. 4
Pedro Beade wijdt een beschouwing aan Sievers' law in Gothic and other related matters.
| |
Onze taal 41 (1972), nr. 11-12
In dit dubbelnummer onder meer: De taal in het nieuws; P. Brachin over De Spaanse koopman en de Franse handelsreiziger: het gaat hem om de uitgang van het bn.; A.J. Vervoorn tamelijk uitvoerig over Onze taal in Suriname.
| |
Quaerendo 2 (1972), nr. 4
D.A. Wittop Koning bespreekt Een nyeuwen coock boeck van Gheeraert Vorselman, uitgegeven en van commentaar voorzien door Elly Cockx-Indestege.
| |
| |
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 88 (1972), nr. 3-4
Het Oudnederlands houdt ook buitenlandse geleerden bezig. W. Sanders schrijft Drie hoofdstukjes uit de vroegste Nederlandse taal- en letterkunde. - In de jaren 1236-1268 stelde Beatrijs van Nazareth haar Van seuen manieren van heiliger minnen samen, dat door H. Vekeman gezien wordt als Extase en traditie in een cultus van de minne. - M.J.H. de Haan stelt de vraag Het bediet van Moriane?, en oordeelt niet onverdeeld gunstig over de letterkundige inleiding van H. Paardekooper-van Buuren in de door haar samen met M. Gysseling bezorgde editie van de Moriaen. - K. Heeroma reageert in Andermaal ‘Die blomkin van Brucghe’ op het artikel De forestier van de witte beer van B.H. Erné in de vorige aflevering van dit tijdschrift. - ‘Reinaert en Esopet hebben met elkaar te maken’. Aldus stelt K. Heeroma in de eerste en in de laatste zin van het tweede artikel van zijn hand. - In enkele pagina's tracht Ton van Drunen de volgorde te bepalen van de fragmenten van Loyhier en Malaert. - F. Claes s.j. besteedt aandacht aan Het [Nederlands-Latijnse] woordenboek van Martin Bimart. Hij verschaft enkele gegevens over de samensteller, over de bronnen voor zijn woordenboek en over de verschillende uitgaven ervan. - O. de Neve veronderstelt, dat Borkel eertijds zowel de benaming was voor een grove wollen stof als voor een kledingstuk (een overkleed) uit die stof. Aan het slot doet hij een voorstel over het ontstaan van het woord. - Dezelfde auteur wil de vraag oplossen, wat we moeten verstaan onder Boteram van vrouwen cleren. - Aan de Teuthonista van Gert van der Schuren ligt het Catholicon (Mainz 1460) ten grondslag. In een aantal van zijn verklaringen is Van der Schuren er volgens J.C. Arens “schilderachtig naast!”. - M. van 't Hof en F. Jansen concluderen in Een taal-statistisch
onderzoek, dat het werk van W. Martin, Analyse van een vocabularium met behulp van een computer noch taalkundig noch statistisch op een bijzonder hoog peil staat. R. Lievens bespreekt: G.A. Bredero's Kluchten. Ingeleid en toegelicht door Dr. Jo Daan, en: Gheeraert Vorselman, Eenen nyeuwen coock boeck. Uitgegeven en van commentaar voorzien door Elly Cockx-Indestege. M.C. van den Toorn: W.J.M. van Calcar, Over comparatief- en vergelijkingszinnen. C. Kruyskamp: B. Paasman, J.F. Martinet. Een Zutphens filosoof in de achttiende eeuw.
| |
Spektator 2 (1972/1973), nr. 3
Een taalkunde-nummer, waarin Pieter A.M. Seuren zich overgeeft aan uitvoerige Sociolinguistische overpeinzingen bij een Penguin. - Piet van Caldenborgh en Fritz Zondervan verrichten Een vooronderzoek naar De toepassing van multipele regressie bij de constructie van Nederlandse leesbaarheidsformules met de cloze procedure als criterium. Zij maken onderscheid tussen teksten met een hoge en teksten met een lage leesmoeilijkheid. - S.C. Dik bespreekt het werkwoord Beginnen: semantische en syntaktische eigenschappen, waarbij hij voor een deel voortbouwt op studies van Garcia, Anderson, Perlmutter Fischer & Marshall en Newmeyer over het Engelse to begin. Hij geeft o.m. een aantal semantische noties, waarvan er een deel noodzakelijk zijn voor een goede beschrijving van beginnen. - Tot slot Vrije nieuwsgaring.
| |
| |
| |
Wetenschappelijke tijdingen 31 (1972), nr. 3
P.J.A. Nuyens geeft bekendheid aan Het belang van de persoon en het werk van Hugo Verriest, ‘letterkundige, causeur en animator van de Vlaamse beweging’. Voorafgegaan door enkele biografische gegevens bestaat de rest van het artikel uit een min of meer beredeneerde bibliografie. - Hoe zit het met het Zuidnederlands in het woordenboek van Olinger (1822/1834) vraagt F. Claes s.j.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistiek 39 (1972), nr. 2
Uitgebreid en grondig schrijft Gisela Zifonun Ueber die Unverträglichkeit verschiedener Valenzbegriffe und ihre Verwertbarkeit in semantische Beschreibungen. - Frans Beersmans recenseert de Bijdrage tot de studie van de klankleer van het Brugs op het einde van de Middeleeuwen van R. Willemyns.
| |
Volkskunde 73 (1972), nr. 4
Dit nummer opent met een zeer uitvoerig 35e deel van de Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied. Anne-Marie Viaene-Devynck beschrijft De Frans-Vlaamse grensstreek, die zich uitstrekt van Oost-Cappel tot Winnezele en van Beveren tot Watou. - K.C. P(eeters) wijdt een korte bespreking aan F. Debrabandere, van voornaam tot achternaam.
| |
Moer (1972), nr. 4
In dit nummer staat het lager beroepsonderwijs centraal, en er is gezocht naar de functie van taalbeheersing binnen dit l.b.o., aldus de redactie. Verder houdt Steven ten Brinke ‘een supjektive beschauwing’ onder de titel De VON na 3½ jaar, waarin hij o.m. wijst op de invloed die het beroemde boek van Carl Rogers, Freedom to learn, ook op de VON heeft.
| |
Nova et vetera 50 (1972/73), nr. 2
‘De projectmethode is dus wel een zeer goede methode, doch zou een slecht systeem zijn’, concludeert R. Standaert in zijn beschouwing Projectonderwijs: methode of systeem? - P. Claes is Op zoek naar ‘Het land van Maas en Waal’, een analyse van het door Boudewijn de Groot gezongen chanson van Lennaert Nijgh.
h.h. grünhagen
p.a.m. delen
|
|