| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande & Belfort 117 (1972), nr. 7
Hugo Brems schrijft in De profeet ontmaskerd over het poëtisch werk van Paul Snoek. - In de Kroniek is Marcel Janssens aan het woord over Marcel van Maele's Ik ruik mensenvlees, zei de reus, is André Demedts niet voldaan over Huurders en onderhuurders (in Nieuw werk van Hella Haasse), levert Ludo Simons een beschouwing over de Vlaamse Beweging en Vlaamse geschiedenis (n.a.v. De Vlamingen. Een volk in beweging, Een natie in wording van Manu Ruys) en oordeelt Albert Westerlinck positief over Louis-Paul Boon als biograaf in een recensie van Pieter Daens. - In de rubriek De laatste ronde wordt o.m. aandacht besteed aan Marnix Gijsens Een stad van heren. Prentenboek van Antwerpen (eveneens door Albert Westerlinck). - Bij de Boekbesprekingen tenslotte wederom Marcel Janssens, nu over Van Ostaijen in het Engels (n.a.v. Homeopathy of the absurd: the grotesque in Paul van Ostaijen's creative prose van E.M. Beekman) en over Een winterboek van J. Bernlef (t.w. Rondom een gat). Verder wordt er aandacht geschonken aan verscheidene literaire debuten.
| |
Ons geestelijk erf 46 (1972), nr.2
B. Spaapen besluit zin serie over Hadewijch en het vijfde visioen.
nr.3
In het anonieme Negenrehande minne horen we de stem van Een geestelijk leider uit de periode van onze minnemystiek, aldus L. Reypens. - P.J. Begheyn vestigt de aandacht op Een onbekende Delftse druk uit 1542 van ‘Een soete meditacie, hoe die verloren siel vanden sone Gods gheuonden is’. - K. Portemann wijst op Het gedicht uit de derde Nederlandse editie van Canfelds ‘Reghel der volmaecktheyt’ (1631).
| |
De gids 135 (1972), nr. 5/6
Over de relatie tussen de Welgevormdheid van zinnen en het lexikon, bekeken vanuit het gezichtspunt van een individuele taalgebruiker, schreef H.J. Verkuyl een boeiend artikel. - ‘Vogelaar is iemand die zelf de beste weerlegging van zijn eigen theorieën vormt’, aldus Ton Anbeek in Jacq Firmin Vogelaars opvattingen over taal en literatuur. - Leo Ross bestrijdt de opvatting van A.L. Sötemann, dat de graad van biografische correlatie met de feiten niet van belang is voor de waarde van een literair werk als zodanig. Hij werkt dit uit aan de hand van Een verfoeilijk en obsceen roman (Schandaal in Holland van E. du Perron). - Literatuursociologie en interdisciplinair onderzoek was de titel van de nu hier afgedrukte lezing van Bert Brouwers op het Nederlandse filologencongres in april 1972.
nr.7
De classica Imke van der Steur beziet Spiegelingen in Mulisch' Oidipous Oidipous.
| |
Maatstaf 20 (1972), nr.5
‘Ik ben de grootste lezer van mijn eigen werk’, zegt Jacques Waterman in een interview dat I. Sitniakowsky met hem had. - Hans Brac is in gesprek met Heere Heeresma, een onderhoud dat eerder in de Dietsche warande werd afgedrukt. - In het Volledig werk van Stijn Streuvels is ook zijn oorlogsdagboek opgenomen,
| |
| |
waaraan Raymond Brulez een cursiefje wijdt (Streuvels in oorlogstijd).
