Onbevlekte ontvangenis (n.a.v. Heinsius' Lof-sanck van Iesus Christus, vss. 165-166)
In de editie van Heinsius' Lof-sanck van Iesus Christus, voor de Zwolse drukken en Herdrukken bezorgd door het trio Rank, Warners, Zaal, wordt in de Inleiding door Warners bovenvermelde term gebruikt. De inleider blijkt aldaar, op pag. 68, ermee aan te duiden het geloofsgegeven dat Christus (en nu citeer ik Scriverius' noot bij de aangeduide verzen van de Lof-sanck, afgedrukt op pag. 240) ‘na de bootschap vanden engel, door de overkomste van den Heyligen Geest (...) in de maecht ghekomen’ is. Dat wil zeggen: Christus is ontvangen van de H. Geest, niet van een aardse vader, i.c. Josef. Zulk een ontvangenis onbevlekt te noemen sticht verwarring. Immers, in het (theologisch) spraakgebruik van rooms-katholieke christenen komt deze term voor met een andere betekenis. Hij duidt daar op het geloofsgegeven dat, in de bewoordingen van de dogma-afkondiging van 8 december 1854 door Pius IX, Mari ‘in primo instanti suae conceptionis fuisse singulari Dei privilegio, ab omni originalis culpae labe praeservatam immunem’ (mijn curs. P.V.). Het onbevlekt uit de hier besproken term betekent derhalve zonder (erfzonde-) vlek en niet: zonder (aardse) vader. De rooms-katholieke kerk heeft nimmer te geloven voorgehouden dat Maria uit een maagd geboren is, en spreekt alleen met betrekking tot Maria van haar ‘onbevlekte ontvangenis’. Christus' geboorte uit een maagd, waarover Heinsius spreekt, impliceert - gegeven de leer van de vererving der erfzonde - Zijn onbevlekte ontvangenis. Maar daarover kan men, evenals bij Maria's onbevlekte ontvangenis het geval is, eenvoudigweg niet realistisch spreken (cfr. Warners, Inleiding pag. 68). Men kan dat, indien men wil, wel over het wonder van Christus' ontvangenis. Deze ontvangenis aanduiden met dezelfde term als gebruikt wordt voor Maria's conceptie, lijkt mij niet wenselijk.
P.E.L. VERKUYL