‘Eige(n)’ bij Vondel
In het Weijnen-nommer van Taal en Tongval heb ik onder de aandacht willen brengen, dat een zinsnede in de Inhoudt van Lucifer door verscheiden uitgevers foutief, door de meeste niet, en door J. Bergsma korrekt geannoteerd is (T. en T. XXI, blz. 272-274). Het betrof de uitdrukking: (Lucifer,) ‘uit blinde liefde tot zyn eige, benyde Godts onbepaalde grootheit’. Bergsma in zijn Pantheon-editie beschouwde zyn eige als een attributieve bepaling bij grootheit, en ik meende dat zijn gelijk onbetwistbaar is.
Maar blijkens de Handelingen van het eenendertigste Nederlands(e) Filologencongres (Gron. 1971, blz. 140) is het wel betwist. Daarom wil ik herinneren aan twee plaatsen uit Leeuwendalers. Eerst het antwoord van Hageroos op het verwijt van de Rey, dat ze op de fatale lotingsdag is gaan jagen:
Ick zoek mijn eige niet, maar Leeuwendaels fortuin. (vs. 898)
Dan de beschuldiging van Lantskroon, dat Vrerick zich niet wil verplaatsen in zijn voestervaderlijk leed, als Adelaert door het lot is aangewezen:
't Valt mackelijck zijn vlack in 's anders bloet te spoelen.
Men voelt zijn eigen eerst, een anders weedom lest. (vs. 1524-1525)
Het is niet toevallig, dat eige en eigen verschillend gespeld worden: fortuin is vrouwelijk, weedom mannelijk. De uitgangen tonen de attributieve funktie aan, en leveren dus steun op voor de zienswijs van Bergsma.
Van deze samentrekkings-konstruktie dient men wel te onderscheiden het zelfstandige gebruik van eigen, evenals in de vorige gevallen voorafgegaan door een bezittelijk voornaamwoord:
Mijn naem is Kommerijn, dit lant mijn vaderlant.
Ick zocht uit dezen twist, aen eenen andren kant,
Nootdruftigheit en rust, gestooten uit mijn eigen;
En teegh den Rijn op, toen de staertstar ons quam dreigen. (vs. 109-112)
Ook in de beroemde verzen uit Roskam:
Wat lietghe uw' soonen na, doen 's levens licht wou neygen?
Indien 't gemeen u roept, besorgt het als uw eygen (vs. 39-40)
en:
Wat's d'oorsaeck (van de ‘swaerigheên van onsen staet’)?...
Die 't algemeen versuymt, en vordert slechs haer eygen: (vs. 58-59)
Niet ten onrechte annoteert de W.B.-editie het woord eigen op de eerstaangehaalde plaats als: eigendommen, bezittingen. In Roskam, waar die editie geen annotatie geeft, zullen we eigen moeten weergeven als ‘bezit, belang, zaken’ of iets van die kracht. Misschien weet nog niet ieder neerlandicus, dat de heer King in Cambridge bezig is, een concordantie op de werken van Vondel voor te bereiden, die met behulp van de computer zal worden vervaardigd. De heer King was zo vriendelijk, mij alvast mee te