nr.6
Deze aflevering is bedoeld als hommage aan de onlangs 80 jaar geworden Victor E. van Vriesland. E. Verbeek begint met het wijzen op Victor van Vrieslands eigenmachtige groei. Biografisch materiaal, d.w.z. de bekende ‘petite histoire’, wordt aangedragen door Jeanne van Schaik-Willing (Terugdenkend), G. Zalsman (Van Vriesland in Rotterdam) en Adriënne van Vriesland-Canivez (Een kaleidoscoop). Alfred Kossmann geeft het Verslag van een dwaling, de weergave van een gesprek dat hij met Van Vriesland had over diens gedicht Dwalend. Dirk Kroon legt Rekenschap af over het poëtisch oeuvre van Van Vriesland. N.a.v. Grondslag van verstandhouding filosofeert Eldert Willems over het werkelijkheidsgehalte in letterkunde (Tekens van het aanwezige). Volgend jaar verschijnt het Leksikon van de moderne Nederlandse letterkunde onder redaktie van Martien J.G. de Jong en Paul de Wispelaere. Uit dit woordenboek hier Een lemma voor Victor van Vriesland van de hand van De Jong, tevens het besluit van dit speciale Maatstaf-nummer.
| |
Moer (1972), nr.2
Dit nummer is geheel gewijd aan het congres van de VON, dat in het voorjaar van 1972 in Noordwijkerhout werd gehouden. De aflevering bevat inleidingen op de zes verschillende ‘stromen’ die op deze conferentie aan de orde zijn gekomen. Een uitvoerig verslag van het congres is te vinden in Meermoer 3.
nr.3
Voor de tweede maal een aflevering over Lezen. We signaleren een artikel van H.J. Hollaar, die enkele Gedachten over de oriëntatie van het literatuuronderwijs op papier zet onder de titel Lezen met bijbedoelingen? - Van dezelfde auteur ook een overzicht over de spellingsstrijd (Spellingpassen-op-de-plaats).
| |
Neophilologus 56 (1972), nr.4
Van Richard M. Hogg is het ‘review article’ over Progress in linguistics (onder redaktie van Manfred Bierwisch en Karl Erich Heidolph). - C. Minis bespreekt de uitgave van Henric van Veldeken: Eneïde I, II door Gabriele Schieb en Theodor Frings.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 25 (1972), nr. 3
Herdenking August Vermeylen is de titel van deze aflevering. - Om te beginnen wordt Vermeylens rede De Europeesche eenheid in de letterkunde en in de kunst in facsimile naar het handschrift weergegeven, gevolgd door de tekst van een andere voordracht, België en de Europeesche beschaving. - P. Vermeylen karakteriseert in het kort Mijn vader en Henri Rolin belicht August Vermeylen, de senator. - Herinneringen en bevindingen over twee vrienden worden door Max Lamberty naar voren gehaald met betrekking tot August Vermeylen en Lodewijk de Raet. - Als Fransman over een Vlaming is Roger Bodart aan het woord in August Vermeylen dans la forêt des possibles. - In den beginne..., d.w.z. bij de schepping van het Nieuw Vlaams tijdschrift, ontmoette Hubert Lampo voor het eerst Vermeylen. Hij haalt nu herinneringen op. - Ger Schmook richt enkele Spotlights op Vermeylen- | |
| |
details en Gaston Colenbranders besluit de Vermeylen-hommages met een artikel over August Vermeylen en het hoger onderwijs. - In Reflex, de rubriek met het miniscule lettertype, verhalen Manfred Wolf en Cyra McFadden over reacties van studenten van de San Francisco State University op The man in the mirror, de vertaling van Teirlincks Zelfportret. - Verder in deze rubriek Kabouterspelling, een artikel van J.J. Wesselo tegen de nieuwe spellingsvoorstellen en een recensie van Jean Ricardou's Pour une théorie du nouveau roman door Hector-Jan Loreis onder de titel Van de nouveau roman naar Tel Quel. Geen theorie, wel een verklaring.
nr.4
René Gysen - Op weg naar Xing is de titel van een nogal duister opstel van Willy Roggeman. - In Reflex heeft Paul de Wispelaere een Gesprek met Sybren Polet over de relatie tussen literatuur, auteur en politiek.
nr.5
Jef Meert hanteert een eigen literair-kritische werkwijze bij analyses van poëzie van Mark Dangin en Marcel van Maele (in: Verstoppertje spelen).
