Een in dubbel opzicht ‘vreemde’ constructie?
Op 10/11 oktober 1971 wijdde H. Le Bidois, die tot kort voor zijn dood met nimmer aflatende zorg de ‘taalwacht’ heeft gehouden in het dagblad Le Monde, twee kolommen aan een ietwat stroeve, maar toch bij de beste Franse auteurs nogal eens voorkomende constructie:
a. | Les vagues de sentiment qu'on craignait qui ne fussent point des caprices; |
b. | Un style qu 'on ne peut nier qui soit reconnaissable. |
Dit noemde André Thérive, volgens Le Bidois, ‘un charmant gallicisme’.
Onder het lezen van dat artikel schoten mij onmiddellijk een paar Nederlandse zinnen te binnen zoals:
c. | ...een Fransche tolk... die, gheloof ick dat hem oock niet grondich verstaan heeft
(Bredero, ‘Reden aan de latynsche - geleerde’, bij Weijnen, Zeventiende-eeuwse taal, 5de dr., 326); |
d. | ...en wat zij afwachtte wist zij dat komen zou
(Couperus, Van oude mensen... 8ste dr., 42); |
e. | ...een herinnering aan Avelghem, die ik hoop dat U aangenaam moge zijn (Verwey, Brief aan Streuvels, in European Context, Feestbundel Weevers, 326). |
Met de argeloosheid, die nu eenmaal aan buitenlanders eigen is, dacht ik dat, gezien de opvallende analogie tussen de door Le Bidois besproken Franse zinnen en de hierboven aangehaalde Nederlandse zinswendingen, het wel mogelijk zou zijn om a. en b. zonder meer in het Nederlands over te brengen:
aa.: | De gevoelsvlagen die men vreesde dat geen grillen waren; |
bb.: | Een stijl die je niet kunt loochenen dat herken baar zou zijn. |
Deze proeven van transpositie heb ik nu aan enkele Hollandse vrienden (ontwikkelde mensen, maar geen neerlandici) laten zien. Ze werden telkens met grote beslistheid afgekeurd als ‘on-Nederlands’, ja zelfs als ‘barbaars’.
Ik weet natuurlijk even goed als iedereen dat sinds de tijd van Bredero heel wat water onder de bruggen van de Amstel is doorgestroomd, dat de schrijfwijze van Couperus nooit en dat die van Verwey niet altijd normatief is. Desalniettemin wilde ik het niet hierbij laten. Ik sprak daarover met mijn medewerker in Nanterre, de heer J. van der Stap, die toen ijverig aan het zoeken is gegaan in Nederlandse kranten en tijdschriften. Ziehier een deel van zijn oogst:
f. | De ongehuwde vrouw die een huwelijk aangaat met iemand die ze weet dat al getrouwd is; |
g. | Een man die allen zeggen dat voor zo'n taak niet in de wieg gelegd is; |
h. | Als zij de woorden die zij weten dat nutteloos zijn maar vermijden; |