Engelse meervouden verenkelvoudigd
De bladvulling van Prof. Zaalberg NTg. LXV, 62, aansluitend bij die van Dr. Willems NTg. LXIII, 279, over een enkelvoudig clubs en een meervoudig clubsen, heeft voor mij een laat licht doen opgaan over een woord dat ik in het eerste decennium van deze eeuw in Rotterdam heb horen gebruiken en ook zelf gebruikte, en dat ik toen gespeld zou hebben tengs. Thans, onder de nieuwe belichting, zou ik de meer ‘etymologische’ spelling tenks een goede kans geven.
Dat enkelvoudige tengs toch was, zoals ik pas nu goed inzie, niets anders dan wat iedere Rotterdammer kende als (meervoudig) tweede lid van de samenstelling petroleumtanks of liever petrolietanks. Die plaatijzeren oliereservoirs stonden, toen meer in het oog vallend dan nu, ergens aan de linkeroever van de Maas. Dat dit tengs ook later in Rotterdam en omgeving nog bekend was, is mij medegedeeld door iemand die in 1937 in Schiedam geboren is; hij herinnerde zich tengs uit zijn jongensjaren.
Het ligt voor de hand dat het meervoud tengsen luidde, maar dat herinner ik me toch niet zo betrouwbaar vast als het enkelvoud. Ook mijn schiedamse zegsman was daarvan niet zeker. Royen daarentegen heeft ‘een volwassene uit (zijn) omgeving’, in Utrecht dus, geregeld van tanksen horen spreken: Buigingsverschijnselen I, 50. Of dat meervoud algemeen (laag-)- utrechts is? Die volwassene durfde nogal wat morfologische vrijheden aan: hij pluraliseerde sirene tot sireners! Dat geeft geen hoge dunk van zijn ontwikkelings- en beschavingspeil. Het wettigt zelfs enigermate het vermoeden dat hij zijn tanksen met de klinker van tang sprak, en niet met de keurige ‘engelse’ klinker van het rotterdamse tengs. Waarmee dan niet gezegd wil zijn dat tengs ‘hoog-rotterdams’ was, en daarom niet voor pluralisering tot tengsen in aanmerking kwam.
Toch hoeft het aarzelen over dat meervoud, èn bij de Schiedammer èn bij mij, niet te berusten op gebrekkige herinnering; het kàn een feitelijke achtergrond hebben. Het lijkt niet gewaagd, een parallel te trekken met een andere ontlening aan het Engels, die op een veel hoger peil van beschaafdheid ligt, nl. rails. Hoewel ook dat een meervoud is, zal iemand die het met een enkelvoudige werkwoordsvorm verbindt (b.v. de rails zet uit door de warmte of de rails wordt opgebroken), deswege nog niet de blaam op zich laden van geen ‘ABN’ te te spreken of geen Engels te kennen. Royen, Buigingsverschijnselen I, 51 geeft uit gedrukte bronnen een voorbeeld van de rails lag en een van de rails liep. Maar een meervoud railsen, gesproken reelsen of reelzen, kan iemand die pretendeert ‘ontwikkeld man’ en ‘ABN’-spreker te zijn, zich niet veroorloven.
Als nu twee mensen met een rotterdams-schiedams verleden het bestaan van tengsen niet durven garanderen, dan kàn dat erop wijzen dat die pluralis op zijn ‘volkstaal’-niveau weerstand ontmoette, evenals reelsen of reelzen op ‘ABN’-niveau. De Engels-kennende ‘ABN’- spreker schrikt voor reelsen of reelzen terug als zijnde dat àl te on-engels, en de eenvoudige Rotterdammer kan het vage besef gehad hebben dat een op -s eindigend woord als tengs ook wel een meervoud zou kunnen voorstellen.
Utrecht, Karel Doormanlaan 158
c.b. van haeringen