nr.6
In Reflex is Erik van Ruysbeek aan het woord over poëtica en poëzie van Jan de Roek.
nr.7
Marnix Gijsen opent dit nummer met een In memoriam Raymond Brulez. - J.J. Wesselo maakte reisaantekeningen bij Campert compleet en bij De nulgraad van het schrijven van Roland Barthes.
| |
Orbis litterarum 27 (1972), nr.1
Van de in Illinois docerende François Jort is een beschouwing opgenomen over Littérature comparée et littérature universelle.
| |
Raam (1972), nr.86
Deze aflevering is vrijwel geheel gewijd aan Pierre Borgue. Aan het eind echter maakt J.J. Wesselo zich nog even in gespierde jongens-onder-mêkaar-taal kwaad op Jef Geeraerts, n.a.v. diens Tien brieven rondom liefde en dood (Godverdomme, Jef, nou geen gelul meer). - Tenslotte concludeert F.H.H. Adriaenssen in zijn bespreking (Vertalingen van Il Pastor Fido) van het proefschrift van P.E.L. Verkuyl: ‘Verkuyls studie is, kortom, voor de toekomstige historicus een veilige, solide stepping-stone, op een plaats waar een kiezelsteen afdoende was geweest’.
| |
Spiegel der letteren 14 (1972), nr.3
L. Rens levert Een (nieuwe) interpretatie van Hoofts Granida. - Luk Adriaens wijdt een lange beschouwing aan Maurice Gilliams (als) kunstkritikus. - J. Reynaert heeft getracht een oplossing te vinden voor De verdwaalde verzen (r.477-482) in Beatrijs. - Bij de boekbesprekingen wordt aandacht besteed aan R. Jansen-Siebens editie van De borchgravinne van Vergi, aan de dissertatie van de Utrechtse klassikus R.C. Engelberts (Georgius Macropedius' Bassarus), aan het Dagboek 1878-1923 van Frederik van Eeden en tenslotte aan Deschamps editie van Het tweede handschrift van de ‘Tweede Partie’ van de ‘Spiegel Historiael’.
| |
| |
| |
Standpunte 25 (1972), nr.6 (102)
Etienne Leroux as siklusbouer is de titel van een uitgebreid artikel van F.I.J. van Rensburg. - E.C. Britz beschouwt Die paradox van die syn en die bewussyn in die woordkuns. - Bartho Smits jongste drama Christine kan niet anders dan een mislukking genoemd worden, concludeert J.C. Kannemeyer.
| |
Streven 25 (1972/73), nr.1
Het levenswerk van Knuvelder en zijn motto (nl. ‘er is geen einde aan het maken van vele boeken’) worden door Kees Fens met enig ontzag bekeken.
nr.2
‘Er werd een Nederlands psalmgedicht geschapen’, constateert Kees Fens in zijn bespreking Een nieuwe psalmenvertaling (van Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde).
| |
Tydskrif vir letterkunde 9 (1971), nr.4
In één bladzijde verhaalt Mie-Jeanne Moelaert, dat zij Met Raymond Brulez op het spoor van de muze is geweest. Veel relevante informatie leverde de speurtocht niet op. - S.J. du Toit houdt zich bezig met Totius, Multatuli, in twee volksliedjes.
