Nogmaals rottenis
Ntg. LXV, 389 heb ik verondersteld dat het woord rottenis door Verstdijk zou gevormd zijn. Daarvoor voerde ik aan, dat het woord in het oeuvre van Vestdijk meermalen voorkomt, terwijl het, ‘zover mij bekend, in geen woordenboek te vinden is’. Achteraf heb ik tot mijn beschaming ontdekt, dat het wèl in een woordenboek te vinden is, en liefst in het woordenboek bij uitnemendheid, het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Deel XIII daarvan geeft in kolom 1463 twee zeventiende-eeuwse bewijsplaatsen van rottenis, onder de afleidingen bij rotten II. Bovendien heeft de heer A. Faber, Ede, mij gewezen op een twintigste-eeuws voorbeeld bij Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (9e druk; Haarlem, 1957), blz. 143.
Ik heb dus Vestdijk te veel eer aangedaan met in hem de maker van rottenis te vermoeden. Erger is de oneer die ik mezelf heb aangedaan met een niet te verontschuldigen onachtzaamheid.
Utrecht, september 1972
Karel Doormanlaan 158
c.b. van haeringen