Anslo ‘leerling’ van I.V.D.M.D.H.?
In 1646 verscheen een - behoudens spellingvariaties - ongewijzigde herdruk van I.V.D.M.D.H.'s vertaling van Guarini's Pastor Fido, Den Ghetrouwen Herder. Deze was onder andere bedoeld voor ‘de begheerighe tot het Italiaensch’, om ‘de gheseyde spraecke met vermaeck (te) mogen leeren’ (Aen de Leser).
Reyer Anslo vertrok 31/8/1649 naar Italië. Bijna drie maanden eerder voerde men - op 8/6/1649 - voor het eerst zijn Parysche Bruiloft op (ed. Knippenberg, Zwolle 1958, Inleiding). Vers 174 ervan luidt: Het geen men draaght in 't hert, hoe kan men dat verlaten? In Guarini's Pastor Fido leest men (III, 3, 266) Quel che nel cor si porta, invan si fugge, praktisch gesproken het Italiaanse equivalent van Anslo's regel. Guarini geeft parallelle plaatsen uit Horatius:Scandit eratas (lees: aeratas) vitiosa naves Cura, en: Coelum non animum mutant qui trans mare currunt. Deze beklemtonen als het ware de parallellie Anslo-Guarini. Minder frappant, maar toch vermeldenswaard in dit verband, zijn twee andere gevallen, die ik zonder nader commentaar hier geef: Par.Br. 219: Die niet kan 't geen hy wil moet willen 't geen hy kan. PF III, 6, 124-125: Nè, volendo, il potrei, nè, potendo, il vorrei. En Par.Br. 347-348 (Rey I) Doch als men 't minste schynt te hopen Dan gaat de hemel schielyk open. PF IV, Coro 66-68: Speriam, chè'l sol cadente anco rinasce, e'l ciel, quando men luce, l'aspettato seren spesso n'adduce.
Het lijkt mij heel waarschijnlijk dat op de bewuste plaatsen in Parysche Bruiloft Anslo's studie van het Italiaanse middels I.V.D.M.D.H.'s boek kleine bloesemblaadjes, om niet van vruchten te spreken, heeft afgeworpen.
Haren, Achterberghof 3.
P.E.L. VERKUYL