H.H. Grünhagen
| |
Ons erfdeel 15 (1972), nr.4
De Max Havelaar is in Indonesische vertaling verschenen, een opvallende gebeurtenis. Over de reakties erop schrijft G. Termorshuizen onder de aan een Indonesisch artikel ontleende titel ‘We long for you Max Havelaar’. - In de tweede aflevering van de Taaltoestand in Frans-Vlaanderen geeft Alex Vanneste een Korte diachronie van het Frans in Frans-Vlaanderen (1956-1971). - Een Zuidafrikaans artikel van André P. Brink gewijd aan de dichtbundels van Breytenbach. Blomme vir boeddha: Breyten Breytenbach is geschreven, voordat deze opmerkelijke dichter de bundel liefdesgedichten Lotus en de bundel politieke poëzie Skryt publiceerde. - E. van Raan e.a. zijn de samenstellers van de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling XXVI. - Jan Franken bespreekt de vorig jaar ontdekte fragmenten Vanden Vos Reynaerde. - Houdt het dan nooit op? vraagt Hanneke Paardekooper- Van Buuren zich af naar aanleiding van Oidipous, Oidipous van Harry Mulisch. - Lieven Scheer heeft Ruyslinck doorgelicht in zijn boek Röntgens van Ruyslinck. Marcel Janssens wil het extra vermelden op grond van de informatie over deze schrijver en op grond van de zeer bijzondere interviewtechniek. - Bert Leyns schrijft over de laatste bundel van Jan Vercammen, Het huis ten einde. - Jan van der Vegt over Kwatrijnen in opdracht en Twee uur: de klokken antwoorden elkaar van Ida Gerhardt. - Henk Buurman is zeer positief over de roman Heilig schorem van Harry Platteel.
| |
Spektator 2 (1972-1973), nr.2
Nicolaas François Hoefnagel (1735-84) wordt door A.J. Hanou Een 18e-eeuws broodschrijver genoemd. Het artikel, dat vervolgd wordt, wil vooral de onbekende
| |
| |
biografische achtergrond van Hoefnagel toelichten. In deze aflevering drie hoofdstukjes: ‘Achtergronden: afkomst en familie’, ‘Type geschriften tot 1780’ en ‘Persoon’, waarna een bibliografie het eerste deel besluit. - M.F. Fresco reageert met Dèr Mouw, autonomie, referentialiteit en nog wat op het artikel over Dèr Mouw van de projektgroep Wilmink in Spektator 1 (1971-72), nr.7/8. Het gaat vooral om de verhouding tussen Dèr Mouws filosofisch proza en zijn Brahmanpoëzie. - Ton Anbeek haalt veel overhoop in De wetenschappelijke status van de romantheorie. Beantwoordt romantheoretisch onderzoek aan de eisen, die aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld? Wat is romantheorie? Anbeek besluit zijn artikel als volgt: ‘Exit romantheorie? Nee: het interpreteren van romans is vaak geen eenvoudige bezigheid: het gaat immers om uitspraken over een interpretatie van het bestaan/de wereld. De romantheoreticus heeft door zijn kennis van verhaal- en schrijftechnieken een voorsprong op de gemiddelde lezer, en van die voorsprong kan hij dankbaar gebruik maken bij de beschrijving van zijn object. Dat hij zijn interpretatie zo duidelijk mogelijk moet verantwoorden, is een voorwaarde voor zinvolle communicatie met andere lezers, maar maakt zijn beschrijving nog niet tot wetenschap’. - H. Miedema trekt van leer tegen de University Press Amsterdam, verantwoordelijk voor onder andere de faksimile-uitgave van de werken van P.C. Hooft. De naam suggereert een relatie met de Universiteit van Amsterdam, en die is er niet. Op de uitgaven van de U.P.A. kan nogal wat kritiek geleverd worden. Miedema concludeert, dat een universitaire uitgeverij dringend nodig is, zodat controle en openheid gewaarborgd zijn. - H.C.E. Dupont en T.C. Argotta zijn van mening, dat C. Hamans Met duim en fopspeentje te werk is gegaan in zijn opstel ‘Martien J. doet
Golgotha’ (zie: Spekt. 1 (1971-72), nr.5). Hamans verweert zich met Vere resurrexit. - Tot slot Vrije nieuwsgaring.
| |
Leuvense bijdragen 61 (1972), nr.2
F.G. Droste opent dit nummer met een artikel over Vragen met ‘he’. - G.R.W. Dibbets schrijft over Bewust taalgebruik in de zestiende eeuw: Jacobs Walravens vertaling van The honourable Reputation of a Souldier (1586). - In Taalacribie in twee postincunabels van Willem Vorsterman vergelijkt W.H. Beuken het taalgebruik van het spel Mariken van Nieumeghen en het volksboek Margarieta van Lymborch. - In de rubriek Boekbespreking onder meer beoordelingen van C.P.F. Stutterheim Uit de verstrooiing (door C.B. van Haeringen); F. Claes, De bronnen van drie woordenboeken uit de drukkerij van Plantin (door J.F. Vanderheyden); Reyse van Bruussele vut Brabant te Constantinopels in Thracyen en Reyse van Weenen in Hoosteryc te Constantinopels in Thracyen. Twee reisjournaals uit de jaren 1570-1585, uitgegeven door S. de Vriendt (door F. Claes) en J.J. Spa en A. Sassen, Transformationeelgeneratieve dialectologie (door René Jongen).
| |
Levende talen nr.291
Als brugklassen heterogeen samengesteld zijn, is Gedifferentieerd moedertaalonderwijs in de brugklas noodzakelijk. B.J.M. Schut beschrijft een geheel nieuwe aanpak. De enige conclusie, die hij voorlopig wil trekken, is ‘dat wetenschappelijke begeleiding dringend gewenst zou zijn’. - B.J. Jagt brengt verslag uit van een
| |
| |
Frekwentie-onderzoek van de werkwoordstijden. - Allerwegen valt grote waardering te konstateren voor Den Hertog. H. Hulshof wijdt een beschouwing aan persoon en werk van de negentiende-eeuwse taalkundige: C.H. den Hertog (1846-1902). - Dit boek is wel erg dik... Hoe dik moet het dan zijn? De verhouding, die de onderdelen van het vak Nederlands ten opzichte van elkaar hebben, is onderwerp van het artikel van M.J. Capel en J. Griffioen. - De laatste schrijver doet vervolgens een Voorstel voor een opstel. - Naar J.G.M. Weck gebleken is worden Herhalingsconstructies niet alleen vaak gebruikt in de spreektaal. Ze worden ook vrij geregeld geschreven.
| |
Onze taal 41 (1972), nr.9
In deze aflevering kan men onder meer lezen over: Man vrouw gemeenkunnig, Sterk of zwak? en Schap.
| |
Tijdschrift voor levende talen 38 (1972), nr.4
S. Theissen stelt vast ‘dat de statistische lexicografie nauwelijks nog denkbaar is zonder de hulp van de computer’. Dit wordt eens te meer bewezen door het onderzoek naar De verschuiving van de bn./bw.-uitgang -iek naar -isch.
nr.5
Van dit nummer zijn twee boekbeoordelingen vermeldenswaard. L. Gillet bespreekt M. Rutten, De Interludiën van Karel van de Woestijne en E.M. Beekman, Homeopathy of the Absurd; the Grotesque in Paul van Ostaijen's Creative Prose.
| |
Driemaandelijkse bladen 24 (1972), nr.3
G. Mulder wijdt een eerste aflevering aan De Stellingwerfse dorpsnamen. - Er bestaat verband tussen Reef en refel. Het hoe hiervan wordt uiteengezet door K. Heeroma. - Uit een oud doopboek kan veel verhaald worden. T. de Vries doet het in dit nummer voor de vijfde maal. - De familienamen op -huis in de drie noordelijke provincies vormen een bron, waaruit R.A. Ebeling nu voor een derde aflevering materiaal kan putten. - Tot de vele woorden, waarvan de afkomst in het duister ligt, hoort Jas, het bekende kledingstuk. A.P. de Bont brengt enig licht in deze duisternis.
| |
Taal en tongval 24 (1972), nr.1-2
Beter laat dan nooit is de titel van een artikel van W.N.C.G. van Liere over de scherpe en de zachte ee en het -r-probleem. - Het opstel van J. Taeldeman, (Middel)Westvlaamse alternatieven, bestaat uit twee paragrafen: De representanten van zachtlange en scherplange ee' en ‘De ontwikkeling van wgm. ô’ (zie ook onder Boekbesprekingen). - Een werkgroep bestaande uit O.P.M. Bouwmans, A.H.G. Schaars en A.A. Weijnen houdt zich momenteel bezig met een onderzoek naar de geschiedenis van het werkwoordsysteem in het A.B.N. Als eerste resultaat van haar werkzaamheden de beschrijving van dialektische klankvarianten van het voltooid deelwoord Geroepen. - A. Wynants wijdt een zeer uitvoerig artikel aan Het bepalend lidwoord γənə/jənə. - Zoe, pers vnw. 3e pers. vrouwel. enk. is volgens
| |
| |
Hugo Ryckeboer een uitstervend relikt. - Boekbesprekingen: het boven vermelde artikel van J. Taeldeman is voortgekomen uit zijn beoordeling van R. Willemyns, Bijdrage tot de studie van de klankleer van het Brugs op het einde van de Middeleeuwen. Verder o.m.: A.A. Weijnen, Schets van de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis (door J. de Rooij); G.H. Kocks, Die Dialekte von Südostdrente und anliegenden Gebieten. Eine strukturgeografische Untersuchung (door J.B. Berns); S. de Vriendt, Reyse van Bruussele... (door J. Leenen); F. Claes, De drie bronnen... (door W. Pée); H. Kleijn. Planten en hun naam; een botanisch lexicon voor de Lage Landen (door J. Stroop).
| |
Volkskunde 73 (1972), nr.3
J. Lauwerys publiceert de inhoud van een liedboekje van omstreeks 1784: Zo zongen de begijntjes te Herentals ca. 1800. Elk lied is voorzien van een korte toelichting. - P.J.M. M[eertens] gedenkt Dr. Jop Pollmann, die in januari 1972 overleden is. - K.C. P[eeters] bespreekt F. Debrabandere, Studie van de persoonsnamen in de kasselrij Kortrijk (1350-1400).
| |
Wetenschappelijke tijdingen 31 (1972), nr.1
F. Litmaath vraagt aandacht voor F.A. Snellaert (1809-1872) en het Kunst- en Letterblad (1840-1843). - Over Hugo Verriest en het Davidsfonds kunnen nogal wat feiten meegedeeld worden. P.J.A. Nuyens put zijn gegevens uit de jaarboeken van het fonds. - Volgens C.H.B. Bersma heerst er een Terminologische chaos rond het literaire motief, een chaos die men zelfs gevestigd kan noemen. Bersma geeft een overzicht van de verschillende opvattingen, vervolgens een korte uiteenzetting over de oorzaken van de verwarde toestand en tenslotte enkele suggesties voor het oplossen van de problematiek. - Wat zong Heer Halewijn? vraagt Tj.W.R. de Haan zich af. - In de onlangs ontdekte onbekende Reynaert I-fragmenten staat een vers, dat E. Cramer-Peeters wil lezen als Hi helle mi onder eenen boem in plaats van ‘hi helsede...’.
nr.2
E. Rombauts, K. Porteman en D. van den Auweele brengen uitvoerig verslag uit van Het internationale Reinaert-colloquium, dat gehouden is in Leuven, 15-17 mei 1972. Ze besteden aandacht aan alle voordrachten.
| |
Dokumentaal 1 (1972), nr.3
In dit derde nummer van het ‘informatie- en communicatiebulletin voor neerlandici’ opnieuw een overzicht van Bibliografische scripties, die gemaakt zijn aan de ‘Stedelijke technische leergangen voor Bibliotheekwezen’ te Antwerpen. - Een artikel over Tijdschriftenruil: doublettenkwartet van de redakteur zelf. - De derde aflevering van Aanzet tot een Repertorium van de registers op tijdschriften. - Het meest opmerkelijk in dit nummer is de publikatie van Bob van de Velde: Bijdrage tot een tijdschriften-bibliografie, eerste gedeelte. Hierin geeft hij een verrassende aanvulling op ‘Publikaties over tijdschriften’ van W. Gobbers in het vorige nummer. Het vervolg wordt opgenomen in Dokumentaal 2 (1973), nr.l.
P.A.M. Delen
